H4.2: Neuronen en glia Flashcards

(31 cards)

1
Q

Waaruit bestaan centrale zenuwen?

A

-grijze stof (cellichamen en dendrieten)
-witte stof (axonen)
-spinale zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn dermatomen?

A

Daar gaan de perifere zenuwen naartoe; stukjes van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat een neuron?

A

-dendrieten (ontvangen signalen)
-soma (cellichaam)
-axon
-axonheuvel
-zenuweindiging/Bouton de passage
-synaps
-myelineschede (om axon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een zenuweindiging/bouton de passage?

A

Bevatten neurotransmitter in vesiculi/synapsblaasje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat vormt het receptief oppervlak?

A

De dendrieten en het soma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er in de synaps van een chemisch neuron?

A

Een elektrische prikkel (actiepotentiaal) wordt vertaald in een chemische prikkel (neurotransmitter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvoor zorgt de myelineschede om een axon?

A

Het snelle vervoer van informatie bij actiepotentialen/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het receptieve deel van een neuron?

A

Dendrieten en soma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn gliacellen?

A

Cellen die neuronen ondersteunen, bv door vorming van myelineschedes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een neuropil?

A

Een plaats in de grijze stof waar zich geen cellichamen bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een tractus?

A

Bundel van axonen met dezelfde ‘functie’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn afferente en efferente prikkels?

A

Afferent= naar CNS toe
Efferent= van CNS af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de drie soorten classificatie van neuronen?

A

projectie, dendritische structuur, aantal uitsteeksels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt projectie classificatie in?

A

Waar neuronen naartoe gaan:
a. twee punten ver uit elkaar
b. kort; directe verbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt dendritische structuur classificatie in?

A

vorm van uitsteeksels;
a. pyramide (cortex)
b. ster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt aantal uitsteeksel classificatie in?

A

a. unipolair of bipolair (specialisatie)
b. multipolair (integratie)

17
Q

Wat zijn de classificaties van verbindingen tussen neuronen?

A

a. divergent (een op veel)/focussed (een op weinig)
b. convergent (meer op een)

18
Q

Hoe werkt de chemische overdracht van signalen?

A

pre-synaptische cel>neurotransmitter>receptor>post-synaptische cel

19
Q

Hoe wordt informatie binnen de cel zelf overgedragen?

A

Elektrische; dmv membraanpotentialen

20
Q

Kunnen alle neurotransmitters binden aan alle post-synaptische cel receptoren?

A

Nee, dit is specifiek

21
Q

Kan een zelfde neurotransmitter inhiberend én exciterend zijn?

22
Q

Wat gebeurt er met de neurotransmitters nadat ze hebben gebonden aan een receptor?

A

Ze moeten terug naar de vorige cel; afgebroken en producten in de bloedbaan –> hergebruikt

23
Q

In welke soorten kan je neuronen classificeren op basis van modaliteit (functie)?

A

Richting, anatomische verdeling, embryologische oorsprong

24
Q

Wat houdt richting classificatie in?

A

Afferent (vaak sensibel)
Efferent (vaak motorisch)

25
Wat houdt anatomische verdeling classificatie in?
Visceraal: ingewanden betreffend Somatisch: o.a. huid en spieren
26
Zijn er meer neuronen of glia cellen?
Glia cellen
27
Hebben glia cellen axonen en actiepotentialen?
Nee
28
Wat kunnen glia cellen dat neuronen niet kunnen?
Delen
29
Welke glia cellen zijn te vinden centraal?
-oligodendrocyten (myelineschede verbinden ook meerdere axonen) -astrocyten (bloed-hersenbarrière) -microglia (fagocytose en littekenvorming) -ependymcellen (liquorproductie)
30
Welke glia cellen zijn te vinden perifeer?
-satellietcellen -schwann cellen (myelineschede meestal maar 1 axon)
31
Wat is een ganglion?
Het cellichaam van een neuron buiten het centrale zenuwstelsel