H1: contextualisering Flashcards

(35 cards)

1
Q

Wat is de definitie van organisatie van de hulpverlening?

A

= het geheel van maatschappelijke inspanningen, al dan niet georganiseerd, privaat of publiek, die de gezondheid of het welzijn van burgers tracht te bevorderen en garanderen door maatregelen en diensten te versterken en te financieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet het georganiseerde aanbod van hulpverlening uit op de verschillende niveaus?

A
  • 0e lijn: informele zorg
  • 1e lijn: formele zorg
  • 2e lijn: professionele, categoriale hulp
  • 3e lijn: gespecialiseerde hulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 financiëringsmodellen bestaan er voor de hulpverlening?

A
  • Bismarck-model
  • Beveridge-Model
  • Free-market model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk model is er in België voor de financieren van de hulpverlening?

A

Bismarck-model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt het Bismarck-model in?

A
  • verplichte ziekteverzekering
  • afhankelijk van inkomen
  • staat minder grote rol
  • zorg grotendeels gegarandeerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt het Beveridge model in?

A
  • alle zorg wordt rechtstreeks via belastingen betaald
  • hangt niet af van inkomen
  • centrale sturing overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt het Free-market, private insurance model in?

A
  • private verzekeringen
  • zorg moet efficiënt zijn om winst te maximaliseren
  • amper inmenging staat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn valkuilen die terug te vinden zijn bij de 3 financiëringsmodellen?

A
  • duur
  • onvolmaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zag de rol van de overheid eruit tot WOI?

A

L’Etat Gendarme: beschermer van de burgerlijke en politieke rechten waarbij ze inzetten op profylactische maatregelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zag de rol van de overheid eruit na WOII?

A

L’Etat Protecteur: actief vormgever van het maatschappelijk leven door installeren van sociale zekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe probeert de overheid de rol van l’etat protector te verwezenlijken?

A

Via een verzorgingsstaat (binnen kapitalistische democratieën)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de verzorgingsstaat?

A

= maatschappijvorm die gekenmerkt wordt door een op democratische leest geschoeid systeem van overheidszorg dat zich bij handhaving van het kapitalistisch productiesysteem, garant stelt voor het collectieve welzijn van haar onderdanen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke functie neemt de verzorgingsstaat op? (3)

A

1) correctie van de verdeling van maatschappelijke goederen via sociaal beleid
2) overheidstussenkomst gericht op vermindering van de marktafhankelijkheid
3) compromis tussen vrije markt en collectivistisch stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke 2 principes steunt de verzorgingsstaat?

A

1) solidariteitsprincipe
2) verzekeringsprincipe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het solidariteitsprincipe?

A

= iedereen moet bijdragen volgens draagkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verzekeringsprincipe?

A

= iedereen kan er beroep op doen volgens zorgbehoefte

17
Q

Wat zijn de 3 pijlers van de verzorgingsstaat?

A
  • sociale zekerheid via uitkeringen en financiële regelingen
  • goed onderwijs
  • goede gezondheidszorg en sociale voorzieningen
18
Q

Welke types verzorgingsstaat bestaan er?

A
  • sociaal democratische verzorgingsstaat
  • institutionele verzorgingsstaat
  • residuele verzorgingsstaat
  • rudimentaire verzorgingsstaat
19
Q

Hoe ziet de sociaal democratische verzorgingsstaat eruit?

A
  • = klassieke verzorgingsstaat
  • iedereen draagt bij en iedereen kan er beroep op doen
20
Q

Hoe ziet de institutionele verzorgingsstaat eruit?

A
  • vaak afbrokkeling van klassieke verzorgingsstaat
  • sociale bijstand aanwezig maar sociale stratificaties ongemoeid
  • bijstand, maar onvoldoende om te corrigeren voor ongelijkheid
21
Q

Wat is de residuele verzorgingsstaat?

A
  • centraal: individuele verantwoordelijkheid
  • sociale solidariteit beperkt tot bepaalde situaties en selectief tav bepaalde bevolkingscategorieën
  • bepaalde groepen worden gaandeweg uitgesloten
22
Q

Wat is een rudimentaire verzorgingsstaat?

A
  • centraal: familiale solidariteit
  • sociale rechten zeer beperkt aanwezig
23
Q

Waarvoor staat equal citizenship?

A

Vertrekt vanuit de assumptie dat iedereen een gelijke status heeft en iedereen het recht heeft op self-government. DUS: gelijke rechten en ook gelijke plichten

24
Q

Hoe zag de organisatie van de zorg eruit tijdens het ancien regime?

A
  • geen centrale aansturing overheid
  • dominantie private initiatieven
  • zorg: residentieel (door religieuzen), gast- of godshuizen en niet doelgroep-specifiek
  • welzijn: via religieuzen en de Gilden
  • weinig of geen professionalisering tot 18e eeuw
25
Hoe zag de organisatie van de zorg eruit tijdens de Franse bezetting?
- minimale aansturing door de overheid - 1793: verklaring van de rechten van mens en burger - zorg: commissie van burgerlijke godshuizen - welzijn: bureel van weldadigheid - volksgezondheid: aanpak openbare hygiëne en verplichting diploma voor artsen en apotheker
26
Wat is laïcisering?
Scheiding van kerk en staat
27
Hoe zag de organisatie van de zorg eruit tijdens de Nederlandse bezetting?
- minimale centrale aansturing door de overheid - zuidelijke provincies: overname van Franse openbare zorgsysteem - zorg: commissie van burgerlijke godshuizen - welzijn: bureel van weldadigheid - volksgezondheid: medisch onderwijs verbeterd, controle van bevoegdheden artsen en apothekers, Provinciale commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toezicht
28
Wanneer is België onafhankelijk geworden?
1830
29
Hoe ziet de organisatie van hulp eruit tijdens de Belgische onafhankelijkheidsperiode?
- centrale aansturing overheid (private actoren kunnen sociale initiatieven organiseren) - unionisme maar ideologische conflicten
30
Hoe ziet de organisatie van de zorg eruit tijdens de Belle Epoque?
Overheid laat in toenemende mate privaat initiatief toe: - ideologische conflicten nemen toe => opkomst socialisten - katholieke regeringen - middenveld wordt ingeschakeld om uitvoering van de wetten mogelijk te maken
31
Hoe ziet de organisatie van de hulpverlening eruit tijdens WOI en interbellum?
Toenemende verstaatsing: toenemende verzuiling - 1914: oprichting Nationale Hulp- en Voedingscomité => nood aan sociale hervorming: nieuwe sociale wetten, wet op kinderbijslag, ... => verdere versterking van preventieve gezondheidszorg => nood gediplomeerd personeel voor hulporganisaties
32
Waarvoor staat NHVC?
Nationaal hulp- en voedingscomité
33
Wanneer is het ministerie van volksgezondheid opgericht?
1936
34
Hoe ziet de organisatie van de hulp eruit tijdens wOII en de start van de verzorgingsstaat?
- overheid: leidinggevende rol - sociale impact: oprichting Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid - Welzijn: na 1958aandacht voor inactieve bevolking; 1974 wet op het bestaansminimum; 1976: wet op de openbare centra van maatschappelijk welzijn - Zorg: uitbreiding van het aanbod; 1963 ziekenhuiswet; toenemende aandacht voor kwaliteit
35
Op welke manieren moet de overheid rationaliseren doordat er grenzen zijn aan de verzorgingsstaat?
- beperking van nieuwe voorzieningen - herstructurering ziekenhuizen - doorontwikkeling van ambulante zorg - eind jaren 80: inzet 1e lijnszorg en mantelzorg