H5.4 Flashcards

(25 cards)

1
Q

Signaalstoffen

A

Chemische verbindingen die informatie overdragen tussen en binnen organismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Vraat

A

Het eten van planten door dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voedselketen

A

Geeft de voedselrelaties weer in een ecosysteem (begint altijd met een plant).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Predatie

A

Het eten van dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toppredator

A

De diersoort die aan het eind van de keten staat, is de toppredator.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voedselweb / voedselnet

A

Het geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trofisch niveau

A

Elke schakel in een voedselketen heet een trofisch niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Producenten

A

Autotrofe organismen die zich bevinden in het eerste trofisch niveau en organische stoffen produceren uit anorchanische stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Assimilatie

A

de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Koolstofassimilatie

A

Een proces waarin producenten glucose vormen uit de anorganische stoffen koolstofdioxide en water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chemosynthese

A

Bacteriën die energie halen uit anorganische stoffen dmv. oxidatie (overdracht van elektronen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Foto-autotroof

A

Producenten die de energie uit het licht (fotosynthese) gebruiken voor bij de koolstofassimilatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chemo-autotroof

A

Organismen die dmv. chemosynthese hun voedsel maken noem je chemo-autotroof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voortgezette assimilatie

A

Een proces waar glucose de grondstof is voor de vorming van koolhydraten, eiwitten, vetten en DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Consumenten

A

Heterotrofe organismen die niet in staat zijn om organische stoffen te vormen uit anorganische stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dissimilatie

A

De afbraak van organische moleculen.

16
Q

Detrivoren

A

Dit zijn afvaleters die dode resten van organismen eten.

17
Q

Reducenten

A

Dat zijn bacteriën en schimmels die de overgebleven dode resten afbreken tot anorganische stoffen (koolstofdioxide, water, mineralen)

18
Q

Mineralisatie

A

Het proces waarbij de reducenten de overgebleven dode resten afbreken tot anorganische stoffen (koolstofdioxide, water, mineralen)

19
Q

Piramide van aantallen

A

Een grafische weergave van de aantallen organismen per trofisch niveau.

20
Q

Piramide van biomassa

A

Een grafische weergave van de biomassa van elk trofisch niveau.

21
Q

Biomassa

A

Het totale gewicht van alle organische stoffen.

22
Q

Bruto Primaire Productie (BPP)

A

Alle biomassa die in een ecosysteem door producenten gevormd worden.

23
Q

Netto Primaire Productie (NPP)

A

BPP - verbranding

24
Productiviteit
De hoeveelheid energie die wordt vastgelegd in organische stoffen.