H1 Basics van communicatie Flashcards

(73 cards)

1
Q

Wat is communicatie?

A

overbrengen info van ene naar andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit: circulaire communicatie

A

feedbackcirkels: Z en O wisselen continu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke elementen bestaat de communicatiecirkel?

A
  • zender
  • ontvanger
  • boodschap
  • media
  • vorm/code
  • (ruis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit: wat de zender?

A

stuurt een boodschap met een bedoeling (bv. informeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit: wat is de ontvanger

A

ontvangt de boodsccap en kan reageren met feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de boodschap?

A

wat je overbrengt, wat je laat zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kan de boodschap gebracht worden?

A

In aangepaste vorm/code
via medium/informatiedrager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kan de code/vorm van een boodschap zijn?

A

verbaal (bv. Nederlandse taal)
non verbaal (bv. pictorgrammen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het medium van de boodschap?

A

De informatiedrager: bv. een stem, een lichaam, powerpoint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen mondelinge en schriftelijke communicatie?

A

mondeling = veel sneller want O direct feedback op Z, zelf nog tijdens de boodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is er belangrijk bij de code/vorm?

A

aangepast aan ontvanger (bv. passend vakjargon, dove persoon,..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke problemen kunnen zich voordoen bij zender/ontvanger?

A

Ruis = verstoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten ruis zijn er en geef voorbeeld

A

intern: mentale afleiding, stotteren, hardhorig
extern: voorbij rijdende auto, slechte geluidskwaliteit,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de context?

A

alles in omgeving die invloed uitoefenend op dagelijks handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 soorten context zijn er?

A
  • Materieële context
  • sociale context
  • culturele context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg uit: materiële context

A

context = invloed op dagelijks handelen
fysieke & tastbare elementen
bv. schoolgebouw, computers, stoelen, bureau –> nodig om te handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leg uit: sociale context

A

relaties met anderen, het gevoel erbij te horen, diversiteitssensitieve communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

leg uit culturele context

A

aspecten die bij cultuur horen bv. gedragregels, religie,…

nederlandse mail met pictorgrammen voor anderstalige ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Via welke regels worden de communicatie beschreven?

A

5 axioma’s van Watzlawick

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beschrijf het eerste axioma van W.

A

We kunnen niet niet communiceren
* met ons gedrag beinvl anderen en omgekeerd
* buitenkant (wat we zeggen/doen) gestuurd door binnenkant (gedachten/bedoelingen/)
–> altijd lihchaamstaal die nog steeds bedoelingen of gedachten comm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf het 2de axioma van W

A

Communicatie heeft een inhouds- en relatieniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bespreek het inhoudsniveau

ax 2

A
  • zakelijke inhoud: letterlijke woorden, objectief
  • appelerende inhoud: aanzetten tot handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bespreek het relatieniveau

ax 2

A

tussen de lijnen door wordt onbewust de relatie tss personen weergegeven + non verbaal event versterken
iets bespreken = signalen uitzenden van hoe we elkaar zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie stuurt het relatieniveau?

