genitif Flashcards
(24 cards)
1
Q
buiten
A
außerhalb
2
Q
binnen
A
innerhalb
3
Q
ten gevolge van
A
infolge
4
Q
in plaats van
A
statt
5
Q
ondanks
A
trotz
6
Q
gedurende
A
während
7
Q
wegens
A
wegen
8
Q
aan de hand van
A
anhand
9
Q
naar aanleiding van
A
anlässlich
10
Q
op grond van
A
aufgrund
11
Q
aan deze kant van
A
diesseits
12
Q
aan de andere kant van
A
jenseits
13
Q
volgens
A
laut
14
Q
boven
A
oberhalb
15
Q
onder
A
unterhalb
16
Q
ten gunste
A
Zugunsten
17
Q
zeker zijn van
A
meines erfolges sicher
18
Q
waar zijn
A
der rede wert
19
Q
nodig hebben
A
bedarf
20
Q
verdenken van
A
verdächtigt
21
Q
beschuldigen van
A
beschuldigt
22
Q
op een dag
A
eines tages
23
Q
van mening zijn
A
ich bin der meinung, dass
24
Q
naar mijn mening
A
meines erachtens