Gatentekst - les 1-2-3 Flashcards
(21 cards)
De boerin rijdt met __________ over de akker.
de trekker
‘De appel valt niet ver van de boom’ is een __________ .
het spreekwoord
____________ ‘met hart en ziel’ betekent ‘met veel enthousiasme’.
de uitdrukking
We houden van __________ door een vreemde stad; we zien wel waar we uitkomen.
dwalen
Ze leest het gedicht voor zonder te ____________
haperen
De visser heeft_______.Hij haalt een grote vis uit het water.
beet
Gijs zegt: ‘Ik gooi het bijltje erbij neer.’ Dat is __________ en hij zegt daarmee dat hij het opgeeft.
figuurlijk
Hij zet een punt achter de zin. Dat is ________ ‘ergens een punt achter zetten’.
letterlijk
Mijn ouders __________ een beetje _________ in de muziek uit hun jeugd; ze houden niet van de muziek van deze tijd.
blijven …….. hangen
Mijn oma is, ____ _______ _______ ________, een wandelend woordenboek. Ze kent de betekenis van alle woorden.
bij wijze van spreken
Met haar heb ik nog ____ _____ ____ ________. Ze kwam niet op onze afspraak.
een appeltje te schillen
De winkel geeft gratis knuffels weg. De mensen zijn er ________ ________ _____ ________ .
als de kippen bij
De jongen wil niet voetballen, hin vindt er ___________ ________ _________
geen bal aan
Van computer heb ik ____ _______ __________
geen kaas gegeten
De kinderen komen _________ _________ _________ ________ . Iedereen begrijpt wat ze bedoelen.
goed uit hun woorden
Met hem heb ik nog _______ _________ _______ _____ _________ over de grap die hij met me heeft uitgehaald.
een hartige woordje te spreken
Met hem heb ik nog _______ _________ _______ _____ _________ over de grap die hij met me heeft uitgehaald.
een hartige woordje te spreken
Onze plannen _________ ______ ______ __________. Er komt niets van terecht.
lopen in de soep
Houd je echt van melk? Ik niet, maar ________ _________ .
smaken verschillen
‘________ ________ __________ _________’ , zei de schrijver toen zijn boek uitkwam.
‘Wie schrijft die blijft’
Het is _________________ dat ik mijn kleine broetje help met ovesteken.
vanzelfsprekend