HC 5 Emotion-focused therapy Flashcards

(138 cards)

1
Q

Ander woord voor emotion-focused therapy

A

Proces-experiëntiële psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijke personen voor EFT

A
  • Leslie Greenberg
  • Laura Rice
  • Robert Elliott
  • Jean Watson
  • Ronda Goldman
  • Sandra Paivio
  • Antonio Pascual-Leone
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

EFT integreert:

A
  • cliëntgericht-experiËntiële therapie
  • empathie, echtheid en aanvaarding (Rogers)
  • focusing (Gendlin)
  • Existentiële therapie (Yalom)
  • Interactionele therapie (Safran)
  • Gestalttherapie (Perls)
  • Emotietheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basis van EFT

A
  • hoge mate van empathische afstemming
  • hoge mate van betrokken aanwezigheid en verzorgen van therapeutische relatie
  • focus op emotie als organiseren principe en sleutel tot transformatie
  • hoge mate van collaboratie tussen T en C en afstemmen rond doelen en taken in therapie
  • Experiëntieel herkaderen van cliëntproblematiek volgens emotietheorie: case formulation
  • hoge mate van proces differentiatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Therapeutische relatie

A

Echtheid, aanvaarding en emothie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Proces differentiatie

A
  • Differiëntiële empathie
  • specifieke markers en taken
  • gericht op exploreren
  • actief evoceren en transformeren van emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Case formulation

A

Experiëntieel herkaderen van cliëntproblematiek volgens emotietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emoties zijn fundamenteel adaptief

A
  1. We construeren onze realiteit voornamelijk op basis van emotie
  2. Emoties zijn een bron van idiosyncratische informatie, ze wijzen ons op wat belangrijk is voor ons
  3. Emoties helpen ons te overleven, ze triggeren efficiënte, automtische reflexen in belangrijke situaties
  4. Emoties geven ons een gevoel van identiteit, ze integreren onze ervaringen, geven ze betekenis en persoonlijke waarde
  5. Emotie bereidt ons voor op actie: emoties genereren wensen/behoefte, en deze zetten aan tot actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Emotie is wat ons beroert en in beweging zet
- E-motion

A
  • we verbinden ons omdat we ons bang of aangetrokken voelen
  • zonder angst zouden we het gevaar niet ontvluchten
  • zonder mededogen zouden we niet voor anderen zorgen
  • zonder nieuwsgierigheid zouden we geen nieuwe dingen ontdekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 problemen bij emotionele verwerking

A
  1. soms staan we te dicht of te ver van onze emoties –> emotieregulatie
  2. soms komen we vast te zitten in een emotie omdat we belangrijke informatie van de emotie missen –> emotiescheme
  3. de belangrijkste emotie wordt soms gemaskeerd door meer opvallende emoties –> emotionele responses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emotieregulatie

A

Omgaan met te veel of te weinig emotie: de soep leren ruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeeld emotieregulatie

A

Kwaadheid
- blind van woede (agressief, overspoelend, ‘ongereguleerd’)
- kwaadheid (assertief, handig voor het stellen van grenzen)
- ‘teleurgesteld’ (kan ‘overgereguleerde’ kwaadheid zijn: subassertiviteit ingehouden kwaadheid, maar voelbaar in het lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Emotionele afstand inbouwen

A
  • afleiding (tijdelijke oplossing)
  • steun en begrip (empathic understanding) en veilige context voor toelaten van emotie
  • emotie symboliseren in woorden of beelden (empathische exploratie, focussing, creatieve expressie)
  • taal- en beeldgebruik die de emotie helpt containen/begrenzen (clearing a space)
  • empathic affirmation, self-soothing task
  • krachten van cliënt aanspreken en bevestigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Emotineel contact bevorderen

A
  • focussing
  • evocatieve unfolding
  • trauma retelling
  • meaning work
  • two-chair work
  • empty chair work
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Empthie - LEO

A

L: luisteren, lossen van eigen oordeel of angst, laten zijn
E: erkenning geven aan de emotie en meevoelend exploreren wat het nodig heeft
O: oplossing helpen zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emotionele informatie verkennen en benutten
–> aandachtsvolle gewaarwording

A

We kunnen maar wijs worden uit onze emoties als we bereid zijn om…
- ze serieus te nemen
- ze te reguleren
- ze aandacht te geven
- ze te onderzoeken: differentiëren, symboliseren en toetsen
- ze te aanvaarden
- ze toe te eigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Emotie scheme
- ervaren emotie

A

Symboliseren <-> lichamelijke ervaring
Situatie <-> gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Symboliseren <-> lichamelijke ervaring

A

Symboliseren
- beelden
- woorden
- gedachten
Lichamelijke ervaring
- sensatie en expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Situatie <-> gedrag

A

Situatie
- trigger
- herinnering
Gedrag
- behoeftes
- neigingen
- acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vastlopen in één element van scheme
- overspoeling/ uit contact

