Woordenschat Latijnse Woorden/Begrippen Flashcards

(125 cards)

1
Q

Antidepressiva

A

Middelen die neerslagtigheid onderdrukken of voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Crescendo

A

Toenemend; stijgend; langzaam sterker worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Data

A

Gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Essentie

A

Wezen; hoofdzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Exemplarisch

A

Als voorbeeld; bij wijze van voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Expressief

A

Veelzeggend; met sterke uitdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Focus

A

Datgene waar je je op concentreert; brandpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Imago

A

Beeld dat mensen van iets of iemand hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Legitiem

A

Wettig; rechtmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Medium

A

Middel (om informatie te verspreiden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oratie

A

Redevoering; toespraak; (ook:) eerste openbare college van een hoogleraar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Therapie

A

Geneeswijze; manier om psychische en fysieke aandoeningen te genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ad hoc

A

Voor deze zaak; voor dit doel in het bijzonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ad rem

A

Gepast; ter zake; (ook:) gevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Alter ego

A

Andere kant van jezelf; tweede ik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Casu quo (c.q.)

A

In het zich voordoende geval [en niet ‘respectievelijk’]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Communis opinio

A

Algemene mening; opvatting van de gemiddelde burger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Conditio sine qua non

A

Noodzakelijke voorwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Contradictio in terminis

A

Term of uitspraak die een innerlijke tegenspraak bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Corpus delicti

A

Voorwerp waarmee een misdrijf is gepleegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Cum laude

A

Met lof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cum suis (c.s.)

A

Met de zijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Deo volente (D.V.)

A

Zo de Heere wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ex aequo

A

Op gelijke hoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Modus operandi
Werkwijze
26
Mutatis mutandis
Met de veranderingen die nodig zijn bij een andere toepassing
27
Nota bene (NB)
Let goed op
28
Persona non grata
Ongewenst persoon
29
Postscriptum (PS)
Naschrift; toevoeging in een brief of mail ná de handtekening
30
Primus inter pares
De eerste onder zijns gelijken
31
pro Deo
Voor niets; zonder financiële vervoeding
32
Stante pede
Meteen; op staande voet
33
Status quo
Toestand waarin zich iets bevindt; bestaande toestand
34
Sub rosa
Vertrouwelijk; in vertrouwen
35
Tabula rasa
Onbeschreven blad; schone lei
36
Terra incognita
Onbekend land; zaak waarvan men niets weet
37
Carpe diem
Pluk de dag
38
Divide et impera
Verdeel en heers
39
Errare humanum est
Vergissen is menselijk
40
In vino veritas
Wie dronken is, laat zijn ware aard zien
41
Memento mori
Gedenk te sterven; onthoud dat je sterfelijk ben
42
Mens sana in corpore sano
Een gezonde geest in een gezond lichaam
43
Morituri te salutant
Zij die gaan sterven, groeten u
44
Nil volentibus arduum
Niets te moeilijk voor hen die willen
45
Nomen est omen
De naam is een voorteken
46
Pecunia non olet
Geld stinkt niet
47
Ora et labora
Bid en werk
48
Quo vadis?
Waarheen gaat gij?
49
Si vis pacem, para bellum
Wie vrede leifheeft, wapene zich then oorlog
50
Vanitas vanitatum, omnia vanitas
Ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid
51
Veni, vidi, vici
Ik kwam, zag en overwon
52
Alter
Ander
53
-antroop
Mens
54
-arch(ie)
Heerser, heersen, regering
55
Audi(o)-
Geluid
56
Bio-
Leven
57
Chrono-/-chroom
Tijd
58
-cratie
Heerschappij, staatsvorm
59
Demo-
Volk
60
Didact
Leren
61
-fiel
Vriend van, beminnend
62
-fobie
Angst voor
63
Fysio-
Lichaam
64
-gamie
Huwelijk
65
-geen
Soort, aard, afstammen
66
Geo-
Aarde
67
-grafie/-graaf
Beschrijving/beschrijver
68
-gram
Letter, geschrift
69
Hetero-
Ander, ongelijk, wisselend
70
Homo-
Eender, hetzelfde, gelijk
71
-logie/-loog
Leer, wetenschap/wetenschapper
72
Macro-
Groot, lang
73
-manie/-maan
Waanzin, geestdrift
74
Mega-, megalo-
Groot
75
Micro-
Klein
76
Neo-, novum
Nieuw
77
-oniem
Naam
78
Ortho-
Recht
79
-pathie/patho(s)
Pijn, lijden, gevoel
80
Poly-
Veel, meer
81
Potent
Kunnen, vermogen
82
Pseudo-
Vals, onwaar
83
Psyche
Geest, ziel
84
-scoop/-scopie
Kijken (naar), kijker
85
Tele-
Ver
86
-theek
Bewaarplaats
87
Theo-
God
88
Therapie
Behandeling, verzorging
89
These
Stelling
90
Un-/uni-
Één
91
Verbum
Woord
92
Visie
Zicht
93
Xeno-
Vreem(eling)
94
A-/an-
On-, niet
95
Anti-
Tegen
96
Aut(o)-
Zelf, eigen
97
Bi-
Twee
98
Co-/col-/com-/con-
Met (z'n tweeën), tegelijkertijd
99
Contra-
Tegen(over), omgekeerd
100
De-/des-
Niet, uiteen
101
Di-
Twee
102
Dia-
Door, doorheen
103
Dis-
Niet
104
Ex-
Uit
105
Extra-
(Naar) buiten
106
In-/il-/im-/ir-
On-, niet
107
Inter-
Tussen
108
Intra-
Binnen, in
109
Intro-
(Naar) binnen
110
Mono-
Alleen, enig
111
Omni-
Alle
112
Para-
Tegen(over), naast
113
Post-
Na
114
Pre-
Voor(uit), van tevoren
115
Pri(m)-
Eerste
116
Pro-
Voor(uit)
117
Proto-
Oer-
118
Re-
Terug-
119
Semi-
Half
120
Sub-
Onder
121
Super-
Groot
122
Supra-
Boven
123
Sym-/syn-
Samen
124
Trans-
Overheen
125
Ultra-
Uiterst