George Berkeley en een beetje van John Locke Flashcards

1
Q

Vertel kort iets over John Locke.

A
  • Empirist: zintuigen zijn de bron van kennis.
  • Representationele theorie van waarneming.
  • Realisme wat betreft externe objecten: objecten buiten ons bestaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom was Locke een empirist?

A

Hij voerde een grote campagne uit tegen aangeboren ideeën (rationalisme). Hij weerlegde het concept zowel in theoretische principes (het kennen) als in praktische principes (het handelen). In beide gevallen zijn de Ideeën onzinnig.
1. Theoretische principes kun je niet terugvinden bij kinderen, dus al genoeg bewijs dat er geen aangeboren ideeën over kennen zijn.
2. Als we aangeboren ideeën zouden hebben dan zouden we geen strijd hebben over wat goed en kwaad is en zouden we allemaal hetzelfde die hebben over deze concepten, waarnaar we allemaal hetzelfde zouden handelen.
Via de zintuigen worden deze principes langzaam opgebouwd; de mens is een tabula rasa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar komen algemene ideeën vandaan?

A

We zien een paard en niet paardheid. Het is een abstract General idea, dat door het hele leven gevormd wordt. Het duurt even voordat we een algemeen idea paard kunnen vormen, daarvoor moeten we eerst een aantal paarden zien. Uit de zintuiglijke kennis abstraheren we het concept paard. Het is dus niet aangeboren (ligt niet onbewust in de geest), we abstraheren het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een idea?

A

Het fundament. De inhoud van ons bewustzijn, dat is waar we kennis mee hebben. Het is geen idee in Platoonse uitdrukking. Het is een instrument waarmee de objecten in de werkelijkheid kennen. We kennen de objecten niet echt, maar door middel van het idee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het probleem met de brug?

A

Hoe vinden de we brug tussen geest en object, want we kunnen het niet direct aan elkaar koppelen. We kunnen ze niet onafhankelijk controleren. (In onze mind zit het idea en door het idea kennen we het object, maar wat is dan de directe koppeling tussen de mind en het object?).

Volgens Berkeley leidt dit probleem tot sceptisicisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn primary en secondary qualities?

A

Primary qualities: het zijn de ideeën van uitgebreidheid en rust. De wereld is materie en beweging (mechanistische hypothese). De ideeën buiten ons zijn alleen externe objecten.

Secondary qualities: kleur, geur, smaak, etc. Ze corresponderen niet met externe objecten. Ze worden veroorzaakt door de externe objecten in de werkelijkheid. Ze werken op onze zintuigen in.

Het zijn allebei ideeën: die overstemming vormen met objecten en die geen overeenstemming vormen met objecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertel kort iets over George Berkeley.

A
  • Zet de filosofie van Locke voort.
  • Hij was een bisschop. Hij zag groot gevaar in het scepticisme. Als we twijfelen aan de buitenwereld, dan gaan we ook twijfelen aan God. Hij probeert dus het christelijke wereldbeeld te verdedigen (theïsme) in tegenstelling tot Spinoza.
  • Hij ziet de oorzaak van het scepticisme: de materiële filosofie. Dit houdt in dat er een materiële buitenwereld is. Als er een materiële wereld buiten ons idea bestaat, kun je er aan twijfelen. Als de materiële dingen naast onze geest kunnen bestaan, dan zouden ze ook naast God kunnen bestaan. Dit leidt tot atheïsme en daar moest hij niets van hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie objecties tegen de materiële substanties?

A
  1. Het idee dat de materiële substantie een contradictie is.
  2. Likeness principle: een idee kan niets anders zijn dan een idee.
  3. Het is onmogelijk om primary en secondary qualities te onderscheiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is een materiële substantie een contradictie volgens Berkeley?

A

We geven namen niet aan dingen, maar aan de bundel van ideeën (Collection of ideas). De geur, de kleur, de vorm van een appel, noemen we allemaal appel. Dat is de noumenale essence van een ding in tegenstelling tot de real essence (Locke). De noumenale essence is voor ons toegankelijk, want we kunnen een beeld van de dingen vormen door zintuiglijke waarnemingen. Maar de real essence, de onderliggende substantie van de dingen die kennen we niet. Het is een hypothese over substanties op grond van de noumenale essence. Objecten of materiële substanties praten we over, omdat we ze kunnen waarnemen. Maar het zijn geen op zichzelf staande substanties. Ze zijn waargenomen of onwaargenomen substanties. Ze staan los van onze waarneming, maar bestaan alleen door onze waarneming: contradictie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ondergraaft Berkeley het belangrijkste principe van Locke’s representationele waarneming?

