Frans voc extra bundel pagina 3 en 4 Flashcards
(45 cards)
1
Q
afgaan
A
(se) déclencher
2
Q
ontdekken
A
découvrir
3
Q
starten, beginnen
A
démarrer
4
Q
ontwikkelen
A
développer
5
Q
aanwerven
A
embaucher
6
Q
gebruiken
A
employer
7
Q
uitrusten met
A
équiper de
8
Q
verwijderen, uittrekken
A
enlever
9
Q
doven
A
éteindre
10
Q
fabriceren, vervaardigen
A
fabriquer
11
Q
vastmaken
A
fixer
12
Q
functioneren
A
fonctionner (le fonctionnement)
13
Q
invoegen
A
insérer
14
Q
uitvinden
A
Inventer
15
Q
een uitvinder/-ster
A
un inventeur/ une inventrice
16
Q
een uitvinding
A
une invention
17
Q
(op)heffen
A
lever
18
Q
werken
A
marcher
19
Q
mengen
A
mélanger
20
Q
beginnen te
A
(se) mettre à
21
Q
aanzetten
A
mettre en marche
22
Q
toestaan
A
permettre de
23
Q
plaatsen
A
placer
24
Q
produceren
A
Produire
25
een producent
un producteur
26
een product
un produit
27
programmeren
programmer
28
dienen voor + subst./om te + inf.
servir à +subst./+inf.
29
gebruikmaken van
se servir de
30
gelegen zijn, situeren
situer
31
omvormen
transformer
32
gebruiken
utiliser
33
bevestigen
valider
34
controleren
vérifier
35
met behulp van
à l’aide de
36
binnen/binnenin
à l’intérieur (de)
37
buiten
à l’extérieur (de)
38
in hout
en bois
39
in leder
en cuir
40
in ijzer
en fer
41
in metaal
en métal
42
in plastic
en plastique
43
in glas
en verre
44
dankzij
grâce à
45
een wereldreis maken
faire le tour du monde
