HC'S WEEK 3 Flashcards

1
Q

Wat is een vloeibaar biopt?

A

Circulerende tumorcellen (CTC’s) proberen aan te tonen in de bloedbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken primair mammacarcinoom?

A

Niet op afstand uitgezaaid
Behandeling curatief
Behandeling door chirurg en oncoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken gemetastaseerd mammacarcinoom?

A

Op afstand aantoonbare metastasen
Palliatieve behandeling
Behandeling door oncoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Afstandsmetastasen bij mammacarcinoom zijn meestal …?

A

Hematogeen gemetastaseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorkeurslocaties metastasering mammacarcinoom?

A

Longen
Lever
Bot
OF: huid, pleuritis/pleuritis carcinomatosa, hersenen, eierstokken (Krukenberg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

5 soorten behandeling mammacarcinoom?

A

Lokale therapie
Systemische therapie
Neo-adjuvante therapie
Adjuvante therapie
Palliatieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden micrometastasen behandeld?

A

Met (neo-)adjuvante chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij beperkte grootte van mammacarcinoom …?

A

Is beperkte chirurgische ingreep mogelijk
= borstsparend, minder mutilerend en verbeterd QoL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke behandeling is nodig tegen micrometastasen?

A

Lokale therapie
Systemische therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wel/geen radiotherapie is bij klein mammacarcinoom afhankelijk van …?

A

Neo-adjuvante therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Risicofactoren borstkanker bij mannen?

A

Obesitas
Testiculaire afwijkingen
Hypofyse adenoom
Bestraling thoraxwand
Etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschil BrC tussen mannen en vrouwen?

A

Mannen > 40% N+
Mannen vaker ER+
Mannen vaker geassocieerd met genetische afwijkingen: Klinefelter, BRCA1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

‘Lage’ risicofactoren op ontwikkelen mammacarcinoom (RR<5)?

A

Late menopauze
Vroege menarche
Hormonale substitutie therapie
Late leeftijd 1e kind
Orale anticonceptie
BMI > 35

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

‘Hoge’ risicofactoren op ontwikkelen mammacarcinoom (RR>5)

A

Toegenomen leeftijd >45
Mutatie BRCA1/2
Noord-Amerika/Europa
Dicht klierweefsel
Atypische benigne proliferatieve borstklierafwijkingen
Bestraling op thoraxwand
Eerder mammacarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden subtypen van mammacarcinoom ingedeeld?

A

Wel/geen hormonale receptor (HR): ER/PR-receptor
Wel/geen HER2-receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 soorten mammacarcinoom (obv etiologie)?

A

Sporadisch mammacarcinoom (80%)
Familiair mammacarcinoom (10%)
Hereditair mammacarcinoom (10%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Van welke mutatie is sprake bij het hereditair mammacarcinoom?

A

BRCA1 of BRCA2 mutatie
60-80% life-time risk ontwikkelen mammacarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Aspecten die wijzen op hereditair mammacarcinoom?

A

Familiair voorkomen
Jonge leeftijd bij diagnose
Meerdere diagnoses bij 1p
Man met borstkanker
Combinatie borstkanker met ovariumkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klachten/presentatie primair mammacarcinoom?

A

Palpabele afwijking in de mamma
Ingetrokken tepel
Inflammatie (p’eau d’orange)
Ulceratieve afwijkingen
Zelden pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aanvullende diagnostiek mammacarcinoom?

A

Mammografie
Echografie mamma
Cytologische punctie
Histologisch biopt
MRI mamma
Botscan
CT-scan, PET-scan
Mammaprint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer MRI mammae?

A

Diagnostische discrepantie LO/MG/echo
Pre-operatief
Grootte lobulair carcinoom
Screening hoogrisico patiënten BRCA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is disseminatie onderzoek bij mammacarcinoom?

A

FDG-PET-scan
Geïndiceerd bij ‘hoog risico mammacarcinoom’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Curatieve behandeling mammacarcinoom ook incl. systemische/radiotherapie afhankelijk van …?

A

Wel/niet borstsparende chirurgie
TNM stadium
Receptor-expressie
Gradering
Wel/geen lymfangioinvasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Acini van mammaweefsel zijn aan de binnenkant bekleed met?

A

Luminaal epitheel
–> melkproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Acini van mammaweefsel zijn aan de buitenkant bekleed met?

A

Myoepitheel
–> melk naar tepel duwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Diagnostiek met cytologie - 1 voordeel en 1 nadeel?

