Geld en banken Flashcards
(117 cards)
Wat is de definitie van geld?
Datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als rekeneenheid, ruilmiddel of vermogensobject (ook wel oppotmiddel)
Wat zijn de 3 economische functies van geld? (Inclusief korte toelichting)
- Rekenmiddel
Het geeft een ruilverhouding weer - Ruilmiddel
Het laat de ongedifferentieerde koopkracht zien - Spaarmiddel
Bewaren van koopkracht (uitsmeren van consumptie)
Wat voor politieke functie heeft geld?
Het werkt als een bindmiddel. Het is een stuk trots, iets wat van jouw land is.
Bijvoorbeeld: Engeland die alleen de EU in wilde met behoud van eigen munt.
Noem 3 vroegere verschijningsvormen van geld. (Geef ook een korte beschrijving)
- Schelpen (Langst gebruikte betaalmiddel)
- Zilver en goud
- Sigaretten (Veel gebruikt in de gevangenissen)
Noem de 7 doelmatigheidseisen van geld:
- Gemakkelijk te vervoeren (Stenen op yap-eilanden)
- Weinig informatiekosten
- Duurzaam
- Homogeen
- Deelbaar
- Herkenbaar
- Waardevast
Geef de beschrijving van intrinsieke waarde en nominale waarde van geld.
Intrinsieke waarde: Materiaalwaarde
Nominale waarde: De waarde van het geld in het economische verkeer
Wat is het verschil tussen volwaardig en fiduciair geld
Volwaardig geld: De intrinsieke en nominale waarde zijn gelijk aan elkaar
Fiduciair geld: Nominale waarde is groter dan intrinsieke waarde (gebaseerd op vertrouwen)
Wat is de kern van fiduciair geld?
De waarde van geld valt of staat uiteindelijk met vertrouwen van de acceptatie ervan. Geld is een afspraak, op onderling vertrouwen, van algemene acceptatie. Het wordt dus niet bepaald op basis van wetgeving.
Wat zijn wel of geen wettige betaalmiddelen?
Chartaal geld is een wettig betaalmiddel.
Giraal geld en privaat in omloop gebracht geld ook niet.
Beschrijf op welke manier geldgebruik bijdraagt aan ruiltransacties en specialisatie.
Door geld wordt het leven van mensen oneindig veel makkelijker gemaakt. Door geld heb je niet per product een andere ruilvoet.
Je kunt je ook specialiseren, omdat je weet dat jouw specialisme uitbetaald en dus nuttig is. Zonder geld moet je specialisme, maar net van pas komen en moet je de goede klanten treffen.
Benoem en beschrijf de verschillende monetaire aggregaten.
M0:
- Bestaat alleen uit de volgende verplichtingen van de centrale bank:
Totale hoeveelheid chartale geld + liquiditeitsreserves die banken hebben bij de centrale bank
- Girale geld in handen van publiek valt hier niet onder.
M1: Geldhoeveelheid in enge zin (maatschappelijke geldhoeveelheid)
- Chartale en girale geld in handen van publiek
- Chartale geld van banken hoort hier niet bij (wel bij M0)
M2: Geldhoeveelheid in ruime zin:
- M1 + secundaire liquiditeiten, zoals (kortlopend) spaargeld
M3: Een nog breder aggregaat:
- M2 + aandelen in geldmarktfondsen en obligaties met een looptijd tot 2 jaar
Geef een beschrijving van de Engelse kolonieën gehanteerde tabaksstandaard en leg uit waarom de tabakshuizen een voorloper waren van de centrale bank.
Tabak werd in 1642 als wettig betaalmiddel gezien. Om inflatie te onderdrukken werd productie tabak verboden.
Eerst werd alleen de hoeveelheid gecontroleerd daarna kwaliteit. Voor goede tabak werden certificaten uitgegeven. De certificaten werden geldig betaalmiddel.
Beschrijf het probleem van het hanteren van een metalen geldstelsel en benoem een oplossing.
Bij het gebruik van metalen dient steeds weer het gewicht en de samenstelling te worden vastgesteld wat omslachtig is en fraudegevoelig.
Daarom kwam er een standaardvorm met stempel. De overheid hoefde geen geld te creëren, maar munt te openen. Tegen geringe vergoeding slaan met standaardgewicht en vorm.
