EXAMEN 3 Flashcards
1
Q
à mi-temps
A
halftijds
2
Q
une annonce
A
een jobaanbieding
3
Q
assurer
A
op zich nemen
4
Q
à temps partiel
A
deeltijds
5
Q
à temps plein
A
voltijds
6
Q
le barème
A
het barema
7
Q
le CDD
A
het contract van bepaalde duur
8
Q
le CDI
A
het contract van onbepaalde duur
9
Q
couramment
A
vlot
10
Q
démissionner
A
ontslag nemen
11
Q
engager
A
aanwerven
12
Q
être disposé à
A
bereid zijn tot
13
Q
le licenciement
A
het ontslag
14
Q
postuler
A
solliciteren
15
Q
le profiel
A
het profiel
16
Q
le salaire
A
het salaris
17
Q
le brevet
A
het brevet
18
Q
la croissance
A
de groei
19
Q
être titulaire de
A
houder zijn van
20
Q
la formation
A
de opleiding
21
Q
poser sa candidature
A
zich kandidaat stellen
22
Q
le poste
A
de job
23
Q
la vacance
A
de vacature
24
Q
vacant
A
openstaand
25
un atout
een troef
26
en engagement
een verbintenis
27
un internaute
een internetgebruiker
28
un lien
een link
29
un moteur de recherche
een zoekrobot
30
un navigateur
een browser
31
un pare-feu
een firewall
32
un (cyber) pirate
een hacker
33
un programmeur
een programmeur
34
un réseau social
een sociaalnetwerksite
35
le téléchargement
het downloaden
36
la barre d’outils
de werkbalk
37
la base de données
de database
38
la devise
het motto
39
la faille de sécurité
het veiligheidslek
40
la mise à jour
de update
41
la page d’accueil
de homepage
42
collaborer
samenwerken
43
décevoir
ontgoochelen
44
développer
ontwikkelen
45
faire défiler
scrollen (door)
46
imprimer
printen, afdrukken
47
tricher
spieken, valsspelen
48
exigeant
veeleisend
49
numérique
digitaal
50
polyvalent
veelzijdig
51
être connecté
verbonden zijn, online zijn
52
hors ligne
offline
53
tenir un blog
een blog bijhouden
54
typen
tapper
55
klikken
cliquer
56
online
enligne
57
brancher
inpluggen
58
le fichier
file
59
le logiciel
de software
60
le disque dur
harddisk
61
le matériel
hardware
62
vraagt om je terug te bellen
vous demande de rappeler
63
afleverproblemen
problèmes de livrasion
64
niet alles is afgeleverd
tout n’a pas été livre
65
snel terugbellen
rappeler au plus vite
66
l’entrepôt
magazijn
67
moedertaal
langue maternelle
68
sait conduire un chariot élévateur à fourche
weet hoe hij een heftruck moet besturen
69
quotidienne
dagelijks gebruik
70
le site d’enchères
de opbodsite
71
le décalage
het verschil, de kloof
72
le pari
de weddenschap
73
indélébile
onuitwisbaar
74
la recommandation
de aanbeveling
75
élogieux
lovend
76
afbakenen
cerner
77
tape-à-l’oeil
schreeuwerig
