H2 Getallen en verhoudingen 2TH Flashcards

1
Q

Wat is een priemgetal?

A

Priemgetallen zijn getallen die je alleen door 1 en door zichzelf kunt delen.

De eerste priemgetallen zijn 2, 3 en 5.
(er is afgesproken dat 1 geen priemgetal is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is π ?

A

π (pi) is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel.

π = omtrek cirkel : diameter

π = 3,141592…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is googol?

A

Een googol is een 1 met honderd nullen.

10100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een breuk?

A

Een breuk is een andere notatie van een deling.

¾ = 3 : 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vermenigvuldig je twee breuken met elkaar?

A
  1. vermenigvuldig de tellers
  2. vermenigvuldig de noemers
  3. vereenvoudig de uitkomst, als dat kan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het omrekenschema voor tijdseenheden?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In een jaar zitten…
… kwartalen
… maanden
… weken
… dagen

A

In een jaar zitten…
4 kwartalen
12 maanden
52 weken
365 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

decennium = … jaar
eeuw = … jaar
millennium = … jaar

A

decennium = 10 jaar
eeuw = 100 jaar
milennium = 1000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel seconden zitten er in een uur?

A

60 minuten x 60 seconden =
**3600 **seconden in een uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe schrijf je een tijdsduur die uit uren, minuten en seconden bestaat?

A

Een tijdsduur die uit uren minuten en seconden bestaat schrijf met punten ertussen.

**2.15.24 **
betekent 2 uur, 15 minuten en 24 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3,6 uur = … uur en … minuten

A

0,6 uur x 60 = 36 minuten
dus 3,6 uur is 3 uur en 36 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

555 uur = … dagen en … uren

A

555 : 24 = 23,125 dag
0,125 dag x 24 = 3 uur

23 dagen en 3 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

11 520 seconden = … uur en … minuten

A

11 520 : 60 : 60 = 3,2 uur
0,2 uur x 60 = 12 minuten

3 uur en 12 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is snelheid?

A

Snelheid geeft aan hoeveel afstand er afgelegd wordt per tijdseenheid.
km/u = km per (1) uur
m/s = meter per (1) seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een auto rijdt met een snelheid van 80 km/u.

Hoeveel km heeft de auto afgelegd in 30 minuten?

A

80 km/u dus de auto per uur 80 km af

30 minuten is een half uur

de helft van 80 is

80 : 2 = 40 km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een auto rijdt 4 uur met een gemiddelde snelheid van 112 km/u.

Hoeveel km legt de auto af in 4 uur?

A

112 km/u dus de auto legt per uur 112 km af

in 4 uur is het

4 x 112 = 448 km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een auto rijdt met een snelheid van 80 km/u.

Hoeveel uren en minuten doet de auto over een afstand van 180 km?

A

80 km/u dus de auto legt per uur 80 km af

180 : 80 = 2,25 uur

0,25 uur is een kwart van een uur dus 15 minuten.

De auto doet 2 uur en 15 minuten over 180 km.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe reken je een snelheid in m/s om naar km/u?

A

m/s x 3,6 = km/u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe reken je een snelheid in km/u om naar m/s?

A

km/u : 3,6 = m/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

100 km/u = … m/s

A

100 : 3,6 = 27,777… ≈ 27,8 m/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

12 m/s = … km/u

A

12 x 3,6 = 43,2 km/u

22
Q

Een zwemmer doet 7 minuten en 20 seconden over 400 meter.

Bereken haar gemiddelde snelheid in m/s.

A

7 minuten en 20 seconden is 7x60+20= 440 seconden

400 m : 440 sec = 0,909… ≈ 0,9 m/s

23
Q

Een vlucht van Amsterdam naar Paramaribo duurt 9 uur en 33 minuten. De afstand is 7500 km.

Bereken de gemiddelde snelheid van het vliegtuig in km/u.

A

33 minuten : 60 = 0,55 uur
7500 : 9,55 = 785,340… ≈ 785,3 km/u

of

24
Q

Een leerling fietst met een gemiddelde snelheid van 15 km/u naar school. De afstand is 6 km.

Hoeveel minuten doet zij hierover?

A

15 km/u dus 15 km in 60 minuten

60 : 15 x 6 = 24 minuten

25
Q

Wat is de vuistregel voor het berekenen van de afstand over de weg als je de afstand hemelsbreed weet?

A

afstand over de weg = 1,2 x afstand hemelsbreed

26
Q

Op een kaart met deze schaallijn is de afstand tussen twee plaatsen 4,6 cm.
Bereken de werkelijke afstand.

A

1 cm = 2,5 km dus
4,6 x 2,5 = 11,5 km

27
Q

Wat is een schaal?

