HC 1.8 Opname voedingsstoffen Flashcards

1
Q

Enterocyt (epitheelcel)

A
  • Apicale (luminale) plasmamembraan met microvilli
  • Cellen in de darmen die voedselbestanddelen opnemen.
  • Omringd door epitheelweefsel tegen de buitenwereld van longen en voedsel
  • Brush border: bevat transporteiwitten voor opname nutriënten
  • De epitheelcellen zijn onderling verbonden via tight junctions
  • Water permeabel, impermeabel voor grote moleculen
  • Permeabiliteit: kation (ion positief geladen) > anion (ion negatief geladen)
  • Onder tight junctions: basolaterale membraan  contact met extracellulaire vloeistof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Transcellulair
A
  • dóór de epitheelcellen
    o Actief transport
    o Voordeel: alle voedingsstoffen worden opgenomen
    o Nadeel: kost energie
    o Primair actief: energie uit ATP
    o Secundair actief: energie uit electro chemische gradiënt
    o Passief: eiwit dat porie vormt in membraan
    o Hydrofiele stof: altijd via eiwit (transporteur of receptor) in de apicale plasmamembraan (brush border)
    o Lipofiele stof: meestal via diffusie, soms via transporteiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Paracellulair
A
  • langs (tussen) de epitheel cellen
    o Passief transport (diffusie)
    o Electrolyten: afhankelijk van electrochemische gradient en selectiviteit van tight junctions
    o Water: osmose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Afbraak koolhydraten

A
  • Glucose polymeer  oligosachariden (door amylase: geproduceerd door speekselklieren en exocriene pancreas)
  • Oligosachariden  monosachariden (door enzymen op plasmamembraan van de darmepitheel)
  • Natrium onafhankelijk (passief) GLUT-5: opname fructose
  • Natrium gekoppeld glucose-cotransporter (SGLT1): opname glucose en galactose
    o Energie naar Na+ gradiënt (chemisch en elektrisch)
    o Na+/K+-ATPase zorgt voor de Na+ gradiënt en negatieve elektrische potentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

GLUT-5

A
  • opname fructose
  • Natrium onafhankelijk (passief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SGLT1

A
  • Natrium gekoppeld glucose-cotransporter
  • opname glucose en galactose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • GLUT2
A

(passief): export van glucose/fructose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Disachariden
A

o Sucrose  glucose en fructose
o Lactose  glucose en galactose
o Maltose  glucose + glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lever fosforylering van hexoses

A
  • Hepatocyt fosforyleert door kinases: glucose  glucose-fosfaat en fructose  fructose-fosfaat
  • Algemeen: hexose + ATP  hexose-fosfaat + ADP
  • Fructokinase: hoge reactiesnelheid, ook bij lage [fructose]
    o Lever verwerkt al het opgenomen fructose (afbraak via glycolyse)
    o Energieopslag in vorm van triglyceriden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Incretines
A

intestinale hormonen die insuline secretie stimuleren
- K cel (GIP) en L cel (GLP1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

segmenten absorptie

A
  • Nutriënten worden per segment van het lichaam opgenomen
  • Afstemmen op behoefte
  • Opslagcapaciteit beperkt  stoppen met opnemen  hoge concentratie is toxisch
  • Proximale dunne darm neemt meer op dan distaal
  • Ileum kan de jejunum opname compenseren
  • Jejunum kan echter geen galzouten en vitamine B12 opnemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vitamine D

A
  • Calcium en fosfor (fosfaat) huishouding
  • Mineralisatie van botweefsel
  • Kinderen in de groei hebben een hoge calcium behoefte en zijn extra gevoelig voor vitamine D deficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

micel

A

galzouten (hydrofiel) gaan om de vetcellen (hydrofoob) heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lipolyse

A
  • pancreas triacylglycerol lipase (PTL) en colipase binden aan de triacylglycerol
  • triacylglycerol  monoglyceride en 2 vetzuren
  • belangrijk voor vetoplosbare vitamines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lipiden opname door darmepitheel

A
  • mucuslaag is imperiabel voor vetten
  • micellen hebben echter een hydrofiele kant  diffunderen door mucuslaag
  • lage pH aan oppervlakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transport lipiden

A
  • chylomicronen: lipoproteïne die vetten transporteren vanuit de darm via de lympfe en het bloed naar de rest van het lichaam
  • bestaat uit eiwitten en vetten
  • lipase op endotheel in spier- en vetweefsel: onttrekt vetzuren uit chylomicronen
  • het resterende lipoproteïne (LDL) is verrijkt in cholesterol
  • LDL wordt opgenomen door de lever via LDL receptor
17
Q

Ijzer regulatie

A

Fe2+ wordt actief opgenomen in de darmcel, Fe2+ verlaat passief de darmcel via Ferrorportine, in het bloed oxideert Fe2+ naar Fe3+ bindt aan transferrine in het bloed. Hepicidine afgifte uit de lever wordt gestimuleerd door de hoge saturatie transferrine. Hepicidine heeft een negatieve werking op Ferroportine, waardoor er geen Fe2+ de cel meer passief kan verlaten, oftwel Fe2+ verlaging in bloed

18
Q

chylomicronen:

A

lipoproteïne die vetten transporteren vanuit de darm via de lympfe en het bloed naar de rest van het lichaam