Hartfalen geneesmiddelen Flashcards

(62 cards)

1
Q

Wat doen RAAS-remmers en diuretica?

A

Verlagen van de pre- en afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet digoxine?

A

Verbeterd de contraciliteit door positieve inotrope eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen betablokkers?

A

Verbeteren van de contractiliteit (ondanks negatief inotrope effecten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stap 1 behandeling HFrEF en HRmrEF

A

RAS-remmer (een ACE-remmer begin je mee, of indien deze niet wordt verdragen een ARB)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke behandeling start je bij tekenen van overvulling?

A

Lisdiuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 2 behandeling HFrEF en HRmrEF

A

Betablokker in een lage dosering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stap 3 behandeling HFrEF en HRmrEF

A

Verhoog de dosering van de RAS-remmer en betablokker (tot maximale verdraagbare dosering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer kan een betablokker dosering niet verhoogd worden? (3)

A

Bij tekenen van een exacerbatie, hypotensie of bradycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer kan een lisdiureticum dosering verlaagd worden?

A

Als de patiënt voldoende is ontwaterd; continueer de laagste effectieve dosering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer wordt digoxine toegvoegd aan het hartfalen behandelplan?

A

Als er ook sprake is van atriumfibrilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stap 4 behandeling HFrEF en HRmrEF (mensen die klachten behouden)

A

Aldosteron antagonist (spironolacton of eplerenon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Add-on therapie hartfalen (2)

A
  • Toevoegen SGLT-2 remmer.
  • En/of: neprilysine-remmer (=ARNI) + ARB (ter vervanging van ACE or ARB)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke combinatie wordt afgeraden ivm verhoogde mortaliteit?

A

Combinatie ACE + ARB én beta-blokker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke middelen moet je vermijden bij hartfalen en waarom? (harde CI)

A

Verapamil en diltiazem –> zitten op het hart en niet op de vaten. Negatief inotroop effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is stap 1 bij hartfalen het aanpakken van het RAS-systeem?

A

Ter compensatie van het hartfalen (en een verminderde nierperfusie), zal het RAS-systeem worden geactiveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de belangrijkste behandeldoelen bij HFpEF? (2)

A
  • CVRM
  • Op basis van comorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geneesmiddelen bij acuut hartfalen + functie (3)

A

o Een nitroglycerine spray, wat vaatverwijdende effecten heeft.
o Intraveneuze furosemide, wat zorgt voor acute diurese.
o Intraveneuze morfine, tegen de pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een ARNI en geef een voorbeeld

A

ARB + neprilysine remmer (sacubitril + valsartan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Werkingsmechanisme neprilysine remmer

A

Remt de afbraak van het natriuretisch peptide → vaatverwijding, natriurese (natriumexcretie in de verzamelbuis), diurese, glomerulaire filtratiesnelheid, remming RAS, verlaging
sympathische activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer geef je een ARNI?

A

In plaats van een ACE-remmer indien patient ondanks, ACE-I, beta-blokker, lisdiureticum, spironolacton, klachten blijft houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Nadeel ARNI

A

Meer kans op hypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarop in de nieren grijpen deze groepen/geneesmiddelen aan?
- Proximale tubules (2)
- Lis van Henle (2)
- Distale tubules (1 geneesmiddel)
- Verzamelkanaal (2 + 1 hormoon)

A
  • Mannitol en acetazolamide
  • Lisdiuretica (furosemide en bumetanide)
  • Thiazidediuretica (hydrochloorthiazide)
  • Kaliumsparende diuretica (spironolacton, amiloride/triamtereen) & ADH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Werkingsmechanisme thiazidediuretica

A

Remt de NaCl co-transporter – en zorgt zo voor een chronische natrium diurese - in de distale tubulus, wat op de lange termijn zorgt voor vasodilatatie (al bij een lagere dosering dan dat je nodig hebt voor diurese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Thiazidediureticum (3)

