Fysica - Elektrodynamica (samenvatting) Flashcards

(60 cards)

1
Q

Formules:
serieschakeling (3)

A

I = cnt
U = U1+U2+…
Rs = R1+R2+…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Formules:
parallelschakeling (3)

A

I = I1+I2+…
U = cnt
1/Rs = 1/R1+1/R2+…
-> Rs = Ri/N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Formules:
Wet van Ohm

A

U = R.I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formules:
Wet van Joule (3)

A

P = U.I
P = R.I²
P = U²/R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een serieschakeling van weerstanden?

A

daarin staan alle componenten in een tak achter elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeeld serieschakeling

A

lampjes ve kerstboom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe meet je de spanning bij een serieschakeling?

A

door een voltmeter over alle weerstanden te plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 2 wetten bij serieschakeling?

A
  • Wet 1: de som vd partiële spanningen over de aparte weerstanden is gelijk ad totale spanning (U=U1+U2)
  • Wet 2: de spanning verdeelt zich over de verschillende weerstanden recht evenredig met de grootte vd weerstanden (U1/U2=R1/R2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is de spanning het kleinst of het grootst over de grootste weerstand bij een serieschakeling?

A

het grootst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de stroomsterkte door de verschillende weerstanden bij een serieschakeling?

A

overal hetzelfde:
U1/R1=U2/R2
of
I1=I2 (uit wet 2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 2 toepassingen van weerstanden in een serieschakeling?

A
  • huishoudtoestellen: voor de warmtewerking (thermische functie)
  • in elektronische ketens/ingewikkelde schakelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een parallelschakeling v weerstanden?

A

daarin staan alle componenten naast elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorbeeld parallelschakeling

A

bv verschillende kookplaten ve fornuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe meet je de stroom bij een parallelschakeling?

A

met een ampèremeter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 2 wetten bij parallelschakeling?

A
  • Wet 1: de som vd stroomsterkten id vertakkingen is gelijk ad totale stroomsterkte id keten (I = I1+I2+…)
  • Wet 2: de stroomsterkten id vertakkingen zijn omgekeerd evenredig met de grootte vd daarin opgenomen weerstanden (I1/I2=R2/R1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 2 risico’s van elektriciteit?

A

brand en elektrocutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn 4 maatregels van de wetgeving om de risico’s van elektriciteit te voorkomen?

A
  • A.R.E.I.
  • CE-keurmerk
  • CEBEC-keurmerk
  • KEMA-KEUR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is A.R.E.I.?

A

algemeen reglement op de elektrische installatie -> moet daaraan voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het CE-keurmerk? (3)

A
  • voldoet ad veiligheidseisen v Europa
  • is nodig om op de Europese markt te verhandelen
  • geen kwaliteitsgarantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is KEMA-KEUR?

A

een keurmerk uit Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe ziet de elektriciteitsleiding eruit bij een binnenhuisinstallatie?

A

bevat minstens 2 draden:
- nulgeleider = N = meestal blauw
- fasegeleider = F = meestal rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de spanning tussen de nul- en de fasegeleider?

A

230V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke geleider komt er bij als de elektriciteitsleiding bij een binnenhuisinstallatie naar een contactdoos gaat?

A

de aardgeleider = geel-groen
=> verbonden met metalen lus id fundering van een gebouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de 3 oorzaken van brand bij elektriciteit?