Leg uit hoe het hanteren van een fiduciair geldstelsel kon leiden tot geldscheppingswinsten voor de overheid en de gevaren die daarbij konden ontstaan.
De overheid kan door de munten de intrinsieke waarde verhogen. De bank kan geldscheppingswinst incasseren, omdat de productiekosten veel lager liggen dan de economische waarde.
Als de overheid doorgaat met onvolwaardig geld produceren en het geld harder stijgt dan goederen -> inflatie
Geef het verschil aan tussen tekenmunten en standaardmunten.
Tekenmunten: De waarde wordt bepaald door het teken wat erop staat, niet het metaalgehalte.
Standaardmunten: De waarde wordt geheel bepaald door het metaalgehalte.
Leg het ontstaan van bankbiljetten uit en omschrijf de ontwikkeling van goudsmid tot bankier.
In de 17e eeuw gingen Londense kooplieden hun geld hetzij bij de Munt in de Tower, hetzij
bij goudsmeden in bewaring geven. Dat leek veiliger dan thuis bewaren. Koning Karel I verkeerde echter af en toe in geldnood en leende geld. De kooplieden leverden hun goud daardoor liever in bij de goudsmeden (particuliere sector). De kooplieden betaalden bewaarloon aan de goudsmid en kregen een reçu, op naam, terug. Bij opvraging kregen ze dan precies het goud of de munten terug die ze gedeponeerd hadden. De reçu’s werden vervolgens overdraagbaar gemaakt. Na verloop van tijd gingen ze ook in ronde bedragen luiden. Het werden promesses: ‘I promise to pay to…… bearer (toonder)’ Het werd toonderpapier, en daarmee waren het bankbiljetten geworden. De bankbiljetten waren niet volledig fiduciair: ze werden voor 100% gedekt door edelmetaal. De goudsmeden ontdekten dat het gedeponeerde goud nooit in zijn geheel opgevraagd
werd, zodat ze krediet konden verlenen. Er konden meer bankbiljetten in omloop worden gebracht dan dat er goud in de kluis lag. Kredietverlening ging gepaard met uitbreiding bankbiljettencirculatie en vermindering voorraad goud in de kluizen van de goudsmid. De goudsmid is door de kredietverlening bankier geworden.
Leg de wet van Gresham uit.
Het relatief overgewaardeerde geld verdringt het relatief ondergewaardeerde geld
Geef een globale beschrijving van ontwikkeling in gebruik in munten.
Tot de 19e eeuw (begin centralisatie muntslag) grote verscheidenheid in muntgebruik.(verder aanpassen?)
Noem 2 manieren waarop de overheid (en muntmeesters) bezig waren met geldontwaardiging
- Sjoemelen met oorspronkelijke gewicht
2. Snoeien: Verkleinen van muntjes door afknippen randjes
Noem 2 manieren waarop de overheid (en muntmeesters) bezig waren met geldontwaardiging
- Sjoemelen met oorspronkelijke gewicht
2. Snoeien: Verkleinen van muntjes door afknippen randjes
Noem de 6 functies van de Amsterdamse wisselbank
- Alleenrecht wissel- en kassiersactiviteiten A’dam.
- Gaven kooplieden goede munten voor internationaal betalingsverkeer
- Kooplieden kunnen munten deponeren en bijschrijven op rekening
- Voor tegoed schreven banken ‘assignaties uit (betaalbewijzen)
- Girobank: Kooplieden konden naar anderen overschrijven
- Kredietverlening aan gem. A’dam, Staten van Hofland, VoC
Geef een globale beschrijving van bankbiljetten en DNB
Voor 1904 had de DNB (De Nedelandse Bank) nog geen monopolie op de markt en moesten alle bankbiljetten volledig gedekt zijn. Dit kwam omdat het nog geen officieel betaalmiddel was. Op dat moment werden ze nog niet veel gebruikt, maar tijdens WO1 begonnen de bankbiljetten steeds vaker in de loonzakjes te verschijnen. Na de WO2 kreeg de DNB uiteindelijk toch een monopolie op de bankbiljetuitgifte. De voornaamste taak van de DNB werd op dat moment het vergemakkelijken en bevorderen van het girale en chartale betalingsverkeer.”
Liquiditeitspercentage berekening
(kas + saldi centrale banken) / (saldi rekening courant + direct opvraagbaar spaargeld)
Solvabiliteitspercentage
Eigen vermogen / som van alle activa (balanstotaal)