H5.3 Flashcards

(20 cards)

1
Q

Concurrentie

A

Competitie tussen de organismen in een populatie, bijvoorbeeld om de beschikbare hoeveelheid voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Niche

A

De rol die een bepaalde populatie/soort speelt in het geheel van relaties in een ecosysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Coöperatie

A

Samenwerking tussen organismen van dezelfde populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symbiose

A

Het langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mutualisme

A

Vorm van symbiose, waarbij beide soorten een voordeel hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Commensalisme

A

Vorm van symbiose, waarbij een soort een voordeel heeft en de andere geen voordeel en nadeel heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Parasitisme

A

Vorm van symbiose, waarbij een soort een voordeel heeft en de andere een nadeel heeft. (bijv. mug)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Populatiedichtheid

A

Gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid/volume-eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verspreidingspatron

A

Gegroepeerd verspreid (olifanten), regelmatig verspreid (gras) of willekeurig verspreid (bomen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dichtheidsafhankelijke factoren

A

Factoren die de populatiedichtheid beïnvloeden dmv, negatieve terugkoppeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dichtheidsonafhankelijke factoren

A

Factoren die vaak worden veroorzaakt doo het klimaat. De populatiedichtheid heeft daar geen invloed op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geboortecijfer

A

Geeft weer hoeveel organismen per tijdseenheid door voortplanting ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sterftecijfer

A

Geeft weer hoeveel organismen er per tijdseenheid sterven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Migratie

A

Als organismen zich verplaatsen/verhuizen:
-binnentrekken: immigratie
-wegtrekken: emigratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitheems

A

Soorten die binnendringen vanuit een ander gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inheems

A

Soorten die van nature in een gebied voorkomen

17
Q

Invasief

A

Exoten die eigenschappen bezitten, waardoor ze zich in het nieuwe leefgebied kunnen vestigen en verspreiden.

18
Q

J-vormige-groeicurve

A

Een diagram/grafiek die een J-vormige-groeicurve heeft.

19
Q

Draagkracht

A

De maximale populatiegrootte die over een langere tijd in dat ecosysteem kan worden gehandhaafd.

20
Q

S-vormige-curve

A

Bij een biologisch evenwicht van de populatiedichtheid vertoont de diagram/grafiek een S-vormige-curve.