A

Hydrochloorthiazide, chloortalidon, indapamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waarbij hebben thiazidediuretica GEEN plek, WEL bij
NIET: Hartfalen WEL: Hypertensie
26
Waar je moet je op letten bij de combinatie HCT en SSRI's?
Hyponatremie
27
Bijwerkingen thiazidediuretica (7)
- Hypokaliëmie - Hyponatriëmie (meer dan bij lisdiuretica) - Hyperurikemie - Glucose-intolerantie - Hyperlipidemie - Impotentie (10%) - Nycturie
28
Thiazidediuretica geven een verminderde klaring van ... (2)
Lithium en calcium
29
Waarom liever HCT dan chloortalidon?
Chloortalidon geeft meer kans op hypokaliemie, hyponatriemie, nierfalen en DM II t.o.v. hydrochoorthiazide.
30
Lisdiuretica (2)
Furosemide en bumetanide
31
Werkingsmechanisme lisdiuretica
Binding aan de NKCC2- receptor, waardoor de capaciteit van de nier on de urine te concentreren verminderd, waardoor vocht wordt uitgescheiden (remmen reabsorptie van het totaal gefilterde natrium)
32
Verschil in werking tussen thiazidediuretica en lisdiuretica?
Thiazide: traag maar lang-aanhoudend effect Lis: snel en korte werking
33
Bijwerkingen lisdiuretica (5)
- Hyponatriëmie (zelden bij monotherapie) - Excessief vochtverlies (en dus dehydratie, hypotensie en nierfunctiestoornissen), - Hypokaliëmie (meer dan bij thiazidediuretica) - Hypomagnesiëmie - Hyperurikemie
34
Wat is het gevolg van de verzadigingskinetiek van lisdiuretica?
Door de verzadigingskinetiek is verhoging van de dosering zinloos als NKCC2 eenmaal gebonden is door de lisdiureticum.
35
Wanneer moet de dosering wel worden verhoogd bij lisdiuretica?
Nierfalen
36
Kaliumsparende diuretica (4)
Spironolacton en eplerenon Amiloride en triamtereen
37
Werkingsmechanisme spironolacton en eplerenon
Blokkeren de stimulatie van de ENaC en de Na/K-ATPase pomp (en hebben voornamelijk veel effect op aldosterone)
38
Werkingsmechanisme amiloride en triamtereen
Functioneren door directe blokkade op de ENaC (niet bij hartfalen)
39
Bijwerkingen kaliumsparende diuretica (2)
- Hyperkaliëmie - Hyponatriëmie
40
Speciale bijwerking spironolacton
Anti-androgene bijwerkingen (borstvorming, pijnlijke borsten, erectiestoornissen)
41
ACE-remmers (4)
Enalapril, lisinopril, ramipril, perindopril
42
Wat moet je bij het starten van een ACE-remmer altijd checken? (3)
Nierfunctie, natrium en kalium
43
Wanneer liever geen ACE-remmers?
Bij nierfalen
44
Waarom moet je beginnen met laag doseren (ACE-renner)?
Orthostatische hypotensie (versterkt door diuretica, hartfalen en/of nierfalen)
45
Welke advies geef je bij de start van RAS-remmers? (2)
- RAS-remmer drie dagen in de laagste dosering worden voorgeschreven. - Adviseer patiënten om de eerste dosis van de RAS-remmer ’s avonds bij het slapen gaan in te nemen (op de rand van het bed) en niet plotseling op te staan.
46
Belangrijke IA ACE-remmers (+ wanneer extra riskant?
NSAID's: verminderd doorbloeding van de nier. Extra riskant bij een slechte nierfunctie en hartfalen.
47
Bijwerkingen ACE-remmers (3)
- Orthostatische hypotensie - Hyperkaliemie (we accepteren waarden tot 5,5 icm ACE-remmer) - Kriebelhoest
48
Angiotensine-2 antagonisten (ARB's) (3)
Losartan, candesartan, valsartan
49
Werkingsmechanisme ARB's
Antagoneren de AT1-receptor
50
Hoe worden ARB's ingezet?
Als alternatief voor ACE-remmers (ze hebben ook veel dezelfde eigenschappen)
51
IA tussen diuretica en RAS-remmers
Voornamelijk bij het begin van de behandeling zal de bloeddruk sterk dalen, die een collaps als gevolg kan hebben
52
Betablokkers (4)
Metoprolol, carvedilol, nebivolol en bisoprolol (voor selectieve beta1-receptor)
53
Bij welke aandoeningen moet voorzicht gedoseerd worden met betabblokkers en waarom?
Astma en COPD vanwege reductie in het hartminuutvolume
54
Voornaamste werking betablokkers
Gaan de remodelling van het hart tegen.
55
Bijwerkingen betablokkers (6)
- Koude extremiteiten - Duizeligheid - Zweten - Vermoeidheid - Maagdarmklachten - Nachtmerries/hevige dromen
56
Meerdere werkingen betablokkers (4)
- Het verminderen van de contractiliteitsreserve en herstel downregulatie β1-receptoren - Afname hartfrequentie - Toename ejectiefractie - Tegengaan van remodelling van het hart
57
Nadeel carvedilol
Het is een NIET-selectieve bètablokker, - wat zorgt voor minder vaatvernauwing (minder koude extremiteiten) Patiënten met COPD hier erg last van kunnen krijgen, doordat het ook β2-receptoren aanpakt
58
Werkingsmechanisme SGLT2-remmers
Door remming van SGLT2 wordt reabsorptie van glucose en natrium in de proximale tubulus verhindert, wat zorgt voor uitscheiding en daling van de bloeddruk
59
Wanneer en waarom worden SGLT2-remmers ingezet?
Kunnen worden overwogen bij hartfalen in combinatie met DM-2, wat zorgt voor de verlaging van exacerbaties (longaanvallen) bij hartfalen. Altijd add-on.
60
SGLT2-remmers (2)
Dapagliflozine en empagliflozine
61
Wat zijn de netto effecten van SGLT2-remmers? (4)
o Verlaging van de tensie o De chronische natriumonttrekking zorgt voor vermindering van arteriële stijfheid. o Osmotische diurese. o Remming van de hyperfiltratie en daarmee remming van de ontwikkeling van nierschade.
62
Waar moet je op letten bij de SGLT2-remmers met het oog op de nierfunctie?
- Initieel daling van de nierfunctie, - Halvering van nierfunctie vinden we acceptabel (met het idee dat het daarna een behoud van de nierfunctie geeft) - Mag niet gestart worden bij nierfunctie onder de 30