Geneeskunde 1A1 HC week 5 (5.5, 5.6, 5.7 en 5.8) Flashcards
(145 cards)
Wat valt onder de steunweefsels? En welke soorten steunweefsels zijn er?
Het skelet en de kraakbenige elementen. Soorten steunweefsels zijn bindweefsel, kraakbeen, bot en bloed.
Waarvoor is steun belangrijk?
Voor de beweging en vorm van het lichaam.
Wat zijn de kenmerken van steunweefsels?
- Steunweefsels hebben een overeenkomstige opbouw (cellen, vezels en matrix)
- Steunweefsel werken middel continuïteit: de overgang van fascia, pees en bot is geleidelijk. De collagene vezels van de structuren lopen over in elkaar en de verbinding zo optimaal sterk maakt.
- Steunweefsels zijn veranderlijk (bijv. botten kunnen naarmate deze langdurig worden belast van vorm veranderen)
- Steunweefsels zijn bepalend voor de vorm van het lichaam.
- Steunweefsels hebben een sterke vorm-functie relatie: deze wisselwerking werkt twee kanten op.
- Steunweefsels verdelen het lichaam in compartimenten, zodat organen en orgaanstelsels onafhankelijk kunnen functioneren. Bijv. schedel, of de fascia om de spieren.
Wat is het belangrijkste type steunweefsel?
De botstukken.
Wat zijn gewrichten?
Botverbindingen.
Welke typen gewrichten zijn er?
- Bindweefsel
- Kraakbeen
- Bot
- Synoviale gewrichten
Welke subtypes heeft bindweefsel?
- Sutuur (Schedel)
De schedeldakjes zijn middels bindweefsel verbonden. - Syndesmosis (Membrana interossa)
Peesachtige verbinding tussen de ulna en de radius. - Gomphosis (Gebitselementen in de mandibula)
Welke subtypes heeft kraakbeen?
- Synchondrosis (Discus intervertebralis)
Hyalien kraakbeen - Symphysis (Symphysis pubica)
Vezelig kraakbeen
Welke subtypes heeft bot?
- Synostosis (Wervels in het sacrum)
Verschillende botten zijn vastgegroeid tot een geheel.
Welke subtypes hebben synoviale gewrichten?
Zadel-, kogel-, scharnier-, rolgewricht, etc. Voorbeeld: articulatio humeri. Enige type beweeglijke gewrichten. Vaak met synovia voor een gemakkelijkere beweging.
Waaraan is de opbouw van synoviale gewrichten te herkennen?
- Een stevig gewrichtskapsel
- De aanwezigheid van synovia (gewrichtsvloeistof)
- bedekking van botstukken met hyalien kraakbeen
Deze eigenschappen zijn essentieel om de beweging van het gewricht te ondersteunen.
Hoe verhouden stevigheid en beweging zich tot elkaar?
Hoe meer stevigheid, des te minder beweging en andersom.
Hoe wordt stevigheid veroorzaakt?
Een goede congruentie zorgt voor extra stevigheid van het gewricht. Banden en een gewrichtskapsel vallen net als congruentie ook onder passieve stabiliteit.
Vorm van actieve stabiliteit zijn de spieren.
Waar zijn accessoire structuren vaak te vinden?
In gewrichten die vaak en intensief worden gebruikt of waar verschillende bewegingen mogelijk zijn.
Welke vier accessoire structuren zijn er?
- Discus articularis
- Bursa
- Peesschede
- Sesambeenderen
Wat is de functie van de discus articularis?
Dit kraakbeenschijfje biedt extra bewegingsmogelijkheden in de gewrichten en helpt bij het opvangen van veel druk. (bv. meniscus in de knie)
Wat is de functie van de bursa?
Een zakje met synoviale vloeistof die zich tussen twee structuren bevindt die veel en intensief gebruikt worden. De slijmbeurzen worden gebruikt voor extra versoepeling van gewrichten. Door overbelasting kan het leiden tot bursitis.
Wat is de functie van de peesschede?
Pezen zijn vaak omhult door een eigen ‘zakje’. Deze beschermt de pezen en dient voor extra geleiding tussen de peesstructuren
Wat is de functie van de sesambeenderen?
Sesambeentjes ontstaan in pezen die onder veel druk staan. De patella dient als bescherming en begeleiding voor de pees, zodat deze optimaal gebruikt kan worden. Os pisiforme is ook een sesambotje.
Welke soorten spieren zijn er?
- Spoelvormig: standaard spier (m. sartorius)
- Tweekoppig: spier splits zich aan het uiteinde tot twee pezen (m. biceps brachii)
- Tweebuikig: deze spier bestaat uit twee buiken, verbonden met tussengelegen spier (m. digastricus, mond openen)
- Plat: deze spieren liggen geheel plat op het lichaam (m. pectoralis major)
- Multi-buikig: deze spier heeft buiken die onderbroken worden door stukjes pees (m. rectus abdominus)
- Halfgeveerd: kunnen veel kracht genereren, maar weinig verplaatsing tot stand brengen.
- Geveerd: kunnen veel kracht genereren, maar weinig verplaatsing tot stand brengen (m. semitendinosus)
Wat is insertie en origo?
De origo, de oorsprong van de spier, is de verbinding van de spier aan het bot aan de proximale zijde. Tegenovergesteld is de insertie, wat juist de distale aanhechtingspunt is van de spier.
Wat is spurt en shunt?
Spurt spieren veroorzaken een grote beweging met een relatief kleine verkorting van de spier. De spier staat onder een grote hoek met het te bewegen botstuk. Shunt spieren hebben vooral vaak de functie om stabiliteit te geven aan het gewricht, maar dat wil niet zeggen dat ze helemaal geen beweging kunnen veroorzaken. Kleine beweging is mogelijk, maar hiervoor is een relatief grote verkorting nodig.
Wat is een agonist, antagonist en synergist?
De agonist is de contraherende spier, de antagonist is de spier met de tegenovergestelde werking als de agonist en de synergist is de hulpspier bij een bepaalde beweging.
Wat is mono-articulair en bi-(poly-)articulair?
Een mono-articulaire spier loopt over slechts één gewricht. Een poly-articulaire spier doet dit over meerdere gewrichten.