A

Rationaliseren <-> somatiseren (symboliseren/gedrag)
Externaliseren <-> impulsief ageren (situatie/gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

4 lagen van emotie

A
  1. primaire adaptieve emotie
  2. primaire maladaptieve emotie
  3. secundaire reactieve emotie
  4. Instrumentele emotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Primaire adaptieve emotie

A

Niet aangeleerde, directe respons op een situatie
Situatie –> primaire emotie –> adaptieve actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Primaire maladaptieve emotie

A

Aangeleerde, directe respons op een situatie: SOS
Huidige situatie –> activatie van ‘mishandel’ scheme –> primaire emotie –> maladaptieve actie
- activatie van ‘mishandel’schema wordt beïnvloed door een ervaring uit verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Secundaire reactieve emotie

A

De primaire emotie wordt verborgen onder een secundaire emotie, een emotie over een emotie
Situatie –> primaire emotie –> secundaire reactieve emotie –> nonadaptieve actie (maladaptief?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Instrumentele emotie
Een emotie die wordt voorgewend omwille van het bedoelde effect, onafhankelijk van de echte emotie situatie --> interpersoonlijke interventie --> manipulatieve actie
26
Relationele kernbehoeften
Identiteit/autonomie vs. hechting/liefde - negatieve overtuiging over onszelf en de ander - emotionele vermijding als overlevingsstrategie - verlies van authentieke connectie met onszelf en anderen - wapenschild als 'bescherming'
27
Identiteit en autonomie
Ruimte, vrijheid, vertrouwen, erkenning en bevestigin - Onvervulde identiteit leidt tot schaamte (niet goed-genoeg/afwijzing)
28
Hechting en liefde
Koestering, zorg, veiligheid, afstemming en betrokkenheid - onvervulde identiteit leidt tot verlatingsangst
29
Lagen van emotioneel reageren
Situatie --> emotie --> actie Instrumentele emotie --> secundaire reactieve emotie --> primair maladaptieve emotie --> primaire adaptieve emotie
30
Instrumentele emotie extra
Om indruk te maken, effect te hebben of omdat je dit 'zou moeten' voelen staat los van de authentieke emotie (of volumeknop omhoog) - Wat is het doel? vanuit welke authentieke behoefte komt dit voort?
31
Secundair reactieve emotie extra
Verharde emotionele reactie (gericht naar jezelf of de ander) die een meer fundamentele/primaire emotie afdekt - Wart is de onderliggende kwetsbaarheid? Waarom moet die afgedekt blijven?
32
Primaire maladaptieve emotie extra
Vertrouwde/terugkerende vastgeroeste emotie. Beperkende overtuiging over zelf/ander/leven, aangeleerd doorheen pijnlijke levenservaringen - Wat is de oorsprong hiervan? Uit welke kernpijn en de onvervulde behoefte komt dit voort?
33
Primaire adaptieve emotie
Nieuwe emotie als gezonde respons op een huidige situatie bijv. nieuwsgierigheid, mededogen, beschermende kwaadheid, verbindend verdriet - Wat is de helpende intentie en nodige actie?
34
Grondhouding voor helpende relatie - Rogers
Empathie, aanvaarding en authenticiteit worden beïnvloed door aanwezigheid en van andere uit de relatie en de diepte van de relatie - wat geschaad is in relatie, kan alleen geheeld worden in relatie
35
Productieve emotionele verwerking
- verwelkomen - aandacht geven - regulatie - symbolisatie - differentiatie - congruentie - eigenaarschap
36
Begin van dialectisch proces
Problematisch narratief leidt tot gestagneerde emotie en dit leidt weer tot problematisch narratief - trauma is not what happened to us, it's what happens inside us as a result of what happens to us
37
Na dialectisch proces
Een hersteld narratief zorgt voor een getransformeerde emotie die weer leidt tot een hersteld narratief - transformatie van zelf-relatie & maladaptieve emoties + voltooien van adaptieve emoties - pijnkompas
38
Pijnkompas
Beschadigde beleving van - hechting (zelf-ander) - identiteit (zelf-zelf) - existentie (zelf-leven)
39
Emotionele activatie is nodig voor emtionele transformatie
1. Adaptieve emoties: helpen voltooien 2. Emotie veranderen met emotie --> nieuwe herinneringen synthese
40
Empathische sporen
Inhoud --> empathic understanding Emotie --> evocative reflection Rand --> empathic exploration/repitition Persoon --> empathic formulation Proces --> process reflection Impliciet --> Empathic conjecture Vermijding --> empathic refocussing
41
Therapeutische taken
- gebaseerd op onderzoek naar menselijke probleemoplossing (taakanalyse) - Gendlin - cliënt brengt specifieke onmiddellijke problemen (cognitied-affectieve taken) mee naar de sessie - elementen met therapeutische taken
