HC9 Flashcards

(46 cards)

1
Q

Bouwstenen persoonlijkheid in context van hechting

A
  • predispositie voor hechting aan anderen
  