Fysica - 7 Elektriciteit Flashcards

(78 cards)

1
Q

eenheid + symbool elektrische lading

A

q in Coulomb C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke ladingen stoten elkaar af?

A

gelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de elektrische kracht of de coulombkracht Fc?

A

De interactie of kracht tussen elektrische ladingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een elementaire lading?

A

de kleinst mogelijke negatieve lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan een elektrische neutraal voorwerp elektrisch worden?

A

Door wrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom kunnen alleen de negatieve elektronen worden uitgewisseld bij een uitwisseling van elektrische ladingen?

A

Omdat de positieve protonen vastzitten in de kern van een atoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als je negatieve ladingen uit een neutraal voorwerp haalt?

A

Dan wordt het voorwerp positief en omgekeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is een voorwerp elektrisch geladen?

A

Als het voorwerp niet evenveel positieve als negatieve ladingen heeft.

-> pos geladen vwp bevat meer pos dan neg ladingen
-> neg geladen vwp bevat meer nef dan pos ladingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het behoud van lading?

A

Dat de totale lading altijd dezelfde blijft wanneer je ze over verschillende voorwerpen herverdeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wordt het meer wegnemen uit een neutraal voorwerp steeds makkelijker of steeds moeilijker? Verklaar.

A

moeilijker, want het voorwerp is nu positief geladen en trekt de elektronen steeds meer terug aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke energie bezitten gescheiden ladingen?

A

potentiële elektrische energie

-> stijgt evenredig met het aantal gelijke ladingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de negatieve pool? +synoniem

A

Een voorwerp met veel negatieve ladingen is de negatieve pool of minpool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de positieve pool? + synoniem

A

Een voorwerp met veel positieve ladingen is de positieve pool of pluspool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de spanning U?

A

het verschil per lading tussen de 2 polen waar er verschil is in potentiële elektrische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een spanningsbron?

A

Een toestel dat 2 polen een bepaalde spanning geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met wat meet je de spanning over een spanningsbron?

A

Met een voltmeter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

symbool + eenheid spanning

A

U in V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

formule spanning (2)

A

U = ΔE/q
U = I . R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

symbool voltmeter

A

streep (cirkel met V in) streep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

symbool spanningsbron

A

–|+ - i–

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een gelijkspanningsbron?

A

Daarbij blijven de ladingen gedurende een lange tijd of zelfs altijd op dezelfde pool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een wisselspanningsbron?

A

Daarbij wisselen de positieve en negatieve ladingen op de polen voortdurend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een elektrische stroom?

A

De beweging van ladingen (veroorzaak door een spanningsbron die ladingen tussen polen in beweging brengt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarop moet je letten, als je een batterij in een toestel plaatst? Leg uit.

