HC01 - DNA-structuur en Functie Flashcards

(36 cards)

1
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat DNA?

A

Uit een base, een suikergroep en een fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke bindingsites heeft DNA?

A

De OH van suiker (3’) en de fosfaat groep (5’) maken covalente bindingen met andere DNA-moleculen.
De base maakt een niet-covalente binding met de base van het andere DNA-molecuul aan de overkant (G-C, A-T)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de structuurformule van thymine

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke van de vier basen zie je hier?

A

Thymine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de structuurformule van guanine

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van de vier basen zie je hier?

A

Guanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de structuurformule van cytosine

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke van de vier basen zie je hier?

A

Cytosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de structuurformule van adenine

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke van de vier basen ziet je hier?

A

Adenine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee typen basen heb je?

A

Pyrimidines en purines
Pyrimidines zijn kleiner dan purines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke bindingen en hoeveel bindingen maken de basen?

A

De bindingen tussen de basen zijn waterstofbruggen.
Tussen A en T zitten 2 bindingen.
Tussen C en G zitten 3 bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de voorwaarde voor base paring?

A

De strengen moeten antiparallel lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de minor en de major grooves in de strucuur van DNA?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de peptide binding in DNA voor een binding?

A

(Een peptidebinding is een verbinding tussen een carboxylgroep en een aminogroep)
De peptide binding in DNA is een fosfodi-ester binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat maakt dubbelstrengs DNA geschikt als de drager van genetische informatie?

A
  • Informatie in DNA is dubbel opgeslagen (wat herstellen van fouten mogelijk maakt en kopiëren vergemakkelijkt)
  • DNA kan veel informatie opslaan, doordat het stabiel is door de dubbele helix structuur en dus veel nucleotiden kan bevatten.
  • DNA is relatief stabiel (kan duizenden jaren later nog gelezen worden)
17
Q

Hoeveel basenparen heeft het DNA van een zoogdier?

A

Het DNA van een zoogdier heeft ongeveer 3 miljard unieke basenparen en is ongeveer 1 meter lang

18
Q

Wat is een nucleosoom?

A

1 histoncomplex + DNA eromheen

19
Q

Wat is chromatine?

A

De totale DNA keten met histonen

20
Q

Hoe wordt DNA verpakt?

21
Q

Welke kant van het DNA is het begin en welke kant is het eind?

A

De 5’ kant is het begin (links) en de 3’ kant is het eind (rechts)

22
Q

Welke informatie zit er in DNA?

A
  • Samenstelling van componenten van een cel (DNA, RNA, eiwitten)
  • Volgorde van maken en hoeveelheid van componenten (volgorde van de codes van de eiwitten)
23
Q

Wat is een gen?

A

Een gen bevat de informatie voor de samenstelling en regulering van een eiwit of RNA

24
Q

Uit welke gedeeltes bestaat een gen?

A
  • Coderend gedeelte = de samenstelling van het eiwit
  • Regulerend gedeelte = de hoeveelheid van een eiwit
25
Hoeveel genen zitten er op DNA?
Bacterie: 4300 genen (5 miljoen bp) Gist: 6600 genen (13 miljoen bp) Wormpje: 21000 genen (130 miljoen bp) Zoogdier: 21000 genen die coderen voor eiwitten + >5000 'RNA only' genen (3 miljard bp)
26
Hoeveel paar chromosomen hebben dieren, met hoeveel genen, met hoeveel base paren, en hoeveel unieke base paren?
Dieren hebben 20-50 paar chromosomen, met 300-3000 genen per chromosoom, met 104 tot 106 base paren per gen, met 3 x 109 unieke base paren = 6 miljard totaal
27
A = fout B = fout C = goed D = goed E = fout
28
Hoe zijn de verschillende nucleotide subunits aan elkaar verbonden?
Een 5' kant (fosfaat groep) bindt met een 3' kant (OH groep) d.m.v. fosfodiester bindingen
29
Wat is de afstand tussen twee peptide verbindingen in een DNA streng? Oftewel, hoe dik is een basepaar?
0,34 nm
30
Wat is een basenpaar?
Een purine-pyrimidine paar
31
A = goed B = fout C = fout D = fout
32
Waarom "smelten" DNA regio's met veel AT, sneller dan andere regio's?
Omdat AT binding twee H-bruggen hebben en GC drie, zijn AT bindingen zwakker en zullen eerder uit elkaar gaan bij temperatuurverhoging (="smelten").
33
Ongeveer 100 cm (normale cel is diploïde en heeft dus 2 meter DNA).
34
Als een gedeelte van 'n streng van een DNA dubbele helix de sequentie ACGTAACC heeft, wat is dan de sequentie van het complementaire gedeelte van de andere streng?
GGTTACGT (van 5' naar 3')
35
Wat is het verschil tussen een mitotisch chromosoom en een interfase chromosoom?
36
Wat is een nucleosome core particle?
DNA dat om een kern van histon proteïnes is gevouwen.