42
Elementen van therapeutische taken
- marker: observeerbaar signaal dat cliënt klaar is om aan een probleem te werken - taakanalyse in 6 processtappen - specifieke interventies van therapeut bij elke stap - resolutie: hoe ziet dat eruit?
43
13 markers en taken
Empathy based tasks relational tasks experiencing tasks reprocessing tasks - enactment tasks
44
Empathy bases tasks
Probleem-relevante ervaring --> empathic exploration Hoge kwetsbaarheid --> empathic affirmation
45
Relational tasks
Begin van therapie --> alliance formation Vermijding of confrontatie --> alliance dialogue
46
Experiencing tasks
Attentional focus difficulty --> clearing a space Unclear feeling --> experiential focusing Difficulty expressing feelings --> allowing en expressing emotion
47
Reprocessing tasks
Narrative marker --> trauma retelling Meaning protest --> meaning creation Problematic reaction point --> systematic evocative unfolding
48
Enactment tasks
Conflict split --> two chair work Unfinished business --> empty chair work Stuck, collapsed self --> compassionate self-soothing
49
Two chair work
Marker: 2 conflicterende delen van het zelf, waartussen C zich verscheurd voelt Doel: zelfrelatie transformeren door seperatie en contact. Rechtstreekse dialoog tussen delen van het zelf Gericht op evocatie, verhogen van intensiteit van ervaring als kans om tot de bodem van het emotieproces te komen Herkaderen: je bent niet zomaar slachtoffer van je emotie, maar ook de aanstuurder
50
Mogelijke conflict splits
- self-evaluation split (selfcritic) - Coaching split (self-coercion) - Self-interruptive split (guard) - attribution split (projected introjects) - descision split - depressive split - anxiety split
51
Empty chair work
Verder werken met lege stoelen werk voor unfinished business: rechtstreekse expressie van core pain en unmet need naar significante anderen Mogelijk corrigende ervaring, of afgrenzing en closure
52
Compassionate self-soothing
Transformatie naar meer adaptief self-scheme verankeren met self-soothing - wees zelf eens de ideale ouder voor jezelf, wat zef je dan tegen dat kleine meisje
53
Categorische diagnose
Em een diagnose te maken wordt gedrag van een kind geëvalueerd door eer getrainde clinicus. Dit wordt tegenwoordig gedaan aan de hand van de DSM-5 of International Classification of Diseases - Deze classificaties nemen aan dat: (1) stoornissen discreet zijn, gescheiden van elkaar en goed gedifferentieerd van normaal functioneren, (2) er is een specifieke etiologie/oorzaak en bijbehorende behandeling voor specifieke stoornissen, en (3) het verloop van de ziekte is gelijk tussen kinderen die eraan lijden.
54
Dimensies
Symptomen variëren binnen dimensies - informatie wordt verzameld via psychometrische afmetingen, waarbij vragenlijsten worden ingevuld door therapeuten, leraren, ouders en/of kinderen. Deze metingen geven een range symptoomscores, waardoor clusters gedrag geïdentificeerd kunnen worden met overlappende diagnoses
55
Externaliserende dimensie
Gekenmerkt door vijandigheid en storend gedrag
56
Internaliserende dimensie
Gekenmerkt door depressieve stemming en angst
57
Predominantie van één emotiesysteem
één specifieke emotie/familie emoties worden prominent en domineren andere mogelijke ervaringen, en begeleidt latere beoordelingen en expressief gedrag op een beoordelende manier - stoornissen representeren een onbalans tussen emoties - hostile attribution bias
58
Hostile attribution bias
Neiging om neurale incidenten als vijandig te beoordelen, wat later agressief gedrag voorspelt
59
Inappropriate emotional responses
Kinderen met soornissen reageren op gebeurtenissen met atypische emotionele responses, bijv, huilen als er niets gebeurt Bepaalde emoties lijken ongewoon voor de huidige context en de fase van ontwikkeling van het kind
60
Slechte emotieregulatie
Focust op hoe kinderen met psychopathologie uitdagingen hebben in he tbeheren van hun emoties om te voldoen aan eisen van de omgeving. Dit verwijst naar een geïntegreerd netwerk van cognitieve, aandachtige en affectieve processen die vormen hoe kinderen hun emoties reguleren - alexithymie
61
Alexithymie
Verstoring in de identificatie en beschrijving van iemands eigen emoties. Dit wordt gevonden in verschillende psychologische stoornissen, waaronder autisme, eetstoornissen in schizofrenie
62
Emotionele aanpassing aan negatieve omgevingen