A

de zender doet relatievoorstel en de ontvanger reageert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hoe kan de ontvanger reageren op relatievoorstel?
- Verwerpen: al mijn vrienden die mogen tot 2u blijven, ik ben al 16! - Negeren: -------- - Erkennen: oke ik zal om 1u thuis zijn
26
Wat is het gevolg van verwerpen, negeren ?
negatieve communicatie --> machtstrijd
27
Wat is het 3de axioma?
ieder zijn waarheid, we interpeteren de werkelijkheid subjectief
28
Leg uit: we interpret de werkelijkheid subjectief | ax 3
iedereen kijkt vanuit eigen subjectieve bril: opvattingen, ervaringen, opvoeding, waarden & overtuigingen, sociale en culturele invloeden, opvoeding,...
29
gevolg van we interpret de werkelijkheid subjectief? | ax 3
er is een verschil tussen de feiten en de interpretatie van de feiten --> voor iedereen anders
30
Wat is er belangrijk in de klas bij ax 3?
open houding: sta open voor iedereen zijn interpretatie --> + communicatie
31
Leg uit: de verwachtingen van de leerkracht onder invloed van zijn eerste indruk obv uiterlijk
leerkracht vormt vaak eerste indruk obv uiterlijk: +/- --> **selffulfilling prophecy of pygmalion effect **
32
Leg uit: selffulfilling prophecy of pygmalion effect
verschijnsel waarbij (on)bewuste verwachtingen van docent over leerling leiden tot verandering in gedrag en prestaties van die leerling. Wanneer docent bijvoorbeeld gelooft dat leerling goed kan presteren, kan dat ervoor zorgen dat docent onbewust meer positieve feedback en aandacht --> betere prestaties
33
Wat is axioma 4?
mensen communiceren zowel digitaal als analoog
34
leg uit: digtale taal en geef voorbeelden ## Footnote ax 4
= verbale communicatie en verzamelnaam voor woorden en tekens met vaste, overeengekomen betekenis ## Footnote grammatica, woorden, gebarentaal, verkeersborden, pictogrammen
35
leg uit: analoge taal en geef voorbeelden ## Footnote ax 4
non verbale taal = geen woorden & geen vaste, overeengekomen betekenis ## Footnote geeuwen in de les, op horloge kijken, gefornste wenkbrouwen ,...
36
Welke taal is geloofwaardiger? ## Footnote ax 4
analoge taal
37
Wat is axioma 5?
communicatie is ofwel complementair ofwel symmetrisch
38
met welk axioma is axioma 5 verbonden?
Ax 2; onderzoek van de machtsrelatie in de communicatie = verbonden met ax 2
39
Leg uit: complementaire machtsrelatie | ax 5
ongelijke machtspositie: bv. leerkracht leerling
40
leg uit: symmetrische machtsrelatie
gelijke machtspositie bv. leerkracht ouders
41
wat bepaald symm of compl? | ax 5
de context bv. klasdiscussie leerkracht wel symm met leerling
42
Wat is het gevaar bij ax 5?
éénzijdig machtsmisbruik wanneer 1 v/d 2 partners niet akkoord is met de machtsrelatie --> negatieve comm ## Footnote nood aan eigenwaarde en erkenning = + gevoel
43
wat is een ander woord voor non verbale comm?
analoge taal
44
geef voorbeelden van non-verbale taal
lichaamshouding, mimiek, oogcontact, gebaren, stemexpressie, afstand
45
welke 2 soorten lichaamstaal zijn er?
1. signalen die we niet kunnen beinvl (bv. zweten, blozen, versnelde AH,..) 2. gewone, aangeleerde en veranderbare lichaamstaal die onder controle is (bv. voorhoofd fornsen, neus optrekken...)
46
Hoe merk je bedrog op?
verschil tussen beinvloedbare en niet beinvloedbare signalen maar ook verschil tss verbale en non verbale comm
47
Belangrijk leerkracht verbaal en non verbaal?
op elkaar afstemmen --> wekt indruk overzicht over alles/onder controle --> + leerlinggedrag
48
Welke soorten non-verbale comm zijn er?
- uiterlijk (1ste indruk) - lichaamshouding - mimiek en oogcontact - gebaren - afstand en nabijheid - stemexpressie
49
Leg uit: eerste indruk via uiterlijk | non verbale communicatie
eerste indruk via uiterlijk --> ° gevoelens wantrouwen/vertrouwen + ° **interpretatiekader **voor elk volgend contact
50
bespreek de lichaamshouding | nonverbale taal
verteld heel veel: bv. open of gesloten, snel of traag wandelen, op puntje van stoel zitten of naar achter leunen...
51
Voor wat zorgt een open lichaamshouding?
meer overtuigingskracht & betrokkenheid
52
