HC12/13 - Nierfalen vs Nierziekten Flashcards

1
Q

In welke hoofdgroepen kan nierfalen worden opgedeeld?

A
  • Acuut
  • Chronisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke onderdelen kan acuut nierfalen worden opgedeeld?

A
  • Extrarenaal (prerenaal, postrenaal)
  • Renaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom moet je opletten op het signalement bij prerenale oorzaken van nierfalen?

A

Bij koningspoedels en duck tolling retriever ga je bij sporen van nierfalen nadenken over Addison’s disease (vaak voorkomend bij die rassen, ziekte waarbij de bijnierschors te weinig aldosteron en cortisol produceert)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke 3 locaties kan de oorzaak liggen bij renale oorzaken van nierfalen?

A
  • Interstitieel (ascenderend vs hematogeen, komt vaker voor bij katten dan bij honden)
  • Tubulair (ischemie, intoxicatie, gepaard met afwijkende urine productie)
  • Glomerulair (stapeling, immuungemedieerd, gepaard met proteinurie en/of azotemie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is azotemie?

A

Verhoging van de nierwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe geef je de ernst van nierfalen aan?

A

Met de IRIS-gradering. Hiermee kun je ook het verloop voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar ligt de oorzaak van chronische nierfalen?

A

Altijd renaal, en langer dan 3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe stel je de diagnose chronisch nierfalen?

A

Op basis van het klinische beeld, laboratorium onderzoek en beeldvorming.
Je moet bij herhaling verhoogde nierwaarden constateren om te kunnen zeggen dat het chronisch nierfalen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt een combinatie van ‘acute on chronic’ nierfalen?

A

Soms kunnen dieren die al een chronische nierinsufficiëntie hebben ineens verslechteren door een acute oorzaak er bovenop (steentje, blaasontsteking).
Het acute deel is dan wel goed te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat moet je in de gaten houden bij de symptomen van nierfalen?

A

Ze zijn variabel, en zelden illustratief voor een specifieke oorzaak van nierfunctiestoornis.
Ook kun je de symptomen niet gebruiken als prognostische factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn symptomen van nierfalen?

A
  • ‘Uremisch’ syndroom
  • Polyurie/polydipsie (vs. anurie)
  • Nefrotisch syndroom
  • Afwijkende urine
  • Afwijkende locomotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is uremisch syndroom?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is nefrotisch syndroom?

A

Groep van verschijnselen:
- Oedemen/ascites
- Proteïnurie
- Hypoalbuminemie
- Hypercholesterolemie
Ze moeten allemaal aanwezig zijn voor nefrotisch syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is rubber jaw?

A

Het bot heeft dan heel veel van zijn mineralisatie verloren omdat er veel calcium wordt geresorbeerd uit het skelet (bij afwijkingen in de calcium fosfaat huishouding bij nierproblemen). De kaak voelt dan echt als rubber aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er met fosfaat bij problemen in de nieren?

A

Het fosfaattransport neemt dan af, wat leidt tot toename van fosfaat in de tubuluscel. Dit zorgt er voor dat er minder actief vitamine D is (belangrijk onderdeel in het metabolisme van calcium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet actief vitamine D op 3 verschillende plekken?

A

Van alle kanten wordt er aangegeven dat er meer PTH moet worden gemaakt

17
Q

Hoe kan het vanuit hier nog verder gaan, dat er nog meer PTH wordt geproduceerd?

A
18
Q

Waar toe kan een maar lang genoege verhoging van PTH leiden?

A

Tot een hypercalciëmie en persisteren hyperfosfatemie

19
Q

Vul dit schema aan

A
20
Q

Welke onderdelen van het lichamelijk onderzoek zijn belangrijk als je problemen aan de nieren en urinewegen verdenkt?

A
21
Q

Wat ga je meten bij het urineonderzoek bij verdenking van nierproblemen?

A
  • sediment
  • Bacteriologisch onderzoek (steriel!)
22
Q

Wat wil je in het bloed meten bij verdenking van nierproblemen?

A

Je wilt uit de bloedwaardes een indicatie krijgen van de GFR.
Je meet het kreatinine gehalte (en/of ureum). Dit is wel op basis van spiergehalte, dus bij een hele kleine hond kan het lijken alsof er weinig kreatinine is, maar dat vertekend.

Ook kalium en natrium zijn belangrijk, totaal eiwit, albumine, fosfaat/calcium, hematocriet, etc.

23
Q

Wat kun je concluderen bij een verhoogde plasma kreatinine?

A

Dan is er al sprake van ernstig nierfunctie verlies

24
Q

Wat moet je bij deze grafiek in de gaten houden?

A

Dit dier heeft heel erg veel spier (bijv. greyhound) en dus veel kreatinine, maar wel gewoon 100% GFR functie. Het signalement is dus erg belangrijk

25
Q

Hoe kun je de functie van de GFR testen?

A

D.m.v. een functietest; endogene kreatinine klaring. Je geeft dan wat kreatinine in het bloed en gaat dan kijken hoe lang het duurt voor het weer op het originele niveau is.

Dit wordt alleen bij twijfelgevallen gedaan

26
Q

Aan wat voor beeldvorming kun je denken bij nierproblemen?

A
  • Röntgendiagnostiek
  • Echografie
  • Histologie
  • (Renogram)
  • (Cytologie)
27
Q

Hoe stel je de diagnose nierfalen?

A
28
Q

Wat is de therapie van nierfalen?

A

Met name symptomatisch

29
Q
A