Het idee is fat psuchologische patronen in kinderen eigenlijk strategisch aanpassingen aan negatieve omgevingen reflecteren. Hierbij worden stressvolle omgevingen gezien als contexten waarin kinderen moeten aanpassen om succes te bereiken
63
Epidemiologie
Hoe frequent stoornissen voorkomen in de populatie en de manier waarop die patronen verklaard worden
64
Prevalentie
Proportie van een populatie die lijdt aan een soort stoornis over een bepaald tijdsbestek
65
Incidentie
Aantal nieuwe gevallen van een bepaalde stoornis in een bepaalde tijd
66
Type stoornis en percentage dat het voorkomt
- Externaliserend: 7%. - Angst: 2.4%. - Middelenmisbruik: 2.4%. - Depressie: 2.2%.
67
Comorbiditeit
Het hebben van meer dan één stoornis tegelijkertijd - er is aangetoond dat minstens de helft van de individuen met psychopathologie minstens één additionele diagnose heeft, 22% had 2 diagnoses, 235 had meer dan 2 diagnoses
68
Heterogeniteit
Het feit dat verschillende clusters symptomen/gedragingen in verschillende individuen kunnen resulteren in dezelfde diagnose. Verschillende subtypes van stoornissen kunnen aanwezig zijn, allemaal met een potentieel andere etiologie, verloop en behandeling
69
P-factor
Een overkoepelende factor die kwetsbaarheid verleent aan vele domeinen van psychopathologie
70
Transdiagnostische modellen van psychopathologie
Streven naar het blootleggen van een subset van belangrijke gedrags-, psychologische en biologische dimensies van functioneren die bij alle stoornissen worden aangetast
71
De relatie tussen risicofactoren en psychopathologie
De relatie tussen risico's en uitkomsten is niet-deterministische en niet-specifiek. De aanwezigheid van een bepaalde risicofactor kan de waarschijnlijkheid van een bepaalde stoornis verhogen, maar de aanwezigheid verzekert nooit de stoornis
72
Processen zijn transactioneel
Kinderen beïnvloeden hun omgeving, en hun omgeving vormt gedrag en emoties
73
Multiniveau perspectief
Invloeden op verschillende niveaus, zowel distaal als proximaal - bronfenbrenner bio=ecological model - een van de implicaties van denken in termen van verschillende niveaus is het herkennen van indirecte effecten die verschijnen tussen niveaus
74
Maladaptieve persoon-context
Het kind is moelijk voor de omgeving, en de omgeving is moeilijk voor het kind - bijv. kinderen die moeilijk en tegenstrijdig zijn roepen meer negativiteit op bij hun ouders en conflicten tussen ouders. Dat zorgt op zijn beurt weer voor verdere toename in probleemgedrag
75
Bronfenbrenner ecosysteem
microsysteem: kind en directe omgeving die directe invloed heeft op ontwikkeling mesosysteem: onderlinge verbindingen tussen de microsystemen exosysteem: indirecte omgevingen waar het kind niet bij betrokken is, maar die wel directe invloed hebben op het kind macrosysteem: maatschappelijke normen en waarden/culturele invloeden chronosysteem: aspect van tijd
76
Cumulatief risico
Nadelige ervaringen en moeilijkheden stapelen op en lijden tot een verhoogd/cumulatief risico - als het aantal risico's in de omgeving toeneemt, nemen ook fysiologische indicatoren van stress toe, en de waarschijnlijkheid op psychopathologie - cumulatief risico voorspelt dus slechte uitkomsten (zoals depressie, uitvl op school, arrestatie, roken en fysieke ziekten), maar verwekt ook cumulatieve maladaptatie van de kindertijd tot volwassenheid
77
Life-course model
Modellen van gezondheid en ontwikkeling, benadrukt: maakbaarheid van mentale gezondheid, hoe moeilijkheden komen en gaan als risico's en beschermende factoren. - een belangrijke beschermende factor lijkt een hechte sociale band met bijv. een broes/zus
78
System model
Voorspellen dat veerkracht het product is van veel systemen die continu interacteren. Het gaat over de balans tussen positieve en negatieve aspecten van het zelf en de context
79
Diathese-stress perspectief
Kwetsbaarheid van kinderen ze alleen maar risico maken voor stoornissen in de context van negatieve emoties. Het is de combinatie die de moeilijkheden creëert
80
Differentiële susceptibility/gevoeligheid
Suggereert dat sommige kinderen meer beïnvloed worden door zowel positieve als negatieve omgevingen
81
Biologische risicofactoren - genetisch
Meeste psychopathologische stoornissen zijn erfelijk, dus er is een bepaalde genetische variant betrokken bij de onset, het verloop, de ernst en algemen uiting - De effecten van genen en omgeving zijn conditioneel: het effect van een bepaalde genetische variant kan afhankelijk zijn van de aanwezigheid van andere varianten en het effect van omgevingsblootstellingen afhankelijk van een andere blootstelling - kwantitatieve genetica - kandidaat-gen studies - GWAS: genome-wide associaton studies -CNV: copy number variants
