Productiekosten En Prijzen Flashcards

(31 cards)

1
Q

Inkoopkosten

A

De producent koopt een product of grondstoffen in om ze vervolgens tot een eindproduct te maken. De kosten hiervoor zijn inkoopkosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Brutowinstmarge

A

Het verschil tussen de ( netto ) verkoopprijs en de inkoopprijs van een product. De brutowinstmarge is uitgedrukt als percentage van de verkoopprijs of van de inkoopprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Consumentenprijs ( verkoopprijs inclusief btw )

A

Dit is de prijs die je in de winkel betaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Afzet

A

Het aantal producten dat wordt verkocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omzet

A

De totale opbrengst van de verkochte producten in een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe bereken je de omzet

A

Omzet = verkoopprijs exclusief btw x afzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Marktaandeel

A

Marktaandeel van een bedrijf is de afzet van dat bedrijf uitgedrukt in een percentage van de totale afzet in een markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vaste kosten

A

Veranderen niet als er meer of minder wordt geproduceerd. Denk bijvoorbeeld aan huur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Variabele kosten

A

Veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd. Denk aan loon. Hoe meer uren iemand werkt hoe meer loon diegene krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bedrijfskosten

A

De vaste en variabele kosten zijn bij elkaar opgeteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeelden van bedrijfskosten

A
  • huisvestingskosten
  • loonkosten
  • in- en verkoopkosten
  • leveringskosten
  • afschrijvingskosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Huisvestingskosten

A

Dit zijn alle kosten die samenhangen met de huisvesting, zoals huur van een pand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Loonkosten

A

Dit zijn alle kosten voor de arbeid van medewerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In- en verkoopkosten

A

Dit zijn alle kosten die te maken hebben met de inkoop en de verkoop van het product, zoals marketingkosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leveringskosten

A

Om het product in de winkel of bij de klant te krijgen zullen er bijvoorbeeld transportkosten bijkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afschrijvingskosten

A

Afschrijving is de waardevermindering van duurzame productiemiddelen die optreed door gebruik en het verstrijken van tijd

17
Q

Kostprijs

A

Het totaal aan kosten om één product te maken

18
Q

Brutowinst

A

Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs van verkochte artikelen

19
Q

Hoe bereken je brutowinst

A

Brutowinst = verkoopprijs exclusief btw - inkoopprijs exclusief btw

20
Q

Nettowinst

A

Wanneer je de bedrijfskosten van de brutowinst afhaalt, hou je de winst over die een bedrijf echt maakt

21
Q

Hoe bereken je de nettowinst

A

Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

22
Q

Ondernemingsvorm

A

Ondernemingsvorm is de juridische ( wettelijke ) vorm van een organisatie.

23
Q

Eenmanszaak

A

Een ondernemingsvorm met 1 eigenaar. Er kunnen wel meer mensen werken dan alleen de eigenaar. De eigenaar neemt de leiding en is verantwoordelijk voor schulden

24
Q

Vennootschap onder firma

A

Een organisatie waarin twee of meer personen onder dezelfde naam een bedrijf straten.

25
Besloten vennootschap
Een organisatie waarbij het kapitaal is verdeeld in aandelen op naam. Een aandeel is een deel van het eigen vermogen in een BV of NV
26
Aandeelhouder
De eigenaar van een aandeel noemen we een aandeelhouder. De namen van de aandeelhouders wordt geregistreerd. Aandelen van BV zijn niet vrij verhandelbaar
27
Naamloze vannootschap
Een organisatie waarbij het kapitaal is verdeeld in aandelen die vrij op de beurs zijn te verhandelen. De aandelen staan dus niet verplicht op naam
28
Stichting
Wil met behulp van een vermogen een ideëel doel verwezenlijken. Bijvoorbeeld kankerbestrijding
29
kartel
Een kartel is een afspraak tussen twee of meer bedrijven om de onderlinge concurrentie te beperken. Dit soort afspraken zijn verboden
30
Overname
Hierbij koopt een bedrijf een ander bedrijf op.
31
Fusie
Hierbij gaan twee bedrijven samen en worden ze samen één bedrijf