H7.4 Flashcards

(47 cards)

1
Q

beschrijf de stappen van het stollingsproces

A

primaire aggregatie van trombocyten -> platelet plug

aggregerende trombocyten stimuleren verdere aggregatie -> secundaire aggregatie

stimulatie van de stollingscascade -> omzetting van pro-trombine in trombine -> omzetting van fibrinogeen in fibrine(vezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekent aggregatie van trombocyten?

A

hechting van vele trombocyten –> samenklonteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk type perifeer bloedcel wordt niet gevormd uit de hemopoietische stamcel? waar vindt het rijpingsproces plaats?

A

de T-lymfocyten, in de thymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

differentiëren betekenis

A

genereren verschillende celtypen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

noem 2 verschillen tussen stamcellen en voorlopercellen

A
  • stamcellen doen alleen aan self renewal
  • stamcellen hebben een lage proliferatieve activiteit i.t.t. voorlopercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer neemt het vermogen tot replicatie van de stamcel af?

A

naarmate de afstand tot pluripotente stamcel toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat betekent prolifereren?

A

delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe heet het deel waarmee vaten zijn afgedekt? hoe dik is het?

A

endotheel van 1 cellaag dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke 3 soorten vaten bestaan er?

A
  1. arteriën
  2. venen
  3. capillairen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat kermerkt zich aan de wand van een arterie? en wat is de functie ervan?

A

de gespierde wand om de drukbewegingen van het hart door te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een kermerk van venen? wat is de functie daarvan?

A

ze hebben kleppen en verhinderen de terugstroom van het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat kenmerkt zich aan de wand van de capillairen? en wat is daarvan de functie?

A

de endotheelwand van een cellaag dik voor stofwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 3 soorten capillairen bestaan er?

A
  1. continue capillairen
  2. gefenestreerde capillairen
  3. sinusoïdale capillairen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerk van continue capillairen

A

erg kleine gaatjes voor kleine stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerk gefenestreerde capillairen

A

capillairen met dunnere gedeelten te vinden in de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerk sinusoïdale capillairen

A

grote gaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

serum

A

plasma - stollingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hematocriet

A

hoeveelheid rode bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

biconcave

A

vorm van rode bloedcellen

20
Q

welke 2 voordelen brengt de vorm biconcave met zich mee

A
  1. lichte oppervlakte vergroting
  2. erytrocyten kunnen op elkaar gepakt worden en zich met meerdere door de capillairen kunnen bewegen -> meer gastransportvermogen per mm3 bloed
21
Q

welk voordeel brengt het ontbreken van een celkern in een erytrocyt met zich mee?

A

hierdoor is de erytrocyt vervormbaar en kan zo door de capillairen

22
Q

waar bestaat het membraanskelet van erytrocyten uit?

A

bindingen van spectrine met ankyrine

23
Q

waar bestaan erytrocyten vooral uit? en wat is de functie ervan?

A

hemoglobine, bindt O2

24
Q

wat is de samenstelling van bloed?

A

plasma en cellen

25
wat zijn de 3 onderdelen van cellen in bloed?
1. plasma eiwitten 2. organische moleculen 3. zouten
26
welk hormoon stimuleert bloedaanmaak?
epo
27
welke 3 globulinen zijn er?
alfa-, beta- en gamma-globuline
28
functie alfa-globuline
enzym-inhibitoren en transporteiwitten
29
functie beta-globuline
transferrine (transport ijzer) en LDL= lage dichtheid lipoproteïnen
30
functie gamma-globuline
immunoglobulinen (antistoffen)
31
elektroforese in bloed
eiwit onderscheiding op basis van ladingsverschillen
32
welke bloedgroep is de universele donor? en waarom?
bloedgroep O, omdat het geen antigenen bevat
33
welke bloedgroep is de universele ontvanger? en waarom?
bloedgroep AB, omdat het geen antistoffen bevat
34
wat wordt gescheiden als bloed wordt gedoneerd?
bloedplasma en bloedplaatjes worden onderscheiden van erytrocyten -> dus erytrocyten worden gedoneerd
35
waarom is een trombocyt geen cel?
het is een afsnoering van het cytoplasma en het membraan van de megakaryocyt
36
welke 5 soorten witte bloedcellen (leukocyten) bestaan er?
- neutrofiele granulocyten - eosinofiele granulocyten - basofiele granulocyten - lymfocyten - monocyt
37
welke 3 bloedcellen bestaan er?
leukocyten erytrocyten trombocyten
38
welke 3 specifieke neutrofiele granula bestaan er? en functie?
1. collagenase-> doordringen door bindweefsel 2. lysozym -> knippen van bacteriële celwand 3. lactoferrine -> binding groeifactor aan bacterie
39
functie neutrofiele granulocyten
- betrokken bij actute reactie op een ontstekingsprikkel - fagocytose en doden van bacterie
40
functie eosinofiele granulocyten
- anti-parasitaire infectie - allergische reactie - remming acute ontsteking - internalisatie ag-ab complexen
41
functie basofiele granulocyten
- IgE respons -> vorming histamine welke zorgt voor vasodilitatie - chemotaxie (=verplaatsing als gevolg van concentratieverschillen) van neutrofiele en eosinofiele granulocyten
42
welke lymfoïde cellen bestaan er?
- kleine lymfocyt - grote lymfocyt - plasmacel
43
welke 2 soorten monocyten bestaan er?
- macrofaag - dendritische cel
44
waar worden bloedcellen gevormd?
beenmerg
45
hoe verloopt het keuringsproces van T-cellen in de thymus?
T-cellen worden gekeurd door te binden aan een HLA lichaamseigen cel, als T-cel het herkent en de cel heel laten dan worden ze goedgekeurd en afgegeven aan het bloed
46
wanneer vindt er bloedcel productie in het beenmerg plaats van een embryo?
paar maanden voor de geboorte
47
wat is de tussenstof van bloed?
eiwitten + stollingsfactoren