82
kwantitatieve genetica
Schat de erfelijkheid voor bepaalde stoornissen. Zo is er per stoornis vastgelegd hoeveel proportie van de variante genetisch is
83
Kandidaat gen studies
Bepalen individuele genetische markers in relatie tot psychopathologie
84
GWAS: genome-wide association studies
Test hoe duizend genetische varianten geassocieerd kunnen zijn met psychopathologie
85
CNV: copy number variants
Structurele variantie in het dupliceren.verwijderen van een deel van een genoom
86
Biologische risicofactoren - epigenetisch
Effecten van genen op fysiologische systemen worden gemoduleerd door omgevingservaringen. Pre- en postnatale omstandigheden hebben invloed op de activateit van genen - gen-omgeving interacties - er is sprake van methylering van individuele genen en het hele genoom: psychopathologie in ouders, crimineel gedrag en middelenmisbruik zijn geassocieerd met meer methylatie van oxytocine receptor gen (betrokken bij prosociale connectie, emotieherkenning en regulatie).
87
Gen-omgeving interacties
Verhoogde niveaus van psychopathologie zijn het resultaat van zowel genetische risico's als van schadelijke omgevingsblootstellingen
88
Biologische risicofactoren - endocrien, immuunsysteem en zenuwstelsel
In de kindertijd is dit nog niet volledig ontwikkeld, als resultaat daarvan zijn kinderen kwetsbaar voor de negatieve effecten van schadelijke omgevingen - Chronische activatie van de HPA-as kan bijdragen aan neuronale atrofie in de hippocampus, chronische amygdala activatie en onderdrukking van het immuunsysteem. - Puberteit kan een relevante mijlpaal zijn voor fysiologische reorganisatie, wanneer de HPA-as meer reactief wordt op stress en volwassen wordt. - Verhoogde ontstekingsmarkers in het immuunsysteem zijn aangetoond bij psychopathologie in kinderen, waaronder bipolair, PTSD, OCD, Tourette, ADHD, etc. - Endocriene en autonome zenuwstelselmarkers voorspellen internaliserende en externaliserende problemen. - Er is bewijs dat in kinderen met psychopathologie deze systemen inefficiënt zijn of slecht met elkaar gecoördineerd zijn.
89
Neurologische risicofactoren
Vroeggeboorte, roken, drinken, of slechte voeding tijdens de zwangerschap geeft kinderen een grotere kans op de ontwikkeling van psychopathologie - proximale factoren - distale factoren
90
Proximale risicofactoren
Hebben een direct invloed op het kind - ouder-kind relatie - parenting styles - kindermisbruik - echtelijk conflict - hechtingsstatus
91
Ouder kind relatie als risicofactoe
Vooral vijandige ouders is geassocieerd met stoornissen in kinderen
92
Parenting styles als risicofactor
Bijv. meer emotionele negativiteit en minder warmte geeft kinderen een grotere kans op antisociale gedragsproblemen
93
Kindermisbruik als risicofactor
Fysiek, seksueel, verwaarlozing, emotioneel: kinderen krijgen veel problemen die erg breed zijn, zoals vertraging met affect regulatie, zelf-representatie, coördinatie van fysiologische systemen, etc. Deze problemen nemen toe met leeftijd, wanneer ze dalen om juiste competenties in iedere ontwikkelingsfase te ontwikkelen
94
Echtelijk conflict als risicofactor
Verhoogt het risico op het ontwikkelen van psychopathologie. Kan leiden tot verhoogde internaliserende problemen in de kindertijd. Het verschijnene van internaliserende en externaliserende problemen in jonge kinderen zijn ook geassocieerd met echtelijk conflict tijdens de kindertijf
95
Hechtingsstatus als risicofactor
Geassocieerd met internaliserende en externaliserende stoornissen. De afwezigheid van een hechting is het meest schadelijk
96
Distale risicofactoren
hebben een meer indirecte invloed op het kind - psychopathologie van ouders - sociale processen in buren - socio-economische condities
97
vocale behandeling
Richten op het aanpakken van een bepaalde set symptomen van een bepaalde stoornis - falen vaak om comorbiditeit aan te pallen - beschikbaarheid, verspreiding en adherence is een uitdaging
98
PTM: parent management training
De theorie hierachter is dat externaliserende symptomen van een kind aangezet, verergerd of behouden worden als het resultaat van een maladaptieve ouder
99
CBT: cognitieve gedragstherapie
FOcust op cognitieve verstoringen, problematische gedragspatronen, emotieregulatie, en sociale probleemoplossing
100
MST: multisystemic treatment
