geheugen begrippen Flashcards

(66 cards)

1
Q

Hebbian learning

A

als twee cellen veelvoudig samen vuren versterkt de band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DRM paradigma

A

als men een lijst worden aanbiedt waarbij alle woorden gerelateerd zijn aan een woord dat niet in de lijst voorkomt zegt 80% dat woord alsnog bij reproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

shallow processing

A

niet semantische verwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sensorieel register

A

duur; heel kort
capaciteit; groot
aard; veridicaal; komt overeen met de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

expliciet geheugen

A

declaratieve kennis, kennis die mensen in stellingen of beweringen kunnen waargeven
bevat het declaratieve geheugen, episodisch geheugen en semantisch geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spacing effect

A

het beter onthouden van items geleerd over een langere tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

methode van loci

A

tijdens de leerfase moet men de te leren items associeren met welbepaalde plaatsen in een gekende omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

impliciet geheugen

A

Onbewuste zaken zoals skills; je veters kunnen strikken bepaalde taken kunnen voltooien.
Bevat het procedureel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

deep processing

A

semantische verwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

novel foil

A

een compleet ander voorwerp tov het target

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerkmodellen

A

concepten worden gestockeerd als een lijst kenmerken zonder verdere structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2pt

A

eerst wordt er een item uit het geheugen gegenereerd en daarna wordt het geverifieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1pt

A

het juiste item wordt direct uit het geheugen gehaald en automatisch gematched

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

secundair geheugen

A

informatie in niet actieve toestand, sluimerend in het cognitief systeem maar tijdelijk niet geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

werkgeheugen

A

vervanger van het ktg
dient voor het actief houden van info die nodig is bij cognitieve taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

maintainance rehearsal

A

door herhaling in het ktg kunnen verwerken naar het ltg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

reverberating cell assemblies

A

het doorgaan van vuren van neuronen in een cell assembly na het verdwijnen van een prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ktg

A

duur; kort
capaciteit; klein
aard; fonologisch;klanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

elaborative coding

A

informatie verwerken door op zoveel mogelijk kenmerken te letten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

flashbulb memories

A

heel duidelijke heel gedetailleerde herinnering van een emotioneel beladen moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

propositioneel netwerkmodel

A

-netwerkmodel zonder strikte hierachie
gebaseerd op proposities
kennis wordt gebaseerd op de kleinst mogelijke uitspraak die op zichzelf staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

clustering in recall

A

het samenvoegen van woorden die bij elkaar horen tijdens een herinneringsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

phonological loop

A

voor het werken met fonologische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

equipotentiality

A

het overnemen van bepaalde functies door andere hersengebieden bij schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
teachable language comprehender
Hierarchisch netwerkmodel alles opgeslagen in hun concepten en interrelaties meest algemene kennis bovenaan problemen; semantisch afstandeffect frequentieeffecten schending categorie grootte effect
26
distinctiveness
de mate waarin gecodeerde informatie het te onthouden items specificeert
27
central executive
controlesysteem die allerlei subsystemen kan oproepen om een bepaalde taak uit te voeren
28
primacy effect
items eerder in een lijst worden beter onthouden omdat het ktg nog niet overbelast is
29
semantisch geheugen
de opslag van algemene kennis. Hiervan is niet duidelijk wanneer je deze hebt opgedaan
30
hoffding step
het proces waarbij een zintuigelijke ervaring een verbinding maakt met een herinnering
31
imagination inflation
door inbeelding wordt de herinnering foutief beinvloedt
32
congruiteitseffect
het beter verwerken van vragen waar je ja op zegt dan nee
33
dual task paradigma
tijdens een test een andere test van secundair belang uitvoeren
34
cell assembly
groep neuronen die vaak samen actief zijn
35
schema
samenvattende geheugenpresentatie van alles wat bij een bepaalde scene of gebeurtenis hoort
36
netwerkmodellen
alle kennis zit in het semantisch geheugen gestockeerd in de vorm van concepten en hun interrelaties
37
insertion
het kunnen toevoegen van een object in een geheugenspoor dat eigenlijk niet aanwezig was
38
retrograde amnesie
niks kunnen herinneren van voor het ongeluk de ltg blijkt verstoord
39
distributed practice
verspreiding van oefening van wat je studeerd
40
encoding specifity
hoe specifiek een bepaalde cue is voor het oproepen van een gebeurtenis
41
mass action
het samenwerken van de cortex als een geheel
42
besparingsmethode
de winst bij de hoeveelheid herhalingen die nodig is om iets opnieuw te leren
43
echoisch geheugen
geheugen voor auditieve modaliteit
44
von restorff effect
een item die afwijkt van andere items in een reeks wordt beter onthouden
45
visuo spatial scratch pad
voor het werken met visuo-spatiale informatie
46
dual task cost
de daling van performantie op een taak dmv dual task
47
orthografisch
obv spelling
48
ltg
duur; heel lang capaciteit; heel groot aard; semantisch; betekenis
49
distinctive coding
op een enkel kenmerk richten
50
episodisch geheugen
de opslag voor info over hele specifieke gebeurtenissen.
51
categorie-grootte effect
een vraag over een kleine categorie kan sneller bevestigd worden dan een vraag over een grotere categorie
52
elaborative rehearsal
door informatie uit te werken kunnen ze worden overgedragen aan het ltg
53
chunks
zinvolle betekenisvolle eenheden, verwerkt door de proefpersoon
54
semantisch afstandeffect
als een object vaker genoemd word/ meer standaard is voor de categorie word dit sneller bevestigd
55
modaal model
Alles wordt opgepikt in het sensorieel register, waar aandacht aan besteed wordt komt in het ktg terecht. veel info verdwijnt daaruit of wordt quasi permanent opgeslagen in het ltg
56
generatie effect
informatie die je zelf genereert wordt beter onthouden
57
massed practice
alles meteen studeren totdat je het grondig kan
58
spreading activation model
netwerkmodel zonder strikte hierarchie associaties hebben verschillende lengte en hoe verder ze van elkaar af zijn des te langer het duurt probleem; schending categorie grootte effect
59
feature set theory
kennis zit opgeslagen in een verzameling kenmerken definierende kenmerken; essentieel om tot die categorie te behoren karakteristieke kenmerken; komen voor maar niet essentiel problemen; post-hoc verklaringen geen duidelijk onderscheid tussen definierende en karakteristieke
60
antrograde amnesie
niks kunnen herinneren van na het ongeluk de overdracht van ktg naar ltg is stuk
61
recency effect
laatste items worden beter onthouden omdat deze nog actief in het ktg zitten
62
primair geheugen
inhoud van het bewustzijn, met de informatie in actieve bruikbare toestand
63
exemplar foil
een ander exemplaar van hetzelfde voorwerp
64
iconisch geheugen
geheugen voor visuele modaliteit
65
frequentie-effecten
sommige vragen worden vaker gesteld waardoor deze sneller beantwoord worden
66
engram
fysieke/biologisch spoor in het geheugen.