geschiedenis examen begrippen Flashcards

examen begrippen (110 cards)

1
Q

mysteriegodsdienst

A

een godsdienst waarin je pas toegelaten wordt na een langdurige en zorgvuldige ‘scholing’ in de geheimen van die godsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het arianisme

A

een stroming binnen het christendom die beweert dat Jezus enkel mens was en geen god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

missionaris

A

iem. die predikt om niet gelovigen te overtuigen van zijn godsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

monnik

A

een die leeft in een abdij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

adaptatiemethode

A

bekering door de oude cultus over te nemen of zo te veranderen dat ze deel wordt van je eigen cultus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ritueel

A

een godsdienstige handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

religieuze mengcultuur

A

een religie die samengesteld is uit de religie van verschillende culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kluizenaar

A

iem. die in afzondering leeft synoniem: ‘Eremiet’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ascese

A

een strenge manier van leven waarbij iem. zich elk plezier ontzegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

abt

A

de leider van abdij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

scriptorium

A

de ruimte in een klooster waar monniken teksten en boeken overschreven en vertaalden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

orthodoxie

A

streng zn in beleving. van het geloof: het geloof beleven zoals het voorgeschreven is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aureool

A

de stralenkrans of ronde schijf die je terugvindt achter het hoofd van een heilige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

basilica

A

een lang, rechthoekig gebouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

baptisterium

A

meestal een vrijstaand rond of achthoekig bouwwerk waarin het doopritueel plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mozaïek

A

een kunstwerk in een plat vlak dat is gemaakt van een kleine gekleurde stukken glas of steen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

icoon

A

een schilderij van Christus of een heilige op een houten paneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

landbouwproductiviteit

A

verhouding tussen het gezaaide zaad en het geoogste graan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kolonisatie

A

een groep mensen vestigt zich in een gebied dat niet door de eigen bevolking bewoond wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ontginning

A

woeste gronden geschikten maken voor landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

migratie

A

verplaatsing of verhuizing vn een bevolkingsgroepen naar een andere streek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

commerciële landbouweconomie

A

landbouweconomie waarin veel landbouwproducten en ambachtelijke producten verhandeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

stapelrecht

A

het recht dat sommige stedenstapelplaatsen, verkregen of zichzelf toe eigenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

nijverheid

A

alle beroepswerkzaamheden waarbij iets wordt gemaakt of bewerkt synoniem: ‘industrie’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
laken
een effen wollen weefsel
26
beroepsspecialisatie
mensen die zicht specialiseren in 1 beroep en daar ook ontzettend goed in worden
27
arbeidsorganisatie
het geordende geheel vn arbeiders die samen werken aan een afgewerkt product
28
drapenier
een ondernemer die zich bezighiel met de vervaardigen en de verkoop vn laken
29
vollen
een geweven wollen stof zo bewerken dat het laken wordt
30
ambacht
een beroep waarbij een handwerker met gereedschap eindproducten maakt
31
ambachtsgilde
een vereniging vn ambachtslui vn een bepaald ambacht
32
jaarmarkt
een ontmoetingsplaats vn handelaars op een wel bepaalde plaats, tijdens een welbepaalde periode
33
actieve handelaar
een handelaar die met zn handelswaar meereisde
34
passieve handelaar
een handelaar die niet met zn handelswaar meereisde, maar vanuit zn kantoor in een handelsstad zn zaken regelde via briefwisseling met handeslposten in andere steden
35
hanze
een vereniging vn kooplui uit dezelfde regio met als doel onderlinge bescherming bij het handel drijven in buitenlandse gebieden
36
tol
betaling die geëist werd om handelswaar te vervoeren
37
commerciële revolutie
een snelle en plotse verandering op het vlak vn handel drijven
38
innovatie
een vernieuwing
39
bank
een instelling die geld kan bewaren
40
beurs
een instelling die de wisselkoersen kan bepalen
41
wisselbrief
is een betalingsopdracht op naam
42
kapitalistische mentaliteit
mentaliteit die gericht is op het investeren vn geld met als doel meer winst te maken
43
De Zwarte Dood
de benaming vr de pestepidemie die tussen 1347 en 1352 in Europa woedde
44
flagellanten
geselbroeders die zichzelf pijnigden om in de gunst te komen bij god en rampen af te wenden
45
een kelter
iem. die een geloofs of levensovertuiging heeft die afwijkt vn de officiële
46
een pogrom
een gewelddadige aanval op bepaalde groepen door de vernietiging vn hun omgeving
47
tongewelf
een gewelf dat de vorm heeft vn een halve cilinder
48
absis
een halfro,de overwelfde ruimte in een kerk, achter het altaar
49
koor
de plaats in een kerk rond het altaar waar de priesters de liturgie op dragen
50
dwarsschip
of transept, deel vn een kerk met een kruisvorm dat loodrecht op het koor staat
51
kapiteel
het bovenste, meestal versierde deel vn een zuil
52
het Laatste Oordeel
volgens gelovigen zullen op de laatste de doden terug tot leven komen en hun zielen worden beoordeeld, wie goed leefde gt nr de hemel wie slecht leefde gt nr hel
53
kruisribgewelf
dit gewelf heeft een geraamte vn gewelfde diagonale ribben
54
spitsboog
dit is een boog waarvan de vorm wordt bepaald door 2 symmetrische cirkeldelen die elkaar in de top snijden
55
excommuniceren
iem. verbieden nog deel te nemen aan de communie tijdens de katholieke luturgie
56
schisma
een scheuring, afsplitsing , binnen de kerk
57
katharen
dat was een religieuze beweging die tijdens de 12 en 13 de eeuw een grote aanhang kende in de westelijke Landguedoc syn. 'Albigenzen'
58
ketter
iem. die een geloofs of levensovertuiging heeft die afwijkt vn de officiële
59
inquisitie
afgeleid vn het Latijn inquisitio wat 'onderzoek' betekent
60
synagoge
de plaats wr joden samen bidden en de Thora wordt onderwezen
61
antisemitisme
de discriminatie en rasistische behandeling vn joden op basis vn hun religie
62
pogrom
een gewelddadige aanval op bepaalde groepen door de vernietiging vn hun omgeving
63
dynastieke staten
staten die door 1 familie bestuurd worden
64
geslaagde samenleving
samenleving waarbij de bevolking in verschillende lagen of groepen is ingedeeld
65
stand
afgesloten groep in de samenleving met eigen rechten en plichten. 3 standen: de clerus, de adel en de derde stand
66
feodaliteit/leenstelsel
organisatie vn de samenleving vanaf de 8ste eeuw met als kern de relatie tussen de leenheer en leefman
67
vazel/leenman
vrije man zweert aan een machtige man aan zn rijk
68
leenheer
een vorst of hooggeplaatst man die een gebied in leen gaf
69
leen
meestal een stuk land dat de leenman vn zn leenheer ontving
70
heerlijkheid
