EXAMEN SEMESTER Flashcards

1
Q

Hoe zag de protoplaneet aarde eruit?

A

Dikke laag wolken
geen continenten enkel oceanen
(1/10) van de aarde -> kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf onze zonnestelsel 4 miljard jaar geleden

A

De aarde bewoog rond de zon met ongeveer een 20-tal planeten met allemaal dezelfde grote. Met 4 resterende planeten: Mercurius, Venus,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het effect van de botsing met protoplaneten

A

Sommige protoplaneten weken van baan af, en er ontstond een versmelting van deze planeten
De aarde is ontstaan uit meerdere botsingen van protoplaneten die samen versmolten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstond de maan?

A

Brokstukken van laatste botsing van de aarde met een andere protoplaneet

De brokstukken zweefden in een baan van de aarde (vergelijkbaar met de ringen van saturnus), en zijn dan uiteindelijk samengetrokken tot de maan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verklaar: geosfeer

A

binnen de aarde zijn er verschillende schillen, alle schillen samen is de geosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verklaar: atmosfeer

A

laag van gassen rond de geosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verklaar: hydrosfeer

A

al het water dat zich boven en rond de aardoppervlakte bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verklaar: biosfeer

A

alle levende organismen op aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de aarde kan als één groot ecosysteem beschouwd worden met de ……….. die geleverd worden door de ……….

A

abiotische factoren ( niet levend)
geosfeer, atmosfeer,hydrosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In de oceanen ontwikkelde zich het eerste leven, en zo werden ……….. aan het ecosysteem toegevoegd

A

biotische factoren (levend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke eonen bestaan er?

A

Archaïcum, proterozoïcum, Phanerozoïcum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke era’s bestaan er?

A

Cenzolicum, Mesozoïcum, Paleozoïcum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke periodes bestaat het Mesozoïcum

A

Trias,Jura,Krijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke periodes bestaat het Quartair?

A

Pleistoceen (temperatuurschommelingen, ijstijden), Holoceen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer begint het Paleozoïcum?

A

541 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat verstaan we onder Pangea?

A

het is een supercontinent

17
Q

Wat is een massa-extinctie?

A

Massaal uitsterven van 1 of meer diersoorten

18
Q

Geef enkele oorzaken van het huidige biodiversiteitverlies

A

klimaatopwarming
de enorme bevolkingstoename na de industriële revolutie

19
Q

Tijdens welke periodes vonden de 3 verschillende gebergtevormingsfases plaats?

A

Caledonische -> siluur
Hercynische -> carboon
Alpiene -> Paleogeen tot nu

20
Q

Tijdens welke periodes hadden we de ijstijden?

A

Carboon - Perm
tijdsvak: Pleistoceen

21
Q

Tijdens welke periodes was het gevoelig warmer dan nu?

A

Trias, Jura, Krijt

22
Q

Welke periodes leefde de mens?

A

tijdvak: Holoceen

23
Q

teken de opbouw van de atmosfeer

A

zie kladblad

24
Q

Geef de factoren die de temperatuur op aarde beïnvloeden

A
  • breedteligging en culminatiehoogte
  • de hoogte
  • tegenstelling land-water
  • invloed van de zeestromingen
  • reliëf
25
Q

teken: intertropen

A

zie foto’s

26
Q

Wat verstaat men onder gesloten heelal

A

De zwaartekracht is sterker dan de uitdijende beweging
het heelal sluit zich

27
Q

leg occlusiefront uit

A

Koufront heeft de neiging zich sneller te verplaatsen dan een warme front
-> koude lucht van het koufront komt in contact met koude lucht van het warmtefront

28
Q

hoge luchtdruk als:
lage luchtdruk als:

A

p > 1013 hPa
p < 1013 hPa

29
Q

leg uit: isobaren

A

lijn met punten van gelijke druk