H2: The Cell and Its Functions Flashcards
Wat zijn de twee belangrijkste componenten van een cel?
De nucleus en het cytoplasma
Waardoor wordt de nucleus van het cytoplasma gescheiden?
Het kernmembraan / nucleaire membraan
Waardoor wordt het cytoplasma van het omliggende milieu gescheiden?
Het celmembraan / plasmamembraan
Hoe worden de verschillende stoffen die samen de cel vormen genoemd?
Het protoplasma
Waaruit bestaat het protoplasma voornamelijk? (5)
Water, elektrolyten, eiwitten, koolhydraten, en lipiden
Belangrijke intracellulaire ionen zijn: (5)
Kalium Magnesium Fosfaat Sulfaat Bicarbonaat
In welke twee typen kunnen intracellulaire eiwitten verdeeld worden?
Structurele eiwitten
Functionele eiwitten
Waaruit bestaan structurele eiwitten?
Vooral lange filamenten, opgebouwd uit polymeren van veel eiwitmoleculen
Welke typen structurele eiwitpolymeren bestaan er? (3)
Actine filamenten
Intermediate filamenten
Microtubili
Waar bevinden fibrilaire eiwitten zich?
Extracellulair, vooral in het collageen en elastine van bindweefsel, vaatwanden, pezen, en ligamenten
Wat voor ruimtelijke structuur hebben de functionele eiwitten?
Een combinatie van een tubulaire en glomerulaire vorm.
Wat is de gezamelijke eigenschap van lipiden?
Ze zijn allemaal slecht oplosbaar in water, en goed oplosbaar in alcohol of vet
Welke typen lipiden zijn het belangrijkst voor de cel? (3)
Fosfolipiden en cholesterol
Adipocyten bevatten daarnaast veel triglyceriden (neutrale vetten)
De voornaamste opslag van energie in het lichaam:
Adipocyten, die voor 95% uit triglyceriden bestaan
In welke vorm slaan cellen een klein deel van de koolhydraten op?
Glycogeen, een onoplosbaar polymeer van glucose dat na depolymerisatie een snelle bron van energie is.
Welke cellen bevatten bovengemiddeld veel glycogeen? (2)
Hepatocyten (levercellen)
Myocyten (skeletspiercellen)
Wat is de structuur van een cellulair membraan, en uit welke bestandsdelen bestaat dit (4)
Een lipide dubbellaag, met daarin fosfolipiden, sphingolipiden, cholosterol, en globulaire eiwitten.
Via welke membraanstructuur kunnen water-oplosbare stoffen over het membraan bewegen?
Integrale membraaneiwitten (poriën)
Wat zijn de bestandsdelen van een fosfolipide molecuul (2)
Hydrofiele fosfaatkop
Hydrofobe vetzuur staart
Voor welke stoffen is een lipiden dubbellaag wel (3) en niet (3) permeabel
Wel: vetoplosbare stoffen zoals koolstofdioxide, zuurstof, en alcohol.
Niet: Wateroplosbare stoffen zoals glucose, urea, en ionen.
Verschillen tussen sphingolipiden en fosfolipiden? (2)
sphingosinine fosforkop, kleinere hoeveelheden in celmembraan (vooral neuronen)
Functies van sphingolipiden (3)
o.a. bescherming tegen milieufactoren, signaaltransmissie, en adhesie van extracellulaire eiwitten
Effecten van cholesterol in het celmembraan? (2)
Verlaging van fluiditeit en permeabiliteit voor water en kleine moleculen
Welke typen membraaneiwitten zijn er? (2)
Integrale eiwitten, die door het gehele membraan reiken.
Perifere eiwitten, die maar aan één kant van het membraan zijn gebonden (meestal aan integrale eiwitten).