Formuleren Uitdrukkingen Flashcards

(230 cards)

1
Q

Heel wat in de melk te brokkelen hebben

A

Veel te zeggen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Naar iemands pijpen dansen

A

Alles doen wat iemand vraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Scheve ogen geven

A

Leiden tot jaloezie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit den boze (zijn)

A

Erg ongepast (zijn); verboden (zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De dans ontspringen

A

Ontkomen aan het gevaar/ het onheil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zonderslag of stoot

A

Zonder enige tegenstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een hoge borst opzetten

A

Verwaand zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In arren moede

A

Ten einde raad; bij gebrek aan beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De kluts kwijt (zijn)

A

In de war (zijn); van zijn stuk gebracht (zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Praten als Brugman

A

Veel en overtuigend spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn poot stijf houden

A

Niet toegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ten lange leste

A

Op het laatst; uiteindelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Door de knieën gaan

A

Het verzet opgeven; ergens met tegenzin mee akkoord gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met iets in zijn maag zitten

A

Een probleem hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Iemand tegen zich in het harnas jagen

A

Iemand door eigen toedoen boos maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zijn kans schoon zien

A

Van de gelegenheid gebruik maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Iemand iets betaald zetten

A

Wraak op iemand nemen; iemand straffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tot in lengte van dagen

A

Heel lang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wijd en zijn bekend zijn

A

Overal bekend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Van heinde en verre

A

Van dichtbij en veraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Boontje komt om zijn loontje

A

Iemand krijgt wat hij verdient (iets ongunstigs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wie kaatst, moet de bal verwachten

A

Wie een ander plaagt, kan verwachten dat die iets terug doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dood en … zaaien

