H2 Flashcards
Sociobiologie
Toepassing van evolutionaire biologie om sociaal gedrag van dieren, waaronder mensen te begrijpen. Met name door observatie. Natuurlijke selectie speelt een grote rol. Onderzoekers gaan uit van evolutie.
Gezond nageslacht verkrijgen;
- identificeren van gezonde partners; ongezonde mensen zijn minder geschikt om gezond nageslacht te krijgen. Aantrekkelijkheid heeft te maken met hoe gezond je een persoon schat
- relatiepatronen/courtship patterns; (kijken naar hoe mensen met elkaar omgaan en hoe fit ze zijn); alles wat je met je partner onderneemt (daten, sporten) zegt iets over hoe fit je bent. Als je fit bent kun je je beter voortplanten
- familiestructuur en kwetsbaarheid kinderen; vrouwen spelen een rol in de fysieke verzorging van kinderen, mannen zorgen voor resources (eten, geld, veiligheid) bij goede samenwerking en hechting in het gezin leidt dit tot pair bond, waardoor het kind minder kwetsbaar is.
Parental investment
Gedragingen of andere investeringen in het nageslacht door de ouder die de overlevingskans van het nageslacht vergroten. Mannen zijn volgens deze theorie meer bereid te investeren in biologische kinderen dan in stiefkinderen.
Seksuele selectie
Specifiek type selectie dat verschillen tussen mannen en vrouwen veroorzaakt en voorspellen hoe ze zich gedragen;
- intrasexual competition; competitie tussen leden van een gender (vaak mannen) voor toegang tot paren met leden van het andere geslacht. Mannen laten vooral hun materiële zaken hier zien.
- intersexual competition; proces partnerselectie. Waarbij voorkeur is (vooral vrouwen) voor bepaalde leden van het andere gender. Vrouwen kiezen, mannen proberen te versieren.
Evolutionaire psychologie
Focust op psychologische mechanismes, gevormd door evolutie. Gaat ervan uit dat ieder kenmerk dat we observeren een adaptieve betekenis heeft. Mensen bevatten volgens deze theorie emotionele en cognitieve structuren, waardoor ze in staat zijn om partners te kiezen die goed zijn voor voortplanting.
Onderzoek gefocust op seksuele strategieën
Paringsgedrag is niet willekeurig. Mannen en vrouwen hebben verschillende adaptieve problemen op korte termijn, of casual voortplanten en in lange termijn voorplanten en reproductie:
- vrouwen korte termijn; resources
- vrouwen lange termijn; resources voor lange tijd
- mannen korte termijn; vrouwen die zich seksueel aanbieden/ seksuele beschikbaarheid
- mannen lange termijn; vrouwen die zich niet seksueel aanbieden zodat nakomelingen een moeder hebben die niet vreemdgaat
Echter niet waar, zowel mannen als vrouwen willen lange-termijnpartners
Genderneutrale evolutietheorie (gowaty)
Stelt dat gezien de gevarieerde omgeving het niet adaptief is voor mensen om vaste gedragingen of vaste sekseverschillen in gedrag te hebben dat bepaald is door evolutie. Het is het meest adaptief voor individuen om flexibel te zijn in hun gedrag. Iemand kan zich meer typisch mannelijk gedragen in bepaalde situaties en beter vrouwelijk in anderen.
Psychoanalytische theorie
Begonnen met freud, geloofde dat menselijk gedrag gedreven werd door zin in seks of seksuele energie (libido) en doodsinstinct (thatantos). hij was geïnteresseerd in verschillende lichaamsdelen, de erogene zones.
Persoonlijlheidsstuctuur freud
- id; aanwezig vanaf geboorte, handelt vanuit genotsprincipe, bevat libido
- ego; handelt vanuit realiteitsprincipe, zorgt dat personen realistische, rationele interacties met andere hebben, bestaat om het id onder controle te houden. Laat id en supergo tot een goede middenweg komen. (Realiteit)
- superego; handelt vanuit idealisme. Wordt beschouwd als ons bewustzijn, bevat moreel besef van onze samenleving. Houdt id tegen en probeert ego over te halen tot morele doelen.
Vb; aantrekkelijk persoon in de kroeg, maar getrouwd. Je gaat niet vreemd, want id wordt onderdrukt, ego geeft je een moreel besef.
Fases psychosociale ontwikkeling freud;
- oraal < 1 jaar;
- anaal 2e levensjaar
- fallisch 3-6
- latentie 6-adolescentie
- genitaal
Meeste volwassenen hebben ten minste trekken van eerdere fases die blijvend zijn in hun persoonlijkheid. Fixatie kan leiden tot ongewone seksuele interesses en seksuele gedragingen in de volwassenheid
Orale fase
Plezier komt voort uit stimuleren van mond en lippen
Anale fase
Plezier komt voort uit controle over blaas- en stoelgang
Fallische fase
Interesse voor eigen geslachtsdelen.
