Geld En Maatschappij Flashcards

(70 cards)

1
Q

Ruilmiddel

A

Als je iets koopt geef je geld aan de verkoper in ruil voor het product. Geld is dus een ruilmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noem je koop of verkoop in ruil voor geld ook wel

A

Indirecte ruil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Directe ruil

A

Product die wordt geruild voor een ander product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rekenmiddel

A

Producten worden omgezet in een waarde, die wordt uitgedrukt in geld. Zo kunnen we makkelijk rekenen en producten op waarde schatten. Geld is dus een rekenmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sparen

A

Je legt geld opzij om het later te kunnen gebruiken. Geld is dus ook een spaarmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie functies van geld

A
  • ruilmiddel
  • rekenmiddel
  • spaarmiddel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Maatschappelijke arbeidsverdeling

A

Dit is de verdeling van werk en maatschappelijke taken over de verschillende beroepen, bedrijfstakken en bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geld is te verdelen in

A
  • Chartaal geld
  • Giraal geld
  • elektronisch geld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chartaal geld

A

Dit is contant geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Giraal geld

A

Is geld dat op je bankrekening staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Elektronisch geld

A

Dit is bijvoorbeeld geld op je OV-chipkaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Banksaldo

A

De hoeveelheid geld op je bankrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rood staan op een bankrekening

A

Je hebt dan een negatief bedrag op je bankrekening staan ( minder dan 0 euro )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Debetsaldo

A

Betekent dat je nog geld moet betalen aan de bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Debetrente

A

Dit is rente die je betaalt over het tekort op je bankrekening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Positief bedrag

A

Je hebt meer dan 0 euro op je bankrekening staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Creditsaldo

A

Je hebt een positief bedrag op je betaalrekening en hebt een tegoed op de bank staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Creditrente

A

Dit is rente die je van de bank krijgt voor dit tegoed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Telebankieren

A

Je kunt online je bankzaken regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Produceren

A

Het gebruiken van productiefactoren om waarde toe te voegen aan een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Productie factoren

A

Factoren die productie mogelijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vier productiefactoren

A
  • kapitaal
  • arbeid
  • natuur
  • ondernemerschap
    Ook wel kano
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Inkomen uit arbeid

A

Eén van de meest voorkomende manieren om inkomen te verkrijgen is loon of salaris ( inclusief vakantiegeld ) in ruil voor arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Inkomen uit winst