A

Een batterij is een gelijkspanningsbron. Je moet de batterij met de juiste pool verbinden, anders zal het toestel niet werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn goede geleiders? Waarom?
metalen -> ze hebben veel vrije elektronen
26
Wat zijn isolators? Waarom?
- vooral niet-metalen -> ze hebben minder vrije elektronen en zorgen dus voor veel minder stroom -> niet-geleiders
27
Wat is de stroomsterkte I?
De verplaatsing van ladingen door de doorsnede van een geleider in een bepaalde tijdsduur.
28
symbool + eenheid stroomsterkte
I in ampère A
29
Hoe meet je de stroomsterkte van een stof?
Met een ampèremeter
30
formule stroomsterkste (2)
I = Δq/Δt in A I = U/Rv
31
symbool ampèremeter
streep (cirkel met A in) streep
32
Wat is gelijkstroom, DC?
ladingen die altijd in dezelfde zin door de doorsnede van een geleider bewegen -> direct current
33
Wat is wisselstroom, AC?
ladingen die met een wisselende zin door de doorsnede van een geleider bewegen -> alternating current
34
Door wat loopt elektrische stroom?
door een stroomkring
35
Uit wat bestaat een stroomkring?
verschillende elementen en componenten van de schakeling. Die zijn met elkaar verbonden door geleiders (flexibele of niet-flexibele)
36
symbool snoer
lange streep
37
symbool elektrisch toestel of verbruiker
streep rechthoek streep
38
symbool lamp
streep (cirkel met een kruis in) streep
39
symbool open schakelaar
streep - bol - schuine stok aan bol - bol -streep
40
Wat zorgt voor een open stroomkring?
Een open schakelaar -> er vloeit geen elektrische stroom door dat deel van de stroomkring
41
Wat zorgt voor een gesloten stroomkring?
Een gesloten schakelaar -> er vloeit een elektrische stroom door dat deel van de stroomkring
42
Wat is de elektronenstroomzin?
Elektronen bewegen van de negatieve naar de positieve pool onder invloed van de spanningsbron
43
Wat is de conventionele stroomkring?
van de pos pool naar neg pool
44
Hoe ziet een I(U) grafiek eruit?
rechte door de oorsprong recht evenredig elektrische geleidbaarheid G constant
45
symbool + eenheid elektrische geleiding
G in siemens S
46
formule elektrische geleiding
G = I/U
47
Wat is de weerstand R van een geleider?
de 'moeite' die elektrische ladingen moeten doen om zich door de materie te bewegen.
48
Wanneer is de weerstand klein?
Bij een geleider -> je hebt veel stroom voor een bepaalde spanning en de ladingen verplaatsen zich makkelijk
49
Wanneer is de weerstand groot?
Bij een isolator -> je hebt minder stroom waardoor de ladingen zich nauwelijks verplaatsen
50
Hoe ziet een U(I)- grafiek eruit?
rechte door de oorsprong recht evenredig weerstand R constant
51
symbool + eenheid weerstand
R in ohm omegateken
52
Met wat meet je de weerstand?
ohmmeter
53
symbool ohmmeter
streep rechthoek streep
54
formule weerstand
R = U/I in ohm
55
Hoeveel bedraagt de netspanning?
230 Volt
56
Wat is het joule-Effect?
het effect van de opwarming van een weerstand door het vloeien van een elektrische stroom. Ek stijgt = Ew stijgt
57
symbool + eenheid
Q in Joule J
58
formule ontwikkelde thermische energie
Q = R . I² . Δt
59
Wat is het elektrisch vermogen P?
De hoeveelheid energie die een weerstand of toestel per seconde verbruikt
60
symbool + eenheid elektrisch vermogen
P in watt W
61
formule elektrisch vermogen
P = U . I
62
symbool + eenheid elektrisch verbruik
ΔE in Ws of J
63
formule elektrisch verbruik
ΔE = P . Δt
64
hoeveel J is 1kWh?
3,6.10(6)J
65
Op welke 3 manieren kun je de weerstanden in een stroomkring vinden?
- serieschakeling - parallelschakeling - gemengde schakeling
66
Hoe is de stroomsterkte I bij een serieschakeling?
gelijk (ladingen kunnen nergens anders heen) I1 = I2 = I3 = ...
67
Hoe is de spanning U bij een serieschakeling?
de som van de spanningen over alle weerstanden afzonderlijk Utot = U1 + U2 + U3 ...
68
Wat is de vervangingsweerstand Rv in een serieschakeling?
Rv = R1 + R2 + R3 + ...
69
Wat is het vertakkingspunt of knooppunt bij een parallelschakeling?
Het punt waar elektrische ladingen zich net voor de parallel geschakelde weerstanden verdelen in de vertakkingen
70
Hoe is de stroomsterkte I bij parallelschakeling?
I = I1 + I2 + I3 ...
71
Hoe is de spanning U bij parallelschakeling?
U = U1 = U2 = U3 = ...
72
formule grote vervanginsweerstand bij parallelschakeling?
1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ...
73
Wat is een gemengde schakeling?
Een schakeling van meerde in serie en parallel geschakelde weerstanden
74
Wat doet een zekering?
Meet voortdurend de stroomsterkte in een schakeling.
75
Wanneer ontstaat er kortsluiting?
Als plots de toelaatbare stroomsterkte door een weerstand in een elektrisch toestel wordt overschreden
76
Wanneer onderga je elektrocutie?
Als je lichaam rechtstreeks in contact komt met een uitwendige elektrische stroom
77
Wat is de aarding?
een beschermingsgeleider zodat de elektrische stroom de weg naar de aarde verkiest boven ons lichaam
78
Wat is de verschilstroomschakelaar of differentieschakelaar?
Meettoestel dat op de kabels van de stroomkring geplaats wordt.