- Oedipuscomplex; seksuele aantrekking van jongen tot hun moeder (castratie angst); uit angst voor vergelding van zijn vader, voelt hij castratie angst; angst dat de vader zijn penis afsnijdt, stopt uiteindelijk met het verlangen naar zijn moeder en gaat zich identificeren met zijn vader.
- electracomplex; seksuele aantrekking van een meisje tot haar vader, waardoor ze penisnijd (realisatie dat ze geen penis hebben) voelen. Meiden zullen dit altijd blijven ervaren omdat ze nooit een penis krijgen. Hierdoor kunnen ze niet rijpen en blijven ze een beetje onvolwassen.
Latentie fase
Seksuele impulsen onderdrukt of in rustige staat. Hier zouden geen veranderingen zijn in seksuele ontwikkeling, echter laat onderzoek zien dat dit niet waar is omdat je de gehele cyclus verandering ondergaat
Genitale fase
Seksuele neigingen ontwaken opnieuw in de puberteit. Seksuele behoeften worden meer gericht op geslachtdelen. Orale, anale en genitale driften versmelten on voortplanting te bevorderen
Vaginal en clitorale orgasmes waren minderwaardig volgens freud. Enkel een vaginaal orgasme zou betekenen dat die vrouw volwassener was. Echter blijken er geen fysiologische verschillen te zijn.
Kritiek freud
- veel concepten kunnen of konden niet wetenschappelijk onderzocht worden. De enige manier zouden hersenscans zijn
- data waarop het model is gebaseerd, is afkomstig van (verstoorde) patiënten van freud. Men in zijn kliniek had problematiek, misschien is er dus een patroon van verstoorde mensen beschreven
- te veel nadruk op biologische determinanten van gedrag (instincten)
- male centered theory die schade kan brengen bij vrouwen
Voordeel;
Freud slaagde erin om seks te introduceren als een geschikt onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek.
Learning theory
Veel gedrag is biologisch gecontroleerd, maar veel ervan is aangeleerd. Waarneembaar gedrag zou de primaire eenheid van eenheid van analyse moeten zijn. Onze gedragingen vertegenwoordigen aangeleerde associaties. Nieuwe associaties kunnen altijd aangeleerd worden.
Klassieke conditionering
Pavlov; een eerdere herhaalde geconditioneerde stimulus wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus, die een ongeconditioneerde stimulus uitlokt, die uiteindelijk uitgelokt wordt door alleen de geconditioneerde stimulus op zich. (Hond belletje eten kwijlen/little albert)
Operante conditionering
Skinner; bekrachtigd gedrag neemt toe in frequentie, bestraft gedrag verlaagd. Als geslachtsgemeenschap constant wordt geassocieerd met pijn, zal er minder seks plaatsvinden. Consequenties zijn het effectiefst in het vormen van gedrag als ze direct na het gedrag plaatsvinden. Vergeleken met beloning wordt bestraffing als minder effectief gezien in de vorming van gedrag. (Jongeren blijven langer onveilig seksen omdat soa’s pas later komen)
Behaviour modification
Een set van operante conditionerings technieken die gebruikt worden om menselijk gedrag aan te pakken. Dit om bv problematisch seksueel gedrag aan te passen. Er wordt hierbij gericht op het negatieve. Bv; olfactory aversion theory
Olfactory aversion theory
Aanpassen van negatief gedrag, door het aanpassen van een stimulus (waar men normaal gesproken opgewonden van raakt), gevolgd door een vieze geur, waardoor de associatie met de stimulus van plezierig naar onplezierig gaat.
Social learning theory
Bandura, ross&ross; gebaseerd op de ideeën van operante conditionering. We immiteren gedrag dat we observeren in anderen. Vooral van rolmodellen. Adolescenten die worden blootgesteld aan meer seksuele inhoud in films, nemen meer seksuele risico’s.
- social cognitive learning theory; voegt cognitieve processen zoals self-efficacy toe.
Self efficacy
Gevoel van bekwaamheid bij het uitvoeren van een activiteit, zoals vertrouwen of zelfverzekerdheid.
Social exchange theory
Gebaseerd op het idee van bekrachtiging. Veronderstelt dat mensen acties zullen kiezen die baten maximaliseren en kosten minimaliseren.
- vergelijkingsniveau voor alternatieven; het vergelijken van baten die een relatie oplevert, ten opzichte van een andere relatie.
- gelijkheid; geloven dat geloven dat beloningen in verhouding staan tot de kosten binnen een relatie.
- matching hypothese; mannen en vrouwen kiezen partners die bij heb passen op basis van fysieke (aantrekkelijkheid) en sociale kenmerken (attitude en zienswijzen op het leven.