frans moeilijke woorden Flashcards
(73 cards)
1
Q
A
2
Q
La cheville
Scheef
A
de enkel
3
Q
de enkel
A
la cheville
4
Q
la joue
jou
A
de wang
5
Q
de wang
A
la joue
6
Q
La lévre
leveren
A
lippen
7
Q
Lippen
A
La lévre
8
Q
Menton
men denkt
A
Kin
9
Q
Kin
A
menton
10
Q
Cuisse
gespabnnen …. voor Quiz
A
Dij/bil
11
Q
Dij/bil
A
Cuisse
12
Q
L’ongle
ongeluk
A
nagel
13
Q
nagel
A
l’ongle
14
Q
La peau
Po kung fu panda
A
huid
15
Q
huid
A
Peau
16
Q
Poing
iemand slaan in oude cartoons
A
vuist
17
Q
vuist
A
Poing
18
Q
La poitrine
je … is je hartspost
A
borstkas
19
Q
borstkas
A
la poitrine
20
Q
sein
zin in kippen…
A
borst
21
Q
borst
A
sein
22
Q
une plaie
pleister over de ….
A
wond
23
Q
wond
A
une plaie
24
Q
une plâtre
een plaat … over de bruek
A
gips
25
une entorse
| een tors/draai
verstuiking
26
verstuiking
une entorse
27
Cassé
| Crashé
gebroken
28
gebroken
cassé
29
Avoir du mal à + infinitif
Moeite hebben om
30
Moeite hebben om
Avoir du mal à + infinitif
31
Avoir l’air + adjectif
er..... uitzien
32
er..... uitzien
Avoir l’air + adjectif
33
Avoir mal à
pijn hebben aan
34
pijn hebben aan
Avoir mal à
35
Être mal à l’aise
(niet) op zijn gemak zijn
36
(niet) op zijn gemak zijn
Être mal à l’aise
37
Être en forme
in vorm zijn
38
Se sentir bien/mal
zich slecht/goed voelen
39
in vorm zijn
Être en forme
40
zich slecht/goed voelen
Se sentir bien/mal
41
un cachet
| een klein kasje voor....
een tablet
42
een tablet
un cachet
43
un comprimé
| gecomprimeerd
een tabletje
44
een tablet
un comprimé
45
une goutte
| goot
druppel
46
druppel
une goutte
47
un pansement
| plak cement
pleister
48
une pastille
| een pastille in het nederlands
een zuigtablet
49
pleister
un pansement
50
een zuigtablet
une pastille
51
une pommade
| pompen op je huid
zalf
52
een zalfje
une pommade
53
s'allonger
languit gaan liggen
54
languit gaan liggen
s'allonger
55
Attraper
| a trap
iets vangen
| een ziekte opvangen
56
iets vangen
| een ziekte
attraper
57
Appuyer
| pressurize
drukken op
58
drukken op
Appuyer
59
Se blesser à
| zich bleseren aan
zich verwonden aan
60
se casser
| kapot maken
iets breken
| een bot
61
zich verwonden aan
se blesser à
62
iets breken
| een bot
se casser
63
prescrire
| prescribe
voorschrijven
64
voorschrijven
prescrire
65
une Angine
| een angst in de keel
een keelontsteking
66
een keelontsteking
une angine
67
une bronchite
een (zware) verkoudheid
| een normale verkoudheid is un rhume
68
een (zware) verkoudheid
une bronchite
69
une brûlure
| broiler in het engels
brandwonde
70
un coup de
| coup detait is staatsgreep dus gesch
een slag van
71
een brandwonde
une brûlure
72
een slag van
un coup de
73
une prise de sang
| sang is bloed prise is pirqu
bloedafname