A
  • foutief gebruik van een toestel
  • te grote stroom door een draad
  • slecht contact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Leg uit hoe foutief gebruik van een toestel kan leiden tot brand.
bv sterke lamp te dicht bij gordijn, kledingstuk op radiator, afgedekte frietketel op te hoge temp, ... -> warmte kan niet weg zoals het zou moeten => warmteophoping = brand
26
Leg uit hoe een te grote stroom door een draad kan leiden tot brand.
-> P = R.I² Hoe groter de stroom, hoe meer warmte per seconde in de draad ontstaat.
27
Leg uit hoe slecht contact kan leiden tot brand.
bv door beschadigde draad, contactdoos in een vochtige muur is geoxideerd, ... Op de plaats vh slecht contact ontstaat een extra weerstand Rc. Als een toestel aangesloten wordt met weerstand Rt, wordt er warmte ontwikkeld. Het vermogen in het slecht contact is dan: P = Rc.I² = Rc. U²/(Rc+Rt)²
28
Wat is kortsluiting? (2)
ontstaat als... - de fasegeleider maakt rechtstreeks contact met de nulgeleider - 2 punten ve stroomkring worden verbonden door een draad met verwaarloosbare weerstand -> kortsluiting v 1 gebruiker
29
Geef een voorbeeld van kortsluiting.
- snoer doorsnijden met grasmaaier - isolatie smelt doordat de draad te dicht bij een warmtebron zit - water morsen over een ingeschakeld toestel - ...
30
Wat is elektrocutie?
Als de stroom door je lichaam gaat
31
Is spanning gevaarlijk bij elektrocutie?
nee, vooral de stroom die door je lichaam gaat
32
Wat is een zenuwprikkel bij elektrocutie?
kleine elektrische stroom door een zenuwbaan -> geprikkelde spier trekt samen
33
Waarom krijg je bij elektrocutie ongewilde spiersamentrekkingen?
doordat de stroom via de zenuwbanen naar de spieren gaat waar ze dan reageren en samentrekken
34
Wat zijn 3 voorbeelden van ongewilde spiersamentrekkingen als gevolg van elektrocutie?
- geleider niet meer kunnen loslaten - hartspier: fibrillatie - spieren borstkas: ademhalingsmoeilijkheden
35
Door welke 4 dingen wordt het effect van elektrocutie bepaald?
- grootte van de stroom - duur van de stroom - baan van de stroom door het lichaam - frequentie vd wisselstroom
36
Welk effect heeft 1mA op je lichaam?
nauwelijks waarneembaar
37
Welk effect heeft 1-5mA op je lichaam? (2)
kramp, verstijving vd spieren
38
Welk effect heeft 5-7mA op je lichaam?
moeilijkheden om draad los te laten
39
Welk effect heeft 7-20mA op je lichaam?
draden kunnen niet losgelaten worden
40
Welk effect heeft 20-40mA op je lichaam?
pijnlijke samentrekkingen vd spieren bv borstspieren -> ademhalingsnood of zelfs dood
41
Welk effect heeft 40-200mA op je lichaam?
kamerfibrillatie: normale pers- en zuigbeweging vd hartspier stopt, zodat de bloedcirculatie stopt.
42
Welk effect heeft >200mA op je lichaam? (2)
zenuwen, spieren en weefsel worden vernietigd -> brandwonden genezen slechts langzaam
43
Welk effect heeft >1mA op je lichaam? (2)
- veel warmteontwikkeling: stolling v eiwitten en vorming v gifstoffen - na een ogenschijnlijke verbetering sterf het slachtoffer
44
Door wat wordt de grootte van de stroom in je lichaam bepaalt?
door de spanning en de weerstand van het lichaam
45
Hoeveel bedraagt de veiligheidsspanning?
24V -> de hoeveelheid dat een persoon in korte tijd (5sec) kan aanraken zonder erge schade
46
Welke 3 weerstanden van het lichaam heb je en hoeveel bedragen ze?
- lichaamsweerstand: 250-1000Ω - aanrakingsweerstand: 400-100.000Ω - contactweerstand: 400-100.000Ω
47
Leg uit hoe de duur van de stroom door je lichaam een effect heeft op de effecten van elektrocutie.
Korte impulsen zijn minder schadelijk -> bv schrikdraad ve weide: 10kV
48
Leg uit hoe de baan v stroom door het lichaam een effect heeft op de effecten v elektrocutie.
Grootste risico als de stroom door je hartstreek, longen of nieren gaat. -> aanraking met hand en voeten hebben aarding = door dat hand naar hart en naar tegenovergestelde been terug uit lichaam -> aanraking met hand en ander hand heeft aarding = door hand, door longen en langs ander hand lichaam weer uit -> aanraking met voet en andere voet heeft aarding = door die voet, door nieren en door ander been weer uit.
49
Leg uit hoe de frequentie vd wisselstroom een effect heeft op de effecten van elektrocutie.
- grootste risico: 10-200Hz - elektriciteitsnet = 50Hz -> een hoge frequentie gaat door de huid en niet door het lichaam
50
Door welke 4 dingen kan je elektrocutie door rechtstreekse aanraking vermijden?
- isolatie geleiders - contactdozen: stekkeropeningen liggen dieper - afsluitplaatsjes in veiligheidscontactdozen - gedeeltelijk geïsoleerde pennen bij platte stekker
51
Hoe werkt elektrocutie door onrechtstreekse aanraking?
doordat de behuizing van een toestel onder spanning komt te staan door defect in isolatie = massaverbinding
52
Hoe kan je elektrocutie door onrechtstreekse aanraking vermijden? (4)
- aarding: geleidende verbinding met de grond - dubbele isolatie: behuizing zelf ook isolerend, aarding overbodig - ADS = automatische differentieelschakelaar, verliesschakelaar, lekstroomschakelaar - ontbreekt de stroomkring als het verschil in stroomsterkte tussen de F en N een bepaalde waarde overschrijdt.
53
Wat is overbelasting?
wanneer er te veel toestellen op eenzelfde kring worden aangesloten; de stroom in de kring is de som vd stromen door elk toestel (parallelschakeling)
54
Wat zijn zekeringen?
beveiliging ve kring tegen te grote stroomsterkte
55
Welke 2 vormen van zekering hebben we gezien?
- smeltveiligheid: zekering die een draadje bevat dat doorsmelt als de stroom te groot is - automatische zekering: steunen op het magnetische effect ve elektrische stroom
56
Wat is elektrische stroom? + formule
de hoeveelheid lading die in een tijdsinterval een bepaalde doorsnede ve geleider passeert. -> I = Q/delta t
57
Waarom kan een isolator geen ladingen verplaatsen?
omdat die geen vrije elektronen heeft
58
Aan welke vwd moet voldaan zijn om een stroom te hebben tussen 2 punten? (2)
- er moet een spanning (= potentiaalverschil) zijn tussen die 2 punten. Om de stroom in stand te houden, moet de spanning tussen de punten behouden blijven en kun je bv een bron gebruiken - in de ruimte tussen de 2 punten moeten er vrije ladingen zijn. Hier zijn dat de vrije elektronen id geleider
59
Hoe loopt de conventionele stroomzin?
buiten de stroombron: + naar - binnen de stroombron: - naar +
60
laatste 4 kaartjes zijn v weerstanden 2 maar stond niet op leerstofoverzicht!!
bekijk ook zeker de oefeningen van dit hoofdstuk!!