Focust op de meerdere behoeftes van kinderen en families is één coherente interventie. Het idee is dat een combinatie van fctoren allemaal bijdragen aan probleemgedrag
101
Emotionele stoornissen
Periodes van extreme emoties waarbij iemand niet langer meer kan functioneren in het dagelijkse leven - in een emotionele stoornis worden aspecte van iemands emoties moeilijker te begrijpen dan hoe ze normaal zijn
102
Depressie
Een blijvende wanhoop die pijnlijk vervolgend kan zijn en alle zin van het leven kan wegnemen
103
Major depressie
De meest prevalente diagnose van alle psychiatrische stoornissen
104
Angst
Angststoornissen komen in veel verschillende vormen. Deze bevatten vaak langdurige stemmingen van angst, vaak vermijding van wat wordt gevreesd, en vaak verlies van zelfvertrouwen
105
Epidemiologie
Studie over hoe vaak stoornissen voorkomen - de epidemiologie van psychiatrie kwam later op dan die van de geneeskunde, mede doordat het eerst moeilijk was om te voldoen aan criteria voor diagnose van een stoornis - tegenwoordig zijn er classificatieschema's en interviews om diagnoses op te stellen voor onderzoeks- en klinische doelen
106
Middelenmisbruik en emoties
Alcohol vermindert angst, schaamte, frustratie en andere negatieve stemmingen
107
Major depressieve stoornis
Iemand heeft gedurende ten minste twee weken: - Ondraaglijk verdriet/depressief, of heeft het plezier verloren in vrijwel alle activiteiten (anhedonie). Iemand heeft een verminderde functies in relaties, of op het werk/opleiding. - Samen met minstens 5 andere symptomen, waaronder (1) depressieve of prikkelbare stemming gedurende het grootste deel van de dag, (2) verminderde interesse of plezier in gewone dingen, (3) gewichts- of eetlustverandering, (4) slaapstoornissen, (5) geagiteerd of vertraagd zijn in iemands acties, (6) vermoeidheid en gebrek aan energie, (7) onvermogen om zich te concentreren, (8) gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens, (9) gedachten of zelfmoordplannen. - Veel mensen herstellen van depressieve stoornis, maar het kan ook terugkeren of chronisch zijn (aanhouden voor maanden/jaren). - Heeft een levensprevalentie van 16.6%.
108
Bipolaire stoornis
Depressieve stoornis waarbij iemand minstens één periode van manie ervaart
109
Manie
Een stoornis die bestaat uit groot geluk, vreugde en trots. De eigenwaarde is opgeblazen, mensen kunnen werken voor lange persiodes, hebben bijna geen slaap nodig, en hebben extreem plezier in alles wat ze doen - bij een erge manie kunnen mensen alarmerende dingen doen, zoals grote gokken nemen - vaak valt iemand na een aantal weken van manie in een depressie - levensprevalentie wordt geschat op 3.9%
110
Angststoornissen
Angststoornis: de conditie moet minstens 6 maanden aanhouden. Gegeneraliseerde angststoornis: minstens 6 maanden van voorhoudende angst/zorgen. - Bevat paniekaanvallen met plotselinge terreur van angst, vaak met lichamelijke symptomen, zoals hartkloppingen, duizeligheid en kortademigheid. - De paniekaanval is een duidelijk voorbeeld van een emotie (angst) die te moeilijk is om te begrijpen: mensen kunnen geen idee hebben waarom het verschijnt, en dit gebrek aan inzicht kan iemand weer extra veel laten nadenken. - Angststoornissen omvatten ook fobieën: vrijwel onweerstaanbare drang om bepaalde plaatsen, objecten of activiteiten te vermijden. o Bv agorafobie: angst om van huis weg te zijn (pleinvrees). o Bv sociale fobie: angst om met anderen te zijn en excessief zorgen maken over hun oordeel. - Heeft een levensprevalentie van 5.7%.
111
OCD: obsessieve-compulsieve disorder
Obsessies: opdringerige angstgedachten over allerlei dingen. Deze gedachtes kunnen herhaaldelijk verschijnen en iemand kan niet stoppen met eraan denken, ondanks dat het irrationeel kan zijn. - Compulsies: herhaalde acties/rituelen, zoals handen heel vaak wassen. Het uitvoeren van de actie vermindert angst. - Levensprevalentie wordt geschat tussen de 2 en 3%
112
PTSD: posttraumatische stress disorder
Omvat intense angst, verstoorde slaap, flashbacks waarin een traumatische gebeurtenis wordt herinnerd en herhaaldelijk opnieuw wordt beleefd, samen met het vermijden van alles wat daaraan zou kunnen herinneren. - Trauma’s die deze stoornis kunnen uitlokken verschijnen in oorlog, wanneer mensen in levensgevaar zijn, als mensen zich gedragen op een manier waarop ze zichzelf haten, of wanneer vrienden vermoord/verminkt zijn. - Brewin et al.: een trauma is iets dat iemands basisassumpties over de wereld radicaal beschadigd. Zij concludeerden dat de chaotische natuur van posttraumatische flashbacks en intense fobische angst verklaard kan worden in termen van twee geheugensystemen: o (1) verbaal en onderworpen aan maken van een zinvolle zin van ervaring. o (2) automatisch getriggerd door aspecten van situaties (intern of extern), vaak doet het denken aan de context waarin het trauma in eerste instantie verscheen.