A

Ondernemers kunnen winst maken met hun onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Inkomen uit kapitaal
Dit is rente die je ontvangt voor het uitlenen van kapitaal ( zoals geld ), hieronder vallen onder andere de rente die je ontvang als vergoeding op je spaargeld, de huur die je ontvangt als je een pand verhuurt en dividend op beleggingen
26
Dividend
Is een gedeelte van de winst van een bedrijf dat als vergoeding aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd
27
Inkomen uit natuur
Natuur is alles wat niet door mensen is gemaakt, zoals grond, water of lucht. De beloning van natuur heet pacht. Denk aan het verhuren van een stuk land aan een boer
28
Inkomen uit overdracht
Denk hierbij aan subsidies en toeslagen vanuit de overheid zoals kinderbijslag, bijstand, sociale uitkeringen
29
Wat hoort bij inkomen uit arbeid
- salaris - vakantiegeld - winst - loon in natura
30
Wat hoort bij inkomen uit bezit
- rente - dividend - huur - winst
31
Wat hoort bij inkomen uit overdracht
- alimentatie - kinderbijslag - huursubsidie - bijstand
32
Welke factoren beïnvloeden de hoogte van het inkomen
- hoeveel je werkt - scholing - leeftijd - schaarste - zwaarte
33
Lorenz-curve
Is de lijn die de verdeling weergeeft van het totale inkomen over personen.
34
Waar staat een perfecte rechte lijn voor in de Lorenz-curve
Dit is een gelijke verdeling van het inkomen over de groep
35
Modaal inkomen
Het inkomen dat het meest voorkomt
36
Redenen om te sparen
- sparen voor een doel ( vakantie, tv ) - sparen uit voorzorg ( als iets kapot gaat ) - sparen voor de rente opbrengst ( je hebt geld over en wilt wat verdienen )
37
Als de rente die je krijgt lager is dan de stijging van de prijzen kan sparen niet de beste optie zijn waarom niet
Omdat je met je gespaarde geld in de toekomst minder kunt kopen dan nu vanwege de stijgende prijzen
38
Lenen
Tijdelijk geld krijgen, dat je weer moet terugbetalen ( vaak met rente ) aan degene die het aan jou heeft geleend
39
Redenen om te lenen.
- kopen van een duurzaam consumptiegoed - kopen van een huis - opvangen van tijdelijke geldtekorten - opvang van calamiteiten
40
Kopen van een duurzaam consumptiegoed
Bijvoorbeeld een wasmachine. Duurzame consumptiegoederen zijn goederen die langer dan één jaar meegaan
41
Kopen van een huis
Bijna niemand kan dit in 1 keer betalen. Er wordt dan een lening ( ook wel een hypotheek genoemd ) genomen die maandelijks wordt terugbetaald aan de bank
42
Opvangen van tijdelijke geldtekorten
Het is hierbij goed om te bedenken of het lenen echt noodzakelijk is, want de rente op geleend geld kan hoog zijn
43
Opvang van calamiteiten
Soms gebeurt er iets en heb je plotseling geld nodig. Bijvoorbeeld als je auto stuk gaat
44
Verschillende soorten leningen
- persoonlijke lening - koop op afbetaling - huurkoop - doorlopende lening - leasing
45
Persoonlijke lening
Hierbij leen je een vast bedrag en je betaald terug over een periode
46
Koop op afbetaling
Hierbij wordt een bedrag in termijnen betaald.
47
Huurkoop
Dit is zoals koop op afbetaling, maar hier blijft de verkoper eigenaar van het product totdat alles is betaald
48
Doorlopende lening
Hierbij mag je doorlopend geld van de bank lenen tot een bepaald maximum. Je spreekt met de bank van tevoren af hoe en wanneer de lening wordt terugbetaald
49
Leasing
Huren van producten voor een bepaalde tijd inplaats van het kopen ervan. Leasen wordt vooral gedaan met vervoermiddelen, gebouwen, machines
50
Kredietlimiet
Het maximale bedrag dat je mag lenen. Dit bedrag hangt af van dingen zoals je leeftijd, je salaris, en of je een vast contract hebt
51
Kredietkosten
Totale bedrag dat je uiteindelijk betaald voor een lening
52
Hoe bereken je kredietkosten
Aantal maanden x maandelijkse bedrag = totaal - geleend bedrag
53
Rente
Vergoeding die iemand ontvangt voor het uitlenen van zijn geld. De hoogte van het rentebedrag is afhankelijk aan het rentepercentage, de looptijd en de hoogte van het gespaarde of geleende bedrag
54
Waarom zal een hogere rente de economische groei weer afremmen
Doordat de rente hoog is gaan mensen meer sparen en hierdoor wordt er minder geld uitgegeven en wordt er minder geproduceerd. Dit kan leiden tot een afname van de economische groei
55
Financiële instellingen
Spelen een grote rol tussen vragers en aanbieders van geld.
56
Bekende vormen van financiële instellingen zijn
Banken, verzekeraars en pensioenfondsen
57
Budgetplan
Overzicht van al je inkomsten en uitgaven bijvoorbeeld in een maand
58
Waarmee helpt een budgetplan
Om te zien waar je geld naartoe gaat en om controle te houden over je uitgaven
59
Budgetteren
Het op elkaar afstemmen van inkomsten en uitgaven wordt budgetteren genoemd
60
Wat betekent NIBUD
Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
61
NIBUD
Een onafhankelijke organisatie die consumenten adviseert over geldzaken en hier onderzoek naar doet. Het NIBUD geeft advies over sparen, lenen en rondkomen.
62
Bezuinigen
Je schrapt sommige uitgaven om geld te besparen dat noem je bezuinigen
63
Drie soorten uitgaven
- dagelijkse huishoudelijke uitgaven - vaste lasten - incidentele uitgaven
64
Dagelijkse huishoudelijke uitgaven
Dit zijn uitgaven voor de dagelijkse dingen, zoals boodschappen
65
Vaste lasten
Dit zijn uitgaven die elke maand hetzelfde zijn en waar je aan vast zit, zoals huur, hypotheek of verzekeringen
66
Incidentele uitgaven
Dit zijn grotere uitgaven die niet regelmatig gedaan worden
67
Werkgelegenheid
De vraag naar arbeid. Dit bestaat uit het aantal bezette banen en het aantal openstaande vacatures
68
Externe effecten
Onbedoelde gevolgen van consumptie en productie. Deze effecten worden meestal niet meegenomen in de prijs van een product
69
Negatieve externe effecten
Bijvoorbeeld het uitputten van grondstoffen zoals aardolie of milieuvervuiling door consumenten.
70
Positief extern effect
Bijvoorbeeld als een kind wordt gevaccineerd tegen een bepaalde ziekte. Dit voorkomt dat het kind die ziekte krijgt en tegelijkertijd kan de ziekte zich ook niet meer verspreiden