A

Representationele waarneming: het idee dat ideeën kopieën zijn die buiten ons liggen (Kennis copy). Maar Berkeley zegt dat ideeën slechts op ideeën lijken, het zijn geen kopieën. Hoe kan een kleur op iets lijken dat kleurloos is? Ik heb een idee kleur en los van het idee kleur ga ik kijken naar een tafel. Ik kan niet los van het idee kleur naar kleuren gaan kijken. Dus ideeën kunnen niets anders zijn dan ideeën. De lijn van idea naar object is problematisch. De ideeën kunnen niet lijk op ideeën buiten ons, de kunnen slechts lijken op de ideeën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het enige wat overblijft volgens Berkeley?

A

De ideeën. Dit noemt men idealisme binnen de filosofie. We hebben geen materiële substanties, de aanname van deze buiten ons leidt tot problemen. We moeten ophouden met die aanname. Ideeën over objecten buiten ons worden afgeschaft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg aan de hand van een voorbeeld uit hoe je kunt weten dat iets bestaat in de buitenwereld?

A

Door het zintuiglijk waar te nemen. Als ik me afvraag of er een paard in de stal staat, dan moet ik daarvoor gaan kijken. Ik ga naar de stal en ja er staat een paard. Bestaan betekent niets anders dan waargenomen worden. Het bestaan van zogenaamde dingen buiten ons is waargenomen. We kunnen alleen maar betekenisvol spreken over objecten in de zin van waarnemingen. Als het niet is waargenomen dan bestaat het niet. Stel Piet heeft niet gezien dat het paard in de stal staat, maar ik waar. Dan kunnen we concluderen dat het paard in de staal staat, want ik heb het wel waargenomen en als het door iemand is waargenomen bestaat het. Los van wie het heeft waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom doet Berkeley beroep op metafysica?

A

Berkeley maakt een metafysische uitspraak: hij beroept namelijk op wat zijn is. Zijn is waargenomen worden. Dat betekent dat alleen de mind en de ideas bestaan. Het probleem van de brug naar de buiten wereld is weerlegd, want er is geen optie tussen ideas en objecten meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke dualisme ontstaat er bij Berkeley?

A

Een heel ander dualisme dan Descartes’ substantiedualisme. Bij Berkeley is er geen substantiedualisme, want alleen de ziel bestaat werkelijk. Toch is er sprake van dualisme tussen de spirit (menselijke geest) die actief en het idea dat passief is. Dit is een onderscheid in de menselijke geest. Dus een afschaffing van res extensa, aangezien materiële dingen niet in de werkelijkheid bestaan. Er kunnen alleen maar geesten bestaan en dat is heel normaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn drie mogelijke oorzaken van de ideeën?

A
  1. Veroorzaakt door andere ideeën: gaat niet ideeën zijn passief.
  2. Veroorzaakt door mezelf: ook niet, want ik hoef s’ochtends alleen al mijn ogen te openen en ik zie allerlei objecten. Dus ik ben zelf niet de auteur van de ideeën. Dat verzin ik zelf niet.
  3. Veroorzaakt door God: dit klopt, God is de schepper van al mijn ideeën in de menselijke geest. Hij is perfecte scriptschrijver en regisseur. De werkelijkheid is een film, die ons wordt afgespeeld door God.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het continuiteitsprobleem en hoe weerlegt Berkeley dit?

A

Hoe kunnen objecten altijd bestaan als ze door niemand waargenomen worden: bijv. een boom in het bos.
Berkeley: ze worden altijd waargenomen door God en dus blijven ze bestaan. God zorgt er ook voor dat deze ideeën een coherent geheel vormen.

17
Q

Hoe zit het met de natuurwetten in de theorie van Berkeley?

A

Natuurwetten zijn dus regelmatigheden tussen de ideeën die we waarnemen. Dit zijn de samenhangen van de ideeën in ons. Ze verklaren de samenhang tussen onze ideeën. De wereld wordt geregeerd door natuurwetten, maar de wereld zijn de ideeën. Dus de ideeën worden geregeerd door onze natuurwetten.

18
Q

Welke kritiek krijgt Berkeley omtrent feiten en fictie en hoe weerlegd hij deze?

A

In het normale taalgebruik kun je onderscheid maken tussen wat waar is en wat fictie is. Maar als er alleen ideeën zijn, dan kun je dit onderscheid niet maken.
Berkeley: we kunnen best dingen verzinnen. De menselijke geest is actief, het kan dus een plaatje verzinnen van een concept dat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Er is een onderscheid tussen werkelijke ideeën en voorstellingsideeën. Dat is het onderscheid tussen feit en fictie.

19
Q

Kunnen we nog fouten maken?

A

Hoe kan ik fouten maken als er geen wereld is waartegen ik mijn ideeën kan testen. Je kunt het niet meer testen aan de hand van de werkelijkheid.
Berkeley: fouten zijn onze conclusie. De conclusie klopt niet, maar de waarnemingen zijn op zichzelf gewoon waarnemingen. Zelfs als je de buitenwereld hebt afgeschaft kunnen we gewoon fouten blijven maken. De menselijk geest is namelijk actief en kan gevolgtrekkingen verzinnen die niet waar zijn.