113
Diathese-stress hypothese
In de aanwezigheid van een erfelijke conditie die iemand kwetsbaar maakt (diathese) wordt een episode van een emotionele stoornis veroorzaakt door stress - er kan afgevraagd worden in hoeverre diathese veroorzaakt wordt door epigenetica, en in hoeverre de omgeving stressvol is in de samenlevingen waarin we leven
114
Polygenetische effecten
Invloeden van groepen genen, waarvan iedere een kleine invloed heeft
115
top 10 gerepliceerde bevindingen in gedragsgenetica
1. Alle psychologische trekken laten substantiële invloed van genen zien. 2. Geen enkele trek is 100% erfelijk. 3. Erfelijkheid wordt veroorzaakt door veel genen met kleine effecten. 4. Correlaties tussen psychologische trekken laten genetische mediatie zien. 5. Erfelijkheid van intelligentie neemt toe door ontwikkeling. 6. Leeftijd-tot-leeftijd stabiliteit komt vooral door genetica. 7. Meeste metingen van omgevingseffecten laten significante genetische invloed zin. 8. Meeste associaties tussen omgevingsmetingen en trekken worden beïnvloed door genetica. 9. Meeste omgevingseffecten worden niet gedeeld door kinderen die in dezelfde familie opgroeien. 10. Het abnormale is normaal.
116
Epigenetica
Gaat over hoe genetische processen aan en uit gezet worden door omgevingsfactoren. Syndromen die we tegenwoordig stoornissen noemen zijn afgeleid van de neiging van genen om zicht te reproduceren
117
Evolutionary stable strategy
Een bepaalde set genen stelt zich klaar om zich succesvol te reproduceren
118
stoornissen als overmatige emoties
Overmatig verdriet: depressie. - Overmatige angst: fobieën, GAS, PTSD, paniekstoornis, hypochondrie (angst voor ziekte), OCD, zelfmedicatie met alcohol/drugs. - Overmatig plezier/trots: manie, antisociale persoonlijkheidsstoornis. - Overmatige woede: gedragsstoornis, oppositioneel-opstandige stoornis, intermitterende explosieve stoornis. - Overmatige afgunst: anorexia. - Overmatige zelfbewuste emoties: narcistische stoornis. - Gebrek aan zelfbewuste emoties: volwassen autisme, anhedonie, psychopathie. - Disfunctioneren van emoties: schizofrenie, andere psychoses.
119
Sociale steun
Algemene term voor relaties die mensen kunen beschermen tegen een stoornis - mensen met goede sociale steun hebben een kleinere kans op depressief raken dan mensen zonder sociale steun tijdens een ernstige levensgebeurtenis - een gebeurtenis die een depressie indiceert is vaak het vverlies van een relatie, en sociale steun beschermt mensen vak tegen de langdurige effecten van stress
120
vroegere ervaringen en stoornissen
Vroegere ervaringen hebben een invloed op de gevoeligheid voor emotionele stoornissen in de volwassenheid - iemand die in de kindertijd een moeder verliest heeft een grotere kans om een depressie te onwikkelen dan iemand die de moeder niet is verloren etc.
121
Terugkeer van een stoornis
- Stress sensitisatie/kindling - mensen met hoge genetische risico's op depressie ervaarde een eerste depressie niet per se ernstiger
122
Stress sensitisatie/kindling
MEchanisme waarbij mensen pregressief meer kwetsbaar worden voor depressie met opeenvolgende episodes
123
Herstel en een nieuwe start bij stoornisen
- meeste mensen komen niet in een onontkoombare cirkel terecht - het kan zijn dat mensen in een depressie hun leven opnieuw conceptualiseren en plannen maken voor de toekomst: dit worden fresh starts genoemd
124
Verlenging van een stoornis
- Als iemand depressief is kan die gevangen worden in negativiteit. Depressieve mensen hebben de neiging om herinneringen van verlies en falen terug te halen. Deze herinneringen verlagen stemming en verlengen depressie, en maakt de kans dat mensen nieuwe levensplannen maken kleiner. Dit gebrek aan initiatief kan periodes van depressie verlengen. - Ruminatie
125
Ruminatie
Broeden op symptomen van distress op een zich herhalende manier in plaats van op een probleemoplossende manier - maladaptief broeden - adaptief reflecteren
126
Neurofysiologie van depressie en angst
1. frontaalkwabbel 2. hippocampus 3. amygdala
127
Frontaalkwab bij depressie