machtsgebied vn een lokale heer waarover hij recht sprak en belastingen hief
71
centrale macht
de macht over het koninkrijk is geconcentreerd bij de koning
72
feodale piramide
hiërarchie vn leenheren, leenmannen en achterleenmannen
73
monarchie
het regeringsvorm waarbij de macht 1 persoon berust, de monarch : keizen, koningen
74
kroondomein
het privébezit vn een koning
75
centralisatie
het streven vn vorsten om hun hele gebied vanuit een hoofdstad te regeren
76
rekenkamer
opgericht om de rekeningen te controleren vn de koninklijke agenten die verantwoordelijk waren vr de behandeling vn openbare middelen
77
Parlement van Parijs
het hoogste rechtscollege vn Frankrijk
78
Slag bij Hastings
verslag die op 14 oktober 1066 werd uitgevochten tussen Normandisch-Frans leger onderleiding vn hertog sakische koning Harold II
79
Magna Carta
het handvest over vrijheden en rechtsspraak dat de Engelse koning Jan zonder land op 15 juni 1215 ondertekende
80
constitutionele monarchie
een vorm vn monarchie waarbij de positie vn de monarch of regent in een grondwet geregeld is
81
Parlement
in de contect vn het traject: de vertegenwoordiging vn de clerus en de adel later aangevuld door vertegenwoordiging vn steden om de belastingen vn de koning goed te keuren en zn bestuur te controleren. Hedendaagse betekenis: door de bevolking gekozen vertegenwoordigers die met de regering een straat besturen
82
vertegenwoordiging
een groep mensen die namens andere personen spreekt
83
patriciaat
syn. de patriciërs. rijke burgers die de steden bestuurden
84
annexat
het inlijven vn grondsgebied aan het eigen grondgebied
85
leliaards
het bondgenootschap tusen de Franse koning Filips IV de Schone met het Vlaamse Patriciaat
86
liebaards
het bondgenootschap tussen de graag vn Vlaanderen Gwijde vn Dampierre met de meerderheid vn de Vlaamse adel
87
metten
een gebedsdienst in de kloosters en abdijen in de vroege ochtend, voor zonsopgang
88
goedendag
een middeleeuws slag en steekwapen
89
emancipatiestrijd
het streven nr een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie
90
keure of charter
het perkamenten document waarin de lokale heer aan een stad de vrijheid gaf
91
privilege
syn. een voorrecht
92
belfort
een stedelijke toren in de zuidelijke Nederlanden of Noord-Frankrijk waar de privileges vn de stad werden bewaard
93
patriciër
dit is de oorspronkelijke naam vr de leden vn enkele Romeinse geslachte die afstamden vn Romulus
94
schepenbank
was aanvankelijk een regionale rechtbank
95
democratie
een regeringsvorm waarbij het volk zichzelf reageert
96
gemeenteraad
een groep vn gekozen volksvertegenwoordigers binnen een gemeente
97
schepencollege
dit orgaan vormt het dagelijks bestuurd vn een gemeente
98
burgemeester
hij/zij staat aan het hoofd vn de gemeentelijke administratie en het schepencollege
99
coalitie
een verbond vn 2 of meer politieke partijen die dan in een volksvertegenwoordigers zoals een gemeenteraad samen een meerderheid vn de stammen hebben
100
Viking
een syn. voor Noormaan in het Oudnoors betekent het 'plundertocht'
101
schatting
een bedrag dat een dorp of streek moest betalen aan doortrekkende troepen om te voorkomen dat zij het dorp of streek plunderden en in brand staken
102
drakker
een snel, wendbaar scheepstype dat de Noormannen gebruiken
103
Saga
een middeleeuws verhaal waarin de geschiedenis vn Scandinavische koningen, families, individuen en landstreken wordt beschreven
104
expeditie
een tocht naar een moeilijk bereikbaar gebied om het te verkennen, te bevolken of er wetenschappelijk onderzoek te doen
105
Ding
een volksvergadering bij de Noormannen die recht kon spreken en dus als rechtbank fungeerde
106
Langhuis
het woningtype vn Noormannen, ze waren meestal tussen 20 en 30 m lang en 8-9 m breed
107
Runnenschrift
is een oud schrift dat de Noormannen en andere Germaanse volkoren gebruikten om te schrijven
108
Mythe
een verhaal waarin men de oorsprong vn een volk of een gebeurtenis wil verklaren
109
Kroniek
een verhaal of boek met chronologisch geordende gedenkwaardige of historisch feiten
110
annalen
een vorm vn geschiedschrijving waarbij gebeurtenissen bondig en op strikt chronologische wijze jaar na jaar worden beschreven