H4.5 De standaardnormale verdeling - vuistregel Flashcards
(9 cards)
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens wijkt theoretisch gezien hoogstens 1 keer de standaardafwijkingen af van het gemiddelde?
A: 68% van de meetgegevens liggen binnen [µ-σ ; µ+σ ] , dus 68% van de meetgegevens wijkt hoogstens 1 keer de standaardafwijkingen af van het gemiddelde.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens wijkt theoretisch gezien hoogstens 2 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde?
95% van de meetgegevens liggen binnen [µ-2σ ; µ+2σ ] , dus 95% van de meetgegevens wijkt hoogstens 2 keer de standaardafwijkingen af van het gemiddelde.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens wijkt theoretisch gezien hoogstens 3 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde?
A: 99,7% van de meetgegevens liggen binnen [µ-3σ ; µ+3σ ] , dus 99,7% van de meetgegevens wijkt hoogstens 3 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens wijkt theoretisch gezien minstens 1 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde?
A: 32% van de meetgegevens liggen buiten [µ-σ ; µ+σ ] , dus 32% van de meetgegevens wijkt minstens 1 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens wijkt theoretisch gezien minstens 2 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde?
A: 5% van de meetgegevens liggen buiten [µ-2σ ; µ+2σ ] , dus 5% van de meetgegevens wijkt minstens 2 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens wijkt theoretisch gezien minstens 3 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde?
A: 0,3% van de meetgegevens liggen buiten [µ-3σ ; µ+3σ] , dus 0,3% van de meetgegevens wijkt minstens 3 keer de standaardafwijkingen af van het (populatie)gemiddelde.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens ligt theoretisch gezien tussen µ-σ en µ+2σ?
A: 81,5% (=34+95/2)van de meetgegevens liggen theoretisch gezien tussen µ-σ en µ+2σ
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens ligt theoretisch gezien tussen µ-3σ en µ+σ
A: 83,85% (=99,7/2+34)van de meetgegevens liggen theoretisch gezien tussen µ-3σ en µ+σ.
Bij een normale verdeling. (bepaal via de vuistregel – schets grafisch en controleer met GRM)
Q: Hoeveel procent van de meetgegevens ligt theoretisch gezien tussen µ-2σ en µ+3σ?
A: 97,35% (95/2+99,7/2) van de meetgegevens liggen theoretisch gezien tussen µ-2σ en µ+3σ.