Gesprekken voeren Flashcards

(6 cards)

1
Q

Effectief luisteren, aandachtig luisteren

A
  • invloed van eigen achtergronden, overtuigingen en vooroordelen beperken
  • zo onbevangen mogelijk opstellen
  • niet alleen woorden, maar ook achterliggende bedoelingen en emotionele lading vast houden
  • boodschap van de ander serieus nemen
  • mening van de ander respecteren
  • ander ruimte geven en niet te snel tot oplossingen willen komen

Aandachtig luisteren: gericht zijn op de patiënt e zijn verhaal en niet te veel bezig zijn met jezelf. dat doe je d.m.v. aandachtgevend gedrag (verbale en non-verbale gedragingen die bedoeld zijn om de ander vrijuit te laten praten en te stimuleren met zijn verhaal door te gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aandachtgevend gedrag, non-verbaal, verbaal

A

Non-verbaal:

  • gezichtsuitdrukkingen
  • oogcontact
  • lichaamshouding
  • afstand

Verbaal:

  • kleine aanmoedigingen
  • gebruik van stiltes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vragen, functies, typen

A

Functies:

  • ontbrekende informatie opvragen
  • belangstelling tonen
  • een praatje aanknopen
  • iemand ruimte geven zijn verhaal te doen
  • de ander meer of een ander inzicht geven
  • stimuleren tot meer openheid

Typen:

  • open vragen: grote vrijheid in antwoorden
  • gesloten vragen: effectief als je weinig tijd hebt, als je snel nauwkeurige informatie nodig hebt/nadelen: i=eigen inbreng overheerst, vaak suggestief, patiënt gaat minder verantwoordelijkheid voelen
  • aansluitende vragen: gesprek op gang houden en inventariseren
  • suggestieve vragen: ander uit tent lokken, bepaalde richting sturen/nadelen: kunnen irritatie opwekken, betrouwbaarheid informatie wordt geringer
  • samengestelde vragen: aantal vragen tegelijk, verwarrend
  • waaromvragen: beweegredenen vragen/nadelen: kan bedreigend overkomen, schijnverklaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parafraseren, wat is het, functies, kenmerken goede parafrase

A

In eigen woorden weergeven wat de ander net heeft gezegd.

Functies:

  • belonende functie: ander weet dat er goed geluisterd wordt
  • controlerende functie: controleren of je het goed hebt begrepen
  • sturende functie: herhalen wat je denkt dat belangrijk is

Kenmerken goede parafrase:

  • kort en specifiek
  • gesteld in eigen, oorspronkelijke woorden
  • veronderstellend van toon
  • stem gaat aan het einde iets omhoog
  • bevat geen enkele waardering van wat de ander heeft gezegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Samenvatten, doel, wanneer gebruiken, regels goede samenvatting

A

Betrekking op langer deel van gesprek, weergave van de belangrijkste elementen.

Doel:
aanbrengen van structuur in wat de ander verteld heeft.

Gebruiken in gevallen:

  • als je gesprek wilt ordenen
  • als je gesprek wilt verhelderen
  • als je wil nagaan of je goed begrepen hebt wat er gezegd is
  • als je gesprek wilt sturen

Regels goede samenvatting:

  • gebruik eigen woorden
  • geef hoofdpunten weer
  • eindig met een vraag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gevoel reflecteren, functie, voorwaarden

A

Weergeven van de emotionele ondertoon van wat er gezegd is.

Functies:

  • betrokkenheid en begrip tonen
  • ander stimuleren gevoelens te uiten en te accepteren, geeft gevoel van veiligheid
  • controlefunctie, nagaan of je het gevoel juist hebt getaxeerd

Voorwaarden:

  • herkennen van gevoelssignalen
  • kiezen van de juiste woorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly