GS toets lj1 p4 Flashcards

1
Q

Adel

A

Groep mensen met bepaalde voorrechten. De edelen hadden een erfelijke titel, bezaten veel grond en woonden in kastelen van waaruit ze een gebied bestuurden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

autarkie

A

Economishe onafhankelijkheid. De mensen maakten alles wat ze nodig hadden zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

domein

A

Geied waar één heer de baas was. Het bestond uit de hoeve van de heer, de woningen van de horigen en het land dat dat door de horigen werd bewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

herendiensten

A

Klussen die horigen voor de heer moesten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hofstelsel

A

Stelsel waarbij horig boeren beschermd worden door een heer. De boeren zijn gebonden aan de grond die bij het hof van de heer hoort. Ze moeten een deel van hun opbrengst aan de heer afstaan en ook allerlei klussen voor de keer doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

horigen

A

Boeren die geen eigen grond hadden, maar werkten op de grond van een heer, ze mochten de grond niet verlaten zonder toestemming van de heer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leenheer

A

Karel de Grote leende grote stukken van zijn land uit aan zijn vazallen (leenmannen), in ruil voor help bij belasting ophalen rechtspreken en zorgen voor soldaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leenman

A

Vazal. Leent grond van de leenheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

leenstelsel

A

Manier waarop Karel de Grote zijn rijk bestuurde. Door stukken uit te lenen was het rijk beter te besturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oost-romeinse rijk

A

deel van het Romeinse rijk dat vanaf de 4e eeuw na christus werd bestuurd vanuit Constantiopel.
Bleef bestaan tot 1453

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vazal

A

Leenman. Leent grond van de leenheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

volksverhuizingen

A

Grote verplaatsing in de 4e en 5e eeuw van Germaanse stammen vanuit Constantinopel. Bleef bestaan tot 1453.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

west-romeinse rijk

A

Deel van het Romeinse Rijk dat vanaf de 4e eeuw na Christus vanuit Italie werd bestuurd. Kwam in 476 ten val.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom na het vertrek van de Romeinen en de komst van de Germaanse stammen rond 500 na Christus landbouw weer en het belangrijkste middel van bestaan werd

A

Omdat grote steden niet meer bestonden, dus iedereen moest meestal zelf voor voedsel zorgen.
Het werd een landbouwsamenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom de meeste boeren hun vrijheid verloren en het van een heer gingen bewerken

A

Omdat ze niet meer beschermd waren tegen rovers en plunderaars. Zij moest bescherming zoeken bij een rijke, machtige boer in de buurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe keizer Karel de Grote zijn grote rijk bestuurde

A

Het rijk was veel te groot om alles zelf te kunnen besturen, dus hij gaf delen van zn land aan trouwe volgelingen om te besturen (leenmannen).

17
Q

Hoe keizer Karel de Grote graven en hertogen aan zich bond

A

hij gaf grond en zorgde ervoor dat ze paarden enzo hadden weet ik v eel

18
Q

hoe het hofstelsel is verbonden met het leenstelsel

A

een hofstelsel gaat van heer tot heer, als een heer dan besluit om een stukje land uit te lenen aan een andere dan wordt het een leenstelsel

19
Q

Hoe het leenstelsel bijdroeg aan het einde van het Frankische Rijk

A

De nakomelingen van de leenmannen dachten zij de recht hadden om koning te zijn, dus ze gingen allemaal vechten

20
Q

Tijdlijn:

A

Rome wordt door een Germaanse stam geplunderd.
middeleeuwen begint.
Tijd van de volksverhuizing.

21
Q

Wat veranderde er met het verdwijn van het west romeinse rijk?

A

-Er was geen leger meer die de orde hield.
-Door de onveiligheid was het moelijker om handl te drijven
-Romeinse wegen, bruggen en gebouwen werden niet meer gebruikt, niet meer onderhouden en raakten in verval
-Europa werd een landbouwsamenleving

22
Q

Wat waren de problemen voor het westen

A

zwakke keizers die kort reageren
invasie van de hunnen
volksverhuizing

23
Q

wie heeft rome geplunderd

A

odoaker

24
Q

Wat waren de veranderingen

A

Het romeinse leger was er niet meer, geen bescherming.

Geen bescherming van soldaten: handel en reizen werd te gevaarlijk,

:Romeinse wegen, gebouwen en bruggen werden niet meer gebruikt en raakte in verval,

Europa werd een landbouwsamenleving en autarkisch.

25
Q

Wat is een hofstelsel

A

Boeren kregen geen bescherming meer.

Bescherming vragen op het domein van een domeinheer!
- versterkte boerderij,
- gewapend personeel.
Deze boeren worden horigen.

26
Q

Wat heeft een domein allemaal?

A

Een domein heeft drie delen:
Vroonland: het land van de heer,
Hoeveland: land voor de horigen,
Woeste grond: bossen, rivieren en moerassen.

27
Q

Wat deden de leenheren allemaal voor karel?

A
  • ophalen van belasting
  • orde handhaven
  • soldaten verzamelen
  • de leenheer adviseren