A

Voordeel = snel, weinig invasief
Nadeel = minder sensitief en specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Diagnostiek met histologie - voordelen?

A

Geclassificeerde diagnose
Onderscheid in situ en invasief carcinoom
Receptorbepaling mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Diagnostiek met histologie - nadeel?

A

Uitslag kan dagen duren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

3 vormen goedaardige pathologie in de mamma?

A

Fibro-adenoom
Hyperplasie
Mastopathie = lumpy breast disease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Kenmerken van mastopathie of lumpy breast disease?

A

Fibrocysteuze verandering & apocriene metaplasie –> borst voelt onregelmatig aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe heet het als het aantal buizen in het borstweefsel is toegenomen?

A

Adenosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Kenmerken van fibro-adenoom?

A

Fibro-epitheliale laesie
Macroscopisch en microscopisch sterk afgrensbaar
Overgroei van stroma
Epitheel blijft 2-lagig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

2 soorten voorstadia van kwaadaardig mammacarcinoom?

A

Ductaal carcinoma in situ (DCIS)
= voorloper ductaal carcinoom
Lobulair carcinoma in situ (LCIS)
= voorloper lobulair carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Kenmerk van lobulair carcinoma in situ?

A

Verlies van E-cadherine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Kenmerken van carcinoma in situ (CIS)?

A

Neoplastische proliferatie van epitheel die binnen de contour van de duct blijft (= binnen de myoepithele laag)
Basaalmembraan intact
Geen bloedvoorziening: necrose & verkalking
Niet palpabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Kenmerken ductaal carcinoma in situ?

A

Groeit in buissystemen van mammaweefsel
Vaak microkalk
Cellen sterk begrensd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe heet het als DCIS helemaal tot aan de tepel rijkt?

A

M. Paget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Kenmerken lobulair carcinoma in situ?

A

Geen symptomen, geen calcificaties
Vaak diffuus en bilateraal
Neoplastische proliferatie binnen terminale ductolobulaire unit
Cellen liggen los door verlies E-cadherine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Typen mammacarcinoom

A

Adenocarcinoom
- ductaal (75%) = NST (no special type)
- lobulair (25%)
Sarcoom/phyllodes tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Kenmerken adenocarcinoom?

A

Invasief carcinoom uitgaande van epitheel
Gaat uit van TDLU (terminale ductulaire lobulaire unit)
Soms wel soms niet palpabel
Jonge mensen, erfelijk belast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is een sarcoom/maligne phyllodes tumor?

A

Maligne versie van het fibro-adenoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Kenmerken sarcoom/phyllodes tumor?

A

Zeldzaam: <1% mammatumoren
Alle leeftijden, meestal id 60
Meestal scherp begrensd
Groeit relatief snel
Prognose afhankelijk van subtype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Differentiatiegraad mammacarcinoom obv Bloom&Richardson - welke 3 criteria?

A

Mate van buisvorming
Mate van atypie van kern/nucleolus
Mitos-activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Gradering mammacarcinoom

A

I = goed
II = matig
III = slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

2 soorten chirurgie borst?

A

Mammasparende therapie (MST)
Ablatio = mastectomie

46
Q

2 soorten chirurgie oksel?

A

Sentinel node (SN)/schildwachterklier procedure
Okselkliertoilet (OKT)/okselklierdissectie (OKD)

47
Q

Hoe noem je een mastectomie + okselkliertoilet?

A

Gemodificeerde radicale mastectomie (GRM)

48
Q

Kenmerken borstsparende chirurgie (MST)?

A

Altijd gevolgd door bestraling
Doel = radicale resectie met cosmetisch acceptabel resultaat

49
Q

Contra-indicaties voor borstsparende chirurgie (MST)?

A

Grote tumor in kleine borst
Patiënt in verleden al bestraald
Tumor/DCIS in meerdere kwadranten van de borst

50
Q

Wanneer ablatio/mastectomie?

A

Borstsparende behandeling niet mogelijk
Borstsparende behandeling niet wenselijk
–> BRCA1/2-genmutatie, wens patiënt

51
Q

Beleid bij T4 mammacarcinoom?

A

Neo-adjuvante chemotherapie
Chirurgische behandeling

52
Q

Wat is het doel van/wanneer de sentinel node procedure?

A

Stadiëren van de oksel bij een klinisch negatieve oksel (cN0)

53
Q

Wanneer voer je een okselklierdissectie uit?

A

Als mammacarcinoom met bewezen metastase in de oksel (cN+)

54
Q

Morbiditeit van okselkliertoilet?