Mensen met depressie hebben minder volume in de anterior cinguate cortex. - Patiënten met een vroege onset van depressie hebben minder prefrontale cortex volume. - Mensen die vroeger in hun leven stress hebben ervaren en die in de volwassenheid depressief zijn hebben minder volume in de orbitofrontale cortex. - Twee problemen zijn prominent in mensen die een depressie gehad hebben: o Attentioneel: mensen neigen te focussen op gebeurtenissen die negatieve emoties veroorzaken. Dit wordt gemedieerd door salience netwerk in de hersenen. o Ruminatie: dit bevat toegenomen connectiviteit in de frontaalkwabben.
128
Hippocampus bij depressie
Afenomen volume van de hippocampus en basale ganglia zijn geassocieerd met depressie
129
Amygdala bij depressie
Er is meer activatie in de amygdala in depressieve mensen
130
SSRI's - serotonine reuptake inhibitors
Verminderen de heropname van serotonine, zodat het langer in de synaptische spleet blijft. Dit neigt veel emotie-gerelateerde systemen in de hersenen te inhiberen.
131
Schizofrenie
Heeft een levensprevalentie van 0.87% het is een stoornis die ernstige disfunctie veroorzaakt in interpersoonlijke relaties, op het werk of in zelfzorg, met ten minste twee van de volgende symptomen die een maand of langer aanhouden: wanen, hallucinaties, ongeorganiseerde spraak, ongeorganiseerd of katatoon gedrag, verminderder emoties en met een teken van stoornis dat ten minste 6 maanden aanhoudt
132
Psychotherapie
Praktijk waarin een therapeut luistert naar cliënten en opmerkingen maakt, om te begrijpen wat iemand zei, om deel te nemen in de vormende relatie, om suggesties te maken over wat iemand denkt en doet
133
Freud
Psychotherapeut die focuste op emotioneel traumatische gebeurtenissen uit het eerdere leven van een cliënt. Gericht op het terughalen van het trauma, bewust worden van details, en emoties geassocieerd met het trauma te ervaren en uitdrukken
134
Mentalizing therapy
Een innovatieve vorm van psychoanalyse. Vooral bij bordeline - mensen met borderline zijn impulsief, hebben onstabiele relaties, en een onstabiel gevoel van zichzelf. Ze hebben moeite met emotieregulatie, en zijn vaak zelf verminkend of suïcidaal. Dit wordt vaak gebaseerd op onzekere, of slechte hechting
135
Rogeriaanse counseling
Het doel van de cliënt is om ee oprechte, niet-oordelende relatie met de therapeut te ervaren, en het doel van de therapeut is om een emotioneel warme relatie aan te gaan, en om naar de cliënt te luisteren met empathie - persoonsgericht
136
Beck's CBT
CBT is gebaseerd op het herkennen en voorkomen van evaluatiefouten van incidenten die leiden tot problematische en verstorende emoties. - Beck vond dat beoordelingspatronen die angst en depressie veroorzaken, meestal betrekking hebben op evaluaties die willekeurig, absoluut en personaliserend zijn. Als cliënten evaluaties kunnen maken van andere attributies, dan kunnen verschillende emoties verschijnen die de vicieuze cirkel kunnen doorbreken.
137
Greenberg's emotion focused therapie
Greenberg: het expliciet maken van emoties geeft emotieschema's een gevoel van helderheid en mogelijkheid tot controle. Dit sluit aan bij Aristoteles’ idee ‘catharsis’. - Hij zegt dat de enige manier om een emotie te veranderen is door een andere emotie. Dit is dan ook het doel van emotie-gefocuste therapie. - Een deel van de taak van de therapie is emoties te herkennen die we onszelf niet volledig hebben laten ervaren. - Therapie bestaat uit een aanmoediging om emoties vollediger te ervaren. Cliënten kunnen emoties erkennen, ondanks dat dit van zichzelf niet mocht. Dit noemt hij primaire emoties. - Secundaire emoties: emoties die cliënten te veel ervaren. Deze komen voort uit bepaalde primaire emoties die onacceptabel waren. - Instrumentele emoties: de emoties die mensen hebben geleerd, die zullen hen helpen hun zin te krijgen.
138
Concluderende therapieën
Er zijn heel veel empirische trials geweest van verschillende soorten psychotherapie. - Uit studie van Smith et al. bleek dat de gemiddelde persoon die therapie ontving 80% beter af was dan de mensen uit een controlegroep die geen therapie ontvingen. - Vergeleken met educatieve interventies bleek psychotherapie effectiever. Maar: niet alle therapie is effectief, en niet alle therapeuten zijn helpvol. Psychodynamische psychotherapie: significant betere uitkomsten in algemene effectiviteit, bedoelde problemen en persoonlijkheid functioneren dan kortere vormen van psychotherapie. CBT: effectief, vooral voor depressie en angststoornis. Emotie-gefocuste therapie: minder onderzoek naar gedaan omdat het nieuwer is. Wel lijkt het effectiever dan cliënt-gerichte therapie en counseling.