Welke tips geven leerkracht in klas lichaamshouding?
- stevige basis: zelfvertrouwen, zelfzekere indruk - ontspannen houding -> minder onaangename stress of spanning bij leerlingen - ondersteun met passende korte gebaren (niet te veelà - richt je naar leerlingen --> betrokkenheid & interesse - moeilijk met handen? neem bv. een krijtje - lichaamstaal lezen leerlingen!
53
Wat zegt je mimiek/gelaatsexpressie?
iets over je binnenkant: hoe je denkt en voelt
54
Wat kun je met oogcontact?
interesse tonen, tonen aandacht, feedback geven, uitnodigen om verder te praten, ...
55
welke kanttekening is er bij oogcontact?
cultureel gebonden (soms taboe)
56
Geef enkele tips in de klas voor mimiek en oogcontact
- mimiek helpt boodschap te ondersteunen, klemtoon leggen - mimiek tonen gevoelens = geloofwaardiger - oogcontact leerling: gericht aandacht, betrekken, zelfzeker - leer mimiek lezen
57
Wat kun je doen met gebaren?
* verbale communicatie ondersteunen, gesprek gaande houden, benadrukken boodschap * vervangen (bv. indien ruis)
58
Welke soorten gebaren zijn er?
- representatieve gebaren - expressieve gebaren
59
Leg uit: representatieve gebaren ## Footnote voorbeeld?
hebben bekende functie/betekenis vervagngen gesproken woord ## Footnote ssst!, pico bello,...
60
Leg uit expressieve gebaren ## Footnote voorbeeld
* Geven uitdrukking aan gemoedstoestand * tonen de intentsiteit van je gevoelens ## Footnote bv. oh neeeeeeeeeeee gebaar, frustratie gebaar ,...
61
Risico expressieve gebaren ?
de andere kan het verkeerd interpreteren of de intensiteit verkeerd begrijpen | iedereen druk anders gevoelens uit
62
Tips voor in de klas bij gebaren?
- Bewust zijn van gebaren die je gebruikt --> meer controle over boodschap - meer levendig en afwisselende les met gebaren - niet overdrijven = afleiding - leer gebarentaal leerlingen lezen
63
Bespreek afstand en nabijheid | non verbale communctie
territoriumtheorie: ruimtelijke afstand, afstand tss partners, lichaamscontact, aanraken,...
64
Welke zijn de 4 zones van de territorium theorie?
1. intieme zone (0-45cm) 2. persoonlijke zone (45-120cm) 3. sociale zone (120-360cm) 4. publieke zone (360-750cm)
65
wat is de intieme zone?
* Heel persoonlijke gedragingen (bv. liefkozen, knuffelen, troosten, fluisteren,..) * Blijk wederzijds vertrouwen * Indien ongevraagd of ongewenst in ruimte > deins achteruit
66
wat is de persoonlijke zone ?
* Dagelijks persoonlijk contact (bv. handen schudden) – meeste gesprekken * Personen met wie je vertrouwd bent * Zone verschilt van persoon tot persoon (opdringerig of prettige afstand?) * Buiten deze zone moeilijk vertrouwelijk gesprek voeren * Te ver kan afstandelijk, ongeïnteresseerd overkomen
67
besprek de sociale zone
* Zone sociale contacten: feestjes, maaltijden, loketten… * Zone van niet te persoonlijke onderwerpen * Lichamelijk contact onmogelijk, maar moeilijk om persoon te negeren, afweergedrag, naar buiten kijken, boek lezen, tijdschrift…
68
bespreek de publieke zone
* Algemene maatschappelijke omgang * Mensen die je niet kent, geen contact nodig * Niet van persoonlijke aard * Enkel algemeen geldende beleefdheidsregels * Afstand op openbaar terrein, lezingen, concert, theater, publiek
69
Waarmee moet je rekening houden afstand en nabijheid in de klas
* Leerlingen zijn gesteld op intieme ruimte * Neem juiste (fysieke) afstand bij individueel gesprek (interesse, maar niet bedreigend) * Leerlingen zitten vaak niet op de eerste bankrijen. Welk signaal geven ze hiermee?
70
Wat valt allemaal onder stemexpressie?
- stemvolume - toonhoogte - intonatie - spreeksnelheid - articulatie
71
Wat kun je zeggen over stemvolume? ## Footnote non verbaal
elementen beklemtonen, aandacht vragen, orde houden of net stiller praten
72
wat kun je zeggen over toonhoogtes en intonatie? ## Footnote non verbaal
elementen beklemtonen, aandacht vragen, orde houden, accenten leggen, pauzes plaatsen,..
73
Wat kun je zeggen over de spreeksnelheid? ## Footnote non verbaal
concentratie leerlingen beinvloed - te vlug = moeilijk volgen, frustratie, afhaken - te traag = vervelen,..