A

Seroom/wondvocht
Lymfoedeem in arm
Sensibiliteitsstoornissen
Krachtverlies
Bewegingsbeperking schouder

55
Q

Keuze (neo-)adjuvante behandeling afhankelijk van diverse tumorfactoren, welke?

A

TNM-stadium
Gradering
Wel/geen lymfangioinvasie
Tumorreceptoren positief/negatief

56
Q

Wanneer adjuvante radiotherapie?

A

Mamma: bij mammasparende chirurgie
Thoraxwand: bij grote tumor met slechte kenmerken
Locoregionaal: bij >3 lymfekliermetastasen

57
Q

3 vormen adjuvante systemische behandeling?

A

Chemotherapie
Anti-hormonale therapie: als HR+
Immuuntherapie: Her2Neu+

58
Q

4 opties mammarecontstructieve chirurgie?

A

Oncoplastische chirurgie
Prothese reconstructie: tissue expander
Autoloog weefsel met tissue expander
Volledig autoloog weefsel: DIEP lap

59
Q

Aanvullende ingrepen mammareconstructies?

A

Tepelreconstructie
Tepelhof tatoeage
Symmetriserende operatie
Touch-ups
Verfraaiing vorm litteken

60
Q

3 momenten van totale borstreconstructie?

A

Primair/directe reconstructie: bij preventieve huidsparende ablatio ivm erfelijkheid of DCIS
Secundair/uitgestelde reconstructie
Tertiaire reconstructie: tweede reconstructie want eerste niet naar wens

61
Q

Wat is oncoplastische chirurgie?

A

Toepassing van plastisch chirurgische technieken bij borstsparende chirurgie, bijv. borstverkleiningstechnieken

62
Q

Redenen voor oncoplastische chirurgie?

A

Om borstsparende chirurgie plastisch mogelijk te maken
Kans op slecht esthetisch resultaat verminderen

63
Q

Indicaties oncoplastische chirurgie?

A

Asymmetrie
Grote tumor in kleine borst
Ptosis (hangende borst)
Wens kleinere borst

64
Q

Contra-indicaties oncoplastische chirurgie?

A

Hoge kans irradicale resectie
T4 tumoren
Multicentrisch mammacarcinoom
Microcalcificaties door gehele mamma
Inflammatoir carcinoom

65
Q

2 typen oncoplastische chirurgie?

A

Volume ‘displacement’ = zonder toevoeging van weefsel –> mamma reductie
Volume ‘replacement’ = met toevoeging van weefsel, vaak al grenzend aan borst

66
Q

Voordelen prothese reconstructie met tissue expander (TE)?

A

Relatief eenvoudig
Korte OK-duur
Geen extra littekens
Geen desastreuze complicaties

67
Q

Nadelen prothese reconstructie met tissue expander (TE)?

A

Twee ingrepen nodig
Voelt minder natuurlijk
Kans kapselcontractuur of malpositie
Kan niet na radiotherapie
Vaak revisie nodig

68
Q

Voordelen latissimus dorsi reconstructie met/zonder TE?

A

Gemiddelde moeilijkheidsgraad
Goed doorbloed weefsel
Natuurlijker
Ook na radiotherapie mogelijk
Geen desastreuze complicaties

69
Q

Nadelen latissimus dorsi reconstructie met/zonder TE?

A

Opoffering belangrijke rugspier
Draaien patiënt peroperatief
Extra litteken
Seroom rug
Vaak 2 ingrepen
Kans kapselcontractuur
Prothesemalpositie

70
Q

Voordelen volledig autologe reconstructie (DIEP)?

A

Volledig lichaamseigen
Introductie huid en volume
Natuurlijk aspect
Ook na radiotherapie mogelijk
Één ingreep mogelijk
Buikwandcorrectie

71
Q

Nadelen volledig autologe reconstructie (DIEP)?

A

Technisch complex
Lange OK-duur
Kans op grote complicaties
Extra littekens

72
Q

Indicaties radiotherapie?

A

Na mammasparende behandeling
Bij lymfogene axillaire metastasering
Postoperatief na ablatio en SN-procedure
Palliatief

73
Q

Doelvolumes van de radiotherapie?

A

GTV (gross tumor volume) = lumpholte
–> hier evt ook boosterbestraling
CTV (clinical target volume) = klierweefsel
PTV (planning target volume) = CTV + 0.5cm

74
Q

Mensen met een laag risico kunnen een partiële borstbestraling ontvangen - indicaties?