A

Verderf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gepokt en …

A

Gemazeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
In kannen en …
Kruiken
26
Kant noch … raken
Wal
27
Kommer en …
Kwel
28
Mitsen en …
Maren
29
Pompen of …
Verzuipen
30
Schering en …
Inslag
31
Te hooi en te …
Gras
32
Van toeten noch … weten
Blazen
33
Dood en verderf zaaien
Moorden en plunderen op grote schaal
34
Kant nog wal raken
nergens op slaan; onzin zijn
35
Kommer en kwel
Ellende; narigheid
36
In kannen en kruiken
Goed geregeld en voor elkaar
37
Gepokt en gemazeld
Zeer ervaren
38
Mitsen en maren
voorwaarden; bezwaren
39
Te hooi en te gras
op ongeregelde tijden; zo nu en dan
40
Schering en inslag
Vaak voorkomend
41
Van toeten noch blazen weten
volkomen onkundig zijn; van niets weten
42
Pompen of verzuipen
Al het mogelijke doen om de zaak te redden
43
De lusten en de …
Lasten
44
Er zit kop noch … aan
Staart
45
Ergens heet noch … van worden
Koud
46
Hemel en … bewegen
Aarde
47
Het kan vriezen, het kan …
Dooien
48
Met vallen en …
Opstaan
49
Na veel plussen en …
Minnen
50
Zijn natje en zijn … krijgen
Droogje
51
Tussen hoop en … leven/zweven
Vrees
52
Wis en …
Waarachtig
53
Hemel en aarde bewegen
Alles doen om iets gedaan te krijgen.
54
Ergens heet noch koud van worden.
Zich nergens iets van aantrekken.
55
De lusten en de lasten
Plezierige en minder plezierige zaken.
56
Er zit kop noch staart aan
Elk logisch verband ontbreekt
57
Het kan vriezen, het kan dooien.
Het kan alle kanten uit gaan
58
Wis en waarachtig
Zeer zeker
59
Tussen hoop en vrees leven/zweven
In onzekerheid zitten over de afloop.
60
Na veel plussen en minnen
Na zorgvuldig afwegen
61
Met vallen en opstaan
Door mislukkingen
62
Zijn natje en zijn droogje krijgen
Voorzien worden in zijn behoeften.
63
Als puntje bij … komt
Paaltje
64
Buigen of …
Barsten
65
Als puntje bij paaltje komt
Als het erop aankomt
66
Buigen of barsten
Het is kiezen tussen meegeven of kapotgaan
67
Door roeien en ... gaan
Ruiten
68
Door roeien en ruiten gaan
je door niets laten tegenhouden; alles doen om je doel te bereiken.
69
Door schade en ...
Schande
70
Door schade en schande
Door je fouten en mislukkelingen (leren)
71
Kind noch ... hebben
Kraai
72
Kind noch kraai hebben
geen kinderen of andere familieleden hebben.
73
Na lang wikken en ...
Wegen
74
Na lang wikken en wegen
na alle voors en tegens afgewogen te hebben.
75
Op stel en ...
Sprong
76
Op stel en sprong
dadelijk, onmiddellijk, meteen.
77
Taal noch ...
Teken
78
Taal noch teken
geen enkele levensteken
79
Zijn hele hebben en ...
houwen
80
Zijn hele hebben en houwen
al zijn bezittingen
81
Zonder blikken of ...
Blozen
82
Zonder blikken of blozen
zonder van kleur te veranderen; onbeschaamd.
83
De tering naar de ... zetten
Nering
84
De tering naar de nering zetten
De uitgaven aanpassen aan de inkomsten.
85
Een aardje naar zijn ... (hebben)
Vaartje
86
Een aardje naar zij vaartje (hebben)
Qua karakter op zijn vader lijken.
87
Het reilen en ...
Zeilen
88
Het reilen en zeilen
De gang van zaken.
89
Hutje bij ... leggen
Mutje
90
Hutje bij mutje leggen
Kleine geldbedragen bij elkaar schrapen.
91
Iemands handel en ...
Wandel
92
Iemands handel en wandel
Iemands doen en laten; iemands levenswandel
93
In geuren en ...
Kleuren
94
In geuren en kleuren
Zeer uitvoerig en gedetailleerd.
95
Slikken of ...
Spugen
96
Slikken of spugen
In plaats van dankbaarheid commentaar krijgen.
97
Stank voor ... krijgen
Dank
98
Stank voor dank krijgen
Met grote tegenzin.
99
Tegen heug en ...
Meug
100
Tegen heug en meug
Wat je verdiend hebt, meteen weer uitgeven.
101
Van de hand in de ... leven
Tand
102
Van de hand in de tand leven
Iedereen weet dat al.
103
De broekriem aanhalen:
het zuiniger aan doen.
104
Geld over de balk smijten
geld verspillen.
105
Iets in de doofpot stoppen
iets verzwijgen; ervoor zorgen dat men niets meer van een discutabele kwestie hoort.
106
Een duit in het zakje doen
een bijdrage leveren.
107
Over één kam scheren
op dezelfde manier behandelen; geen onderscheid maken.
108
Iets op zijn kerfstok hebben
iets misdaan hebben (zonder dat de overtreder hiervoor al gestraft is).
109
Iets aan de grote klok hangen
iets aan iedereen bekendmaken; iets overal rondbazuinen.
110
De koud en de kop krijgen
afgewezen worden; teleurgesteld worden.
111
Onder de loep nemen
nauwkeurig onderzoeken; precies bekijken.
112
Door de mand vallen:
Betrapt worden
113
Iemand de mantel uitvegen
iemand heftig uitfoeteren; iemand streng berispen.
114
Het mes snijdt aan twee kanten
je behaalt tegelijkertijd twee voordelen.
115
De pan uitrijzen
erg snel stijgen (vaak m.b.t. prijzen/kosten)
116
Het niet onder stoelen of banken steken
je mening (afkeuring) duidelijk laten blijken; er geen geheim van maken.
117
Uit een ander vaatje tappen
een andere aanpak/benadering kiezen.
118
Nu komt de aap uit de mouw
nu blijkt wat de werkelijke bedoeling is.
119
Er zit een addertje onder het gras
achter de schone schijn schuilt een gevaar.
120
De kool en de geit sparen
oplossingen zoeken die beide partijen geen pijn doen.
121
Daar kraait geen haan naar
daar schenkt niemand aandacht aan; daar komt niemand achter.
122
Geen slapende honden wakker maken
geen aandacht vestigen op iets waarvan men nadeel kan ondervinden
123
De kat de bel aanbinden
(als eerste) een moeilijke beslissing ter sprake brengen.
124
De kip met de gouden eieren slachten
iets afstoten dat zeer winstgevend is.
125
De koe bij horens vatten
een alstige zaak stevig aanpakken.
126
Voor de leeuwen gegooid worden
iets zonder voorbereiding voor een kritisch publiek moeten doen.
127
Een luis in de pels zijn
bezorgen; hinderlijk kritisch zijn.
128
Dat muisje krijgt nog een staartje
deze zaak zal nog (nadelige) gevolgen hebben.
129
Iemand blij maken met een dode mus
iemand iets moois in het vooruitzicht stellen, wat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn / waar niets van terecht komt
130
Iemand blij maken met een dode mus
iemand iets moois in het vooruitzicht stellen, wat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn / waar niets van terecht komt. Als een olifant door de porseleinkast gaan: Het paard achter de wagen spannen: de zaak volstrekt verkeerd aanpakken. Zijn schaapjes op het droge hebben: voor zijn hele leven genoeg geld verdiend hebben. Op alle slakken zout leggen: moeilijk doen over allerlei kleinigheden. Boter bij de vis (doen): meteen bij levering betalen. Twee vliegen in één klap slaan: twee problemen gelijktijdig oplossen. Vlinders in de buik hebben: verliefd zijn. Parels voor de zwijnen werpen: het goede verspillen aan hen die het niet waarderen.
131
Als een olifant door de porseleinkast gaan
zeer lomp en ontactisch te werk gaan.
132
Het paard achter de wagen spannen
de zaak volstrekt verkeerd aanpakken.
133
Zijn schaapjes op het droge hebben
voor zijn hele leven genoeg geld verdiend hebben.
134
Op alle slakken zout leggen
moeilijk doen over allerlei kleinigheden.
135
Boter bij de vis (doen)
meteen bij levering betalen.
136
Twee vliegen in één klap slaan
twee problemen gelijktijdig oplossen.
137
Vlinders in de buik hebben:
Verliefd zijn
138
Parels voor de zwijnen werpen
het goede verspillen aan hen die het niet waarderen.
139
Een slag om de arm houden
een voorbehoud maken; iets toezeggen onder voorwaarden.
140
Iemand op het verkeerde been zetten
iemand ergens een verkeerde indruk van geven.
141
Tegen de borst stuiten
een afkeer van iets hebben, iets volstrekt verkeerd vinden.
142
Iemand onder de duim houden:
Iemand in je macht hebben
143
Het/ze achten de ellebogen hebben
achterbaks zijn; je anders voordoen dan je bent.
144
Iemand de hand boven het hoofd houden
iemand ten onrechte beschermen
145
Het hoofd in de schoot leggen
de moed verliezen; het opgeven
146
Iets onder de knie hebben/krijgen:
Iets beheersen/leren
147
Geen blad voor de mond nemen
ronduit je mening geven (wat anderen daar ook van denken).
148
Een oogje in het zeil houden
(iets) in de gaten houden.
149
Iemand het vuur (na) aan de schenen leggen:
Iemand onder druk zetten
150
Zijn snor drukken
ertussen knijpen; zich ergens aan onttrekken.
151
Iemand aan de tand voelen:
Iemand ondervragen
152
De vinger aan de pols houden
in de gaten blijven houden of alles goed gaat.
153
Op grote voet leven:
Met geld smijten
154
een Babylonische ...
Spraakverwarring
155
een barmhartige ...
Samaritaan
156
Met ... bekijken
Argusogen
157
Een doorn in het ...
Oog
158
Zijn handen in ... wassen
Onschuld
159
Een homerisch ...
Gelach
160
De lier aan de ... hangen
Wilgen
161
Met de manten der ... bedekken
Liefde
162
Een wet van ...
Meden en Perzen
163
Een rib uit mijn ...
Lijf
164
Een teken aan de ...
Wand
165
On zak en ... zitten
As
166
een Babylonische spraakverwarring
Een toestand in een vergadering, waarbij men elkaar niet meer begrijpt doordat iedereen door elkaar praat
167
een barmhartige samaritaan
een persoon die zich belangeloos over iemand anders ontfermt
168
met argusogen bekijken
met argwaan volgen; wantrouwend zijn
169
Een doorn in het oog
een flinke ergernis
170
Zijn handen in onschuld wassen
verklaren onschuldig te zijn
171
een homerisch gelach
schaterend, onbedaarlijk gelach
172
De lier aan de wilgen hangen
voorgoed stoppen met dichten of een andere activiteit
173
Een wet van de Meden en de Perzen
een wet of regel waaraan niets valt te veranderen
174
Een teken aan de wand
een dreigende waarschuwing, iets wat tot grote bezorgdheid stemt
175
In zak en as zitten
diep ongelukkig zijn
176
met de mantel der liefde bedekken
uit barmhartigheid verzwijgen of goedpraten
177
Een rib uit m'n lijf
wat heel veel geld kost of gaat kosten
178
in den vreemde
In het buitenland
179
onverrichterzake
zonder datgene gedaan te hebben wat men wilde
180
Des duivels
Zeer boos
181
heden ten dage
Nu; tegenwoordig
182
de haren rijzen je te berge
je bent echt geschokt en stomverbaasd
183
te goeder trouw
betrouwbaar; te vertrouwen; eerlijk
184
Te zijner tijd
dan; als het een keer zo ver is
185
Ten voeten uit
typisch; karakteristiek
186
Uit den boze
verboden; wat beslist niet gedaan mag worden
187
Ten laste leggen
officieel beschuldigen van
188
Te allen tijde
(Altijd)
189
Achilleshiel
Je zwakke plek
190
Pyrrusoverwinning
Gewonnen maar alle soldaten zijn dood
191
In aansluiting ...
Op
192
... aanzien van
Ten
193
In antwoord ...
Op
194
... attentie van
Ter
195
... behulp van
Met
196
Ten bate ...
Van
197
... behoeve van
Ten
198
Met betrekking ...
Tot
199
... gevolge van
Ten
200
... grond van
Op
201
Aan de hand ...
Van
202
... hoofde van
Uit
203
Ter hoogte ...
Van
204
... ingang van
Met
205
... middel van
Door
206
In overeenstemming ...
Met
207
... uitzondering van
Met
208
In aansluiting op
Na
209
Ten aanzien van
Aangaande
210
In antwoord op
X
211
Ter attentie van
Voor
212
Met behulp van
X
213
Ten bate van
Voor
214
Ten behoeve van
Voor
215
Met betrekking tot
Aangaande
216
Ten gevolge van
Door
217
Aan de hand van
middels
218
Uit hoofde van
Wegens
219
Ter hoogte van
Bij
220
Met ingang van
Vanaf
221
Ten koste van
X
222
Door middel van
Middels
223
Ten opzichte van
jegens
224
In overeenstemming met
Conform
225
In strijd met
Tegen
226
Ten tijde van
Gedurende
227
Met uitzondering van
Uitgezonderd
228
In verband met
Vanwege
229
In verhouding met
X
230
In weerwil van
Ondanks