HC.2 - Pathologische technieken bij diagnose van kanker Flashcards

(36 cards)

1
Q

Wat is het doel van formaline?

A
  • Stoppen van autolyse en inwerking microben (waardoor weefsel degradeert)
  • Weefsel hard genoeg maken om in te snijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de stappen die gedaan moeten worden voor er histologisch onderzoek kan plaatsvinden?

A
  1. Biopt van tumor
  2. Fixeren met formaline
  3. Solvent (=oplosmiddel) wisselen
    Formaline in hydrofiele stof en moet naar hydrofoob
    Duurt enkele uren
  4. Inbedden in Paraffine (volledig omringen)
  5. Paraffine stolt op de onderkant van een cassette
    = FFPE: formaline fixed paraffine embedded
  6. snijden van coupes op de microtoom (5-7 um dik)
  7. plakjes van coupe op objectglas plakken –> verwarmen (60 gr) waardoor paraffine smelt en dus plakje formaline met weefsel overblijft
  8. Kleurmachine: HE kleuring (geeft contrast)

Als coupe niet gebruikt goed opbergen want door zon verkleurt het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet formaline?

A

Crosslinking aminogroepen waardoor lysis wordt voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de gouden standaard om de diagnose definitief te stellen?

A

Pathologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke kleur nemen de kernen aan en waarom (bij HE kleuring)?

A

Paars want basisch door histonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een belangrijk onderdeel bij het nemen van een biopt?

A

Op geleide van
- palpatie
- echo
- MRI: EMC
Als het niet voelbaar is
Kan ook blind als geen evidente zichtbare of palpabele afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel biopten worden er genomen?

A

altijd meerdere
bilateraal tot 12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat maakt een beenmerg biopt anders?

A
  • er moet een bot boor gebruikt worden om in het bot te komen
  • hydroxyapatiet in wat ontkalkt moet worden –> iets bewerkelijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de naalddikte uitgedrukt?

A

In gauge (G) –> hoe hoger gauge hoe dunner de naald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan nog gebruikt worden om gerichter te werk te gaan bij het onderzoeken van het biopt?

A

Een röntgenfoto om bvb de verkalkingen goed zichtbaar te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is belangrijk voor de definitieve diagnose?

A

Morfologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarvoor worden diagnostische biopten of kleine samples gebruikt?

A

Diagnose en behandelplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvan komt 50% van het werk in de PA?

A

Chirurgische resecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een belangrijk onderdeel van de PA bij chirurgie?

A

Kwaliteitscontrole
Kijken of de randen schoon zijn en of de tumor volledig verwijderd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wordt alles van een chirurgische ectomie beken door de PA?

A

Nee, er wordt gericht gesampled –> kijken waar grootste kans diagnose stellen bvb
Vaak in 10-20 cassettes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het snijvlak?

A

Grens van excisie met de patient

17
Q

Waarop wordt het snijvlak onderzocht?

A

Of er nog tumorcellen inzitten –> kans groot dat patient recidief krijgt

18
Q

Hoe wordt de kans zo klein mogelijk gemaakt om nog tumorcellen in de patient achter te laten?

A

Door safe marge te nemen

19
Q

Welke dingen komen uit een PA onderzoek na chirurgie?

A
  1. diagnose/tumor type
  2. tumor diameter
  3. graad
  4. aanvullende prognostische parameters
  5. pT-stadium
  6. snijvlakken
  7. lymfeklieren: hoeveel, meta’s, etc
  8. overige bevindingen (bvb dysplasie)
20
Q

Wat zijn twee vormen van cytologisch onderzoek?

A
  1. punctie (aspiratie)
  2. exfoliatieve cytologie
21
Q

Wat is punctie cytologie?

A

Dunne naald (22-25 gauge): losse cellen (via vacuum)
Kan op geleide van echo of palpatie en zonder verdoving (kort)

22
Q

Wat wordt er gedaan na punctie cytologie met het uitgenomen materiaal?

A

Op glaasje strijken (geen fixatie) en kleuren

23
Q

Welke kleuren heb je na de dunne naald methode?

A

Pap: hoorn = oranje
Giemsa: hoorn = blauw
Kan niet tegelijk!!

24
Q

Wat is het voordeel van een punctie? Noem enkele voorbeelden

A

Moeilijke plekken zijn te bereiken
- lymfeklieren uit mediastinum
- met bronchusscoop door bronchuswand

25
Wat houdt exofoliatieve cytologie in?
Onderzoek naar cellen die vanzelf loslaten bvb cervix, liquor, peritoneum, endometrium, bronchus, prostaat
26
Wat gebeurt er met de cellen na exfoliatie?
op vloeistof gebracht kleuren
27
Wat houdt immunohistochemie in?
Kleurstoffen versterkt door antilichamen die specifiek bepaalde eiwitten aansleuren
28
Wanneer gebruiken we immunohistochemie?
Voor precieze typering van kankers Als met histologie/cytologie nog niet snappen
29
Wat kan je doen om weefsel te bekijken? Hoe kom je aan dit weefsel?
Histologie = weefsels Dikke naald biopsie (core biopsy) naald is 14-18 gauge
30
Hoe speelt immunohistochemie een belangrijke rol bij mammacarcinoom?
Onderverdeling biomarkers Gebruiken om te typeren
31
Wat is een antilichaam die veel gebruikt wordt bij immunohistochemie?
SOX10 --> kern kleuring (betrouwbaar)
32
Welke vijf ziekten kunnen voorkomen bij een BRAF mutatie?
1. Colon adenocarcinoom 2. langerhans cel histocytosis 3. hairy cell leukemia 4. papillair thyroid carcinoom 5. melanoom
33
Hoe noemen we het als we de herkomst van de meta niet weten? Hoe gaan we hier mee om?
CUP = carcinoma unknown primary Met immunohistochemie herkomst bepalen Bvb TTF-1 bij long
34
Waarmee kan je immunohistochemie ook wel combineren?
FISH
35
Wat is het voordeel van immunohistochemie?
Goedkoop en snel
36
Wat zijn de drie toepassingen van de PA?
1. diagnose (cytologie, histologie, punctie) 2. Chirurgische preparaten 3. therapie keuze