A

> 50 jaar
Diameter tumor < 30 cm
pN0
Overige gunstige histologische kenmerken

75
Q

Wat houdt locoregionale radiotherapie in?

A

Postoperatieve radiotherapie van klierstations

76
Q

Wanneer locoregionale radiotherapie?

A

Na okselklierdissectie met 4+ positieve klieren of positieve okseltop klier
Na irradicaal okselkliertoilet
Na okselsparende behandeling

77
Q

Wanneer postoperatieve radiotherapie van de thoraxwand?

A

Na irradicale chirurgie
Bij T4 tumoren
Bij 4 of meer positieve okselklieren
Bij positieve okseltop klier

78
Q

Acute bijwerkingen radiotherapie (herstel binnen 2-3 weken)?

A

Huid: Erytheem
Hyperpigmentatie
Droge/natte desquamatie
Pijn
Subcutaan: oedeem

79
Q

Late bijwerkingen radiotherapie (ontstaan na > 6 maanden)?

A

Huid: atrofie, hyperpigmentatie, teleangiëctasieën
Subcutaan: fibrosering
Overig: longfibrose, lymfoedeem, functieverlies melkproductie, ribfractuur, secundaire tumoren, hypothyreoïdie, cardiotoxiciteit

80
Q

Indicaties disseminatieonderzoek?

A

T4 tumor
>4 ipsilaterale okselklieren met metastasen
Verdachte klachten zoals rugpijn

81
Q

Wie behandelen met (neo)adjuvante therapie? Bepalen op basis van 2 soorten factoren:

A

Predictieve factoren
Prognostische factoren

82
Q

Wat zijn prognostische factoren?

A

Factoren die de kans op ontwikkeling van metastasen voorspellen
–> gradering, grootte, aantal aangedane lymfeklieren, ER status, leeftijd

83
Q

Wat zijn predictieve factoren?

A

Factoren die de kans op respons op therapie voorspellen
–> ER- en HER2-receptor status

84
Q

Hoe is overbehandeling te verminderen?

A

Zoeken naar nieuwe predictieve factoren
Optimaliseren van prognostische factoren

85
Q

Wat zijn genexpressie profielen?

A

Profielen die informatie geven over tumoreigenschappen, elke tumor heeft een uniek genexpressie profiel (= vingerafdruk)
–> bijv. Mammaprint (70 genen)

86
Q

2 kenmerken van oligometastatische ziekte?

A

3 metastasen in maximaal 2 verschillende plaatsen
Onafhankelijk van locoregionaal recidief

87
Q

Prognostische factoren bij gemetastaseerd mammacarcinoom?

A

Leeftijd: >70 goed, <35 slecht
Histologie: metaplastisch slecht, mucineus goed
Ziektevrije interval: >5jr goed, <2jr slecht
Triple negatief BrC: slecht
Oestrogeenreceptor: goed
Her2 receptor: goed

88
Q

Systemische & lokale behandelingsmogelijkheden bij gemetastaseerd mammacarcinoom?

A

Systemisch: chemotherapie, anti-hormonale therapie, anti-her2 therapie en botversterkende medicatie
Lokaal: radiotherapie en chirurgie

89
Q

Waarom voorkeur naar eerst anti-hormonale therapie vóór chemotherapie bij gemetastaseerd mammacarcinoom?

A

Even effectief (mits ER+)
Langer effectief dan chemotherapie
Meestal minder bijwerkingen
MAAR tumor kan ER-receptor verliezen & niet geven bij ‘viscerale crisis’

90
Q

Waarom voorkeur naar systemische therapie tov lokale therapie bij gemetastaseerd mammacarcinoom?

A

Dissaminatie naar bloed/lymfe DUS logisch om via daar te behandelen met systemische therapie

91
Q

Waar in lichaam productie van oestrogenen?

A

Premenopauzaal: eierstokken
Postmenopauzaal: bijnieren mbv enzym aromatase

92
Q

Wat is de werking van tamoxifen als anti-hormonale therapie?

A

Competitieve remming van oestrogeen want tamoxifen bindt ook aan de oestrogeen-receptor

93
Q

Wat is de werking van aromatase-remmer als anti-hormonale therapie?

A

Remt het enzym aromatase waardoor androgenen niet meer omgezet kunnen worden naar oestrogenen

94
Q

2 mechanismen van resistentie bij anti-hormonale therapie?

A

Farmacologisch: medicijn bereikt kankercel niet
- verminderde compliantie
- co-medicatie
- ‘poor metaboliser’
Verandering vd tumorcellen
- upregulatie alt-pathways
- verlies expressie van hormoonreceptor

95
Q

Bijwerkingen anti-hormonale therapie bij mammacarcinoom?

A

Algemeen: overgangsklachten
Tamoxifen: trombose, pathologie uterus
Selectieve ER modulator: trombose, uterus proliferatie
Aromatase-remmer: gewrichtsklachten, haaruitval en botontkalking
Anti-oestrogenen: -
Progestativa: gewichtstoename, oedeem, trombose, acne, hoofdpijn
GnRH-agonist: overgangsklachten

96
Q

Bijwerkingen chemotherapie korte termijn?

A

Misselijkheid & braken: anti-emetica
Haaruitval: cold cap
Beenmergremming: groeifactoren, bloedtransfusie
Slijmvlies toxiciteit
Menstruatiestoornissen: GnRH-agonist
Vermoeidheid

97
Q

Bijwerkingen chemotherapie lange termijn?

A

Zenuwbaan toxiciteit (door taxanen)
Huid- en nageltoxiciteit (door taxanen)
Pompfunctiestoornis (anthracyclines)
Vochtretentie (door taxanen)

98
Q

2 voorbeelden targeted therapie (voorkomen bijwerkingen)?

A

Trastuzumab
PARP-remmers

99
Q

2 plekken waar Her2-expressie van mammacarcinoom geremd kan worden?

A

Extracellulair: trastuzumab, pertuzumab, T-DM1
Intracellulair: lapatinib

100
Q

Welke ondersteunende therapie kan bij mammacarcinoom gegeven worden?

A

Botversterkers: bisfosfanaten, RANK-ligand remmers

101
Q

Waarom is een PARP-remmer bij een BRCA1/2-deficiënte cel effectief?

A

BRCA1/2-deficiënte cel is HRD (= homologe recombinatie deficiënt), dus als ook PARP-remmer geven dan synthetische letaliteit

102
Q

Triple-negatieve mammacarcinomen zijn in te delen in 3 groepen, welke?

A

Tumoren met een BRCA1/2 mutatie
Tumoren zonder BRCA1/2 mutatie
Tumoren zonder kiembaanmutatie die zich wel gedragen als BRCA1/2 tumoren
= BRCA-ness tumoren
–> elke groep beslaat 1/3e van totaal

103
Q

Welke 4 stappen doen om te komen tot ‘personalized medicine’?

A

Microscopische pathologie: HE, antilichamen
Moleculaire pathologie: biomarkers
Nieuwe technologieën: genomics, proteomics
Functionele testen: kanker cellijnen, tumor organoïden, patiënt derived xenografts, tumorplakjes

104
Q

Voordelen en nadelen van functionele testen?

A

Voordeel: je test wat je wil weten
Nadelen: ingewikkeld, experimenteel

105
Q

Wat zijn kanker cellijnen?

A

Tumorcellen uit patiënt gehaald en geïsoleerd, laten groeien met kweekmedium, met deze cellen proeven doen

106
Q

Voordelen en nadelen van kanker cellijnen?

A

Voordelen: vernieuwend materiaal, betrouwbaar
Nadelen: niet altijd representief, 2D groei, geen heterogeniteit, langdurig proces

107
Q

Wat zijn tumor organoïden?

A

Kankerstamcellen uit tumor gehaald, deze geïsoleerd en in 3D in kweekmedium uitgegroeid

108
Q

Voordelen en nadelen van tumor organoïden?

A

Voordelen: vernieuwbaar materiaal, lijkt op og-tumor, gevoeligheidstesten mogelijk
Nadelen: geen heterogeniteit, geen exacte weefselstructuur, langdurig proces

109
Q

Wat zijn patiënt derived xenografts?

A

Biopt uit tumor genomen in ingebracht in immuundeficiënte muis

110
Q

Voordelen en nadelen van patiënt derived xenografts?

A

Voordelen: vernieuwbaar materiaal, tumor in organisme, gevoeligheidstesten mogelijk
Nadelen: geen hoge doorvoer analyse mogelijk, langdurig proces, tumor verandert in de muis

111
Q

Wat zijn tumorplakjes?

A

Tumor in hele dunne plakjes gesneden, plakje in voedingsmedium

112
Q

Voordelen en nadelen van tumorplakjes?

A

Voordelen: oorspronkelijke tumor, kortdurende testen, gevoeligheidstesten mogelijk
Nadelen: geen hoge doorvoer analyse mogelijk, beperkte kweektijd, niet vernieuwbaar