Géographie de base et Belgique Flashcards
(43 cards)
1
Q
Être situé
A
Gelegen zijn
2
Q
Avoir une frontière avec
A
Grenzen aan
3
Q
Se trouver (sur une carte)
A
Liggen
4
Q
Le milieu, le centre
A
Het midden
5
Q
Au milieu de
A
In het midden van
6
Q
L’est
A
Het oosten
7
Q
Dans l’est de (à l’intérieur de)
A
In het oosten van
8
Q
À l’est de (à l’extérieur de)
A
Ten oosten van
9
Q
La frontière
A
De grens
10
Q
La capitale
A
De hoofdstad
11
Q
La côte
A
De kust
12
Q
La province
A
De provincie
13
Q
La région
A
De regio, de streek
14
Q
La région administrative
A
Het gewest
15
Q
Le nord
A
Het noorden
16
Q
Le nord-est
A
Het noordoosten
17
Q
Le nord-ouest
A
Het noordwesten
18
Q
L’ouest
A
Het westen
19
Q
Le sud
A
Het zuiden
20
Q
Le sud-est
A
Het zuidoosten
21
Q
Le sud-ouest
A
Het zuidwesten
22
Q
La Flandre
A
Vlaanderen
23
Q
Flandre Occidentale
A
West-Vlaanderen
24
Q
Flandre Orientale
A
Oost-Vlaanderen
25
Anvers
Antwerpen
26
Limbourg
Limburg
27
Brabant Flamand
Vlaams-Brabant
28
La région de Bruxelles Capitale
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
29
La Wallonie
Wallonië
30
Brabant Wallon
Waals-Brabant
31
Liège
Luik
32
Luxembourg
Luxemburg
33
Namur
Namen
34
Hainaut
Henegouwen
35
La rivière
De rivier
36
Le lac
Het meer
37
L'océan
De oceaan
38
L'océan Atlantique
De Atlantische Oceaan
39
L'océan Pacifique
De Stille Oceaan, de Grote Oceaan
40
L'océan Indien
De Indische Oceaan
41
La mer
De zee
42
La Méditerranée
De Middellandse Zee
43
La Mer du Nord
De Noordzee
