H 2 Flashcards

(17 cards)

1
Q

uniporter

A

éénrichtings vervoer van stof via membraan de cel binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

co-transporter

A

Ook bij co-transport wordt het verval van de ene soort langs zijn concentratiegradiënt gebruikt om een ander molecuul tegen zijn concentratiegradiënt in te bewegen. Een voorbeeld hiervan is de glucosesymporter, die met iedere twee natriumionen een molecuul glucose de cel in transporteert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symporter

A

2 verschillende soorten stoffen tegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

antiporter

A

twee soorten stoffen tegelijk de andere kant op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

signaalabductiesysteem

A

= nodig om boodschap van primaire boodschapper -> secundaire boodschapper door te geven

: Gproteïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

agonisten

A

ander hormoon dat aan receptor bindt en hetzelfde effect teweeg brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

antagonisten

A

receptor binden -> geen biologisch effect = receptor blokkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

down-regulating

A

wanneer de concentratie signaal moleculen stijgt, daal het aantal receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

up-regulating

A

wanneer de concentratie signaal moleculen daalt, stijgt het aantal receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

desensitisering

A

efficientie signaal overdracht verlaagd, waardoor ongevoeligheid wordt geinduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

receptor gemedieerde endocytose

A

opname na binding membraan receptoren om af te breken en de receptor te recyclen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evenwichtspotentiaal

A

afweging van concentratie en lading
(de cel verlaten of binnen blijven)
-> in realiteit geen compleet evenwicht omdat andere ionen de Mp veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functie ionenpompen

A

door ionen naar binnen of naar buiten te pompen de RMP te handhaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

absoluut refractaire periode

A

onmiddelijk na AP -> nieuwe AP= onmogelijk.

dit door inactivatie van Na+ kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

relatief refractaire periode

A

tijd net na absolute, nieuwe AP is mogelijk maar sterkere stroomstoot zal nodig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

soorten ionenkanalen

A

lek kanaal
strek-gevoelig kanaal
ligand geassocieerd ionkanaal
voltage gevoelig ionkanaal

sommige beïnvloed door verschillende mechanismes

AP meestal stroomgevoelig
synapsen en sensorische cellen is meestal strek of ligand

17
Q

isotoon, hypotoon en hypertoon

A

zegt iets over of de celvolume hetzelfde blijft, die celvolume laat toenemen of afnemen.
wat betreft ingespoten oplossing