A

Een schaal geeft altijd de verhouding aan van afbeelding : werkelijkheid

1 : 200 betekent dat de werkelijke lengte 200 keer groter is dan de lengte op de afbeelding.

7 : 1 betekent dat de werkelijke lengte 7 keer kleiner is dan de lengte op de afbeelding

28
Q

Op een kaart met een schaal van 1 : 200 000 is een afstand 3,5 cm.

Hoeveel km is de werkelijke afstand?

A

200 000 x 3,5 = 700 000 cm
700 000 cm : 100 = 7 000 m
7 000 m : 1000 = 7 km

29
Q

De Euromast is 185 meter hoog.
Hoeveel cm hoog is de Euromast op een afbeelding met schaal 1 : 5000?

A

185 m x 100 = 18 500 cm
18 500 : 5000 = 3,7 cm
of
1 : 5000 x 18 500 = 3,7 cm

30
Q

De afstand tussen Amsterdam en Londen is 350 km hemelsbreed.
Op een kaart van Europa is de afstand 7 cm.
Wat is de schaal van de kaart?

A

350 km x 1000 = 350 000 m
350 000 m x 100 = 35 000 000 cm

35 000 000 : 7 = 5 000 000
dus de schaal is 1 : 5 000 000

31
Q

Een fruitvlieg is afgebeeld op schaal 10 : 1.
Op de afbeelding is de fruitvlieg 3 cm lang.
Hoeveel mm lang is de fruitvlieg in het echt?

A

3 cm x 10 = 30 mm

30 : 10 = 3 mm
of
1 : 10 x 30 = 3 mm

32
Q

Wat is een macht?

A

Bij een macht vermenigvuldig je een getal (grondtal) meerdere keren (exponent) met zichzelf.

52 = 5 x 5 = 25

Als de exponent 2 is zeggen we ‘kwadraat’. 5 in het kwadraat is 25.

33
Q

Wat is een wortel?

A

Wortel is het tegenovergestelde van kwadraat.

52 = 5 x 5 = 25
dus
√25 = 5

De wortel van 25 is 5.

34
Q

(-2)4 = …

A

(-2)4 = -2 x -2 x -2 x -2 = 16

35
Q

-24 = …

A

-24 = -2 x 2 x 2 x 2 = -16

36
Q

Wat is de rekenvolgorde?

A
  1. haakjes
  2. machtsverheffen en worteltrekken
  3. vermenigvuldigen en delen
  4. optellen en aftrekken
37
Q

4 + (-2)3 x √36 = …

A

4 + (-2)3 x √36 =
4 + -8 x 6 =
4 + -48 = 44

38
Q

som: …
verschil: …
product: …
quotiënt: …

A

som: +
verschil: -
product: x
quotiënt: :

39
Q

Wat is de som van de termen 3 en 4?

A

3 + 4 = 7

7 is de som van de termen 3 en 4

40
Q

Wat is het product van de factoren 3 en 4?

A

3 x 4 = 12

12 is het product van de factoren 3 en 4

41
Q

Wat zijn de eerste drie positieve veelvouden van 12?

A

12, 24 en 36 zijn de eerste drie positieve veelvouden van 12

42
Q

Wat zijn de delers van het getal 24?

A

24

1 en 24
2 en 12
3 en 8

1, 2, 3, 8, 12 en 24 zijn de delers van 24

43
Q

Machten van 10

102 = 100

103 = 1 000

104 = ….

105 = ….

106 = ….

A

Machten van 10

102 = 100

103 = 1 000

104 = 10 000

105 = 100 000

106 = 1 000 000

44
Q

Machten van 10 met een negatieve exponent

101 = 10

100 = 1

10-1 = ….

10-2 = ….

10-3 = ….

A

Machten van 10

101 = 10

100 = 1

10-1 = 0,1

10-2 = 0,01

10-3 = 0,001

45
Q

Schrijf 1 miljard als macht van 10.

A

1 miljard = 1 000 000 000

dus

109

46
Q

Schrijf 3,2 miljoen in de wetenschappelijke notatie.

A

3,2 miljoen is 3,2 x 1 miljoen dus

3,2 x 106

47
Q

Schrijf als getal.

2,3 x 107

A

2,3 x 107 = 23 000 000

48
Q

Schrijf in de wetenschappelijke notatie en rond af op 1 decimaal.

30 500 000

A

30 500 000 = 3,05 x 1073,1 x 107

(er staan 7 getallen achter de 3)

49
Q

Schrijf in de wetenschappelijke notatie.

0,000 008

A

0,000 008 = 8 x 10-6

(er staan 6 getallen voor de 8)

50
Q

Schrijf als getal.

2,3 x 10-7

A

2,3 x 10-7
= 0,000 000 23