Gram A karpitel 5 Flashcards
(11 cards)
1
Q
Stellende trap
A
Woord
2
Q
Vergrotende trap
A
Woord + er
3
Q
Overtreffende trap
A
Am woord + sten
4
Q
Onregelmatig: gern
A
(Graag)
Gern-lieber-am liebsten
5
Q
Onregelmatig: oft/häuftig
A
(Veel/vaak)
Oft/häuftig-öfter/häufiger-am häufigsten
6
Q
Onregelmatig: gut
A
(Goed)
Gut-besser-am besten
7
Q
Onregelmatig: viel
A
(Veel)
Viel-mehr-am meisten
8
Q
Vergelijking, vergrotende trap
A
Als
9
Q
Vergelijking, overtreffende trap
A
Am
10
Q
Vergelijking, stellende trap
A
Wie
11
Q
Wat voor woorden krijgen een Umlaut
A
Bijvoeglijk naamwoorden met een a, u, o en 1 lettergreep