Feelings, emotions Flashcards
(35 cards)
het humeur
the mood
Ik ben verveeld.
I am bored
Het werk is saai
the work is boring
Het kind is vervelend.
The kid is annoying
Het kind is irritant.
The kid is irritating
Ik ben boos
I am angry
Ik ben kwaad
I am angry
Ik ben geïrriteerd.
I am irritated
De hond is grappig.
The dog is funny.
Ik ben vrolijk.
I am cheerful.
De film is eng.
The movie is scary.
Ik ben bang
I am scared.
Dit werk is vermoeiend.
The work is tiring.
ik ben moe
I am tired.
Het verhaal is treurig.
The story is sad.
Het verhaal is triest.
The story is sad.
Ik ben verdrietig.
I am sad.
Planeten zijn interessant.
planets are interesting.
Ik ben geïnteresseerd in planeten.
I am interested in planets.
Ik ben gealarmeerd
I am alarmed
Ik ben geamuseerd
I am amused.
Ik ben gechoqueerd, geschrokken
I am shocked, shocked
Ik ben gedeprimeerd.
I am depressed.
Ik ben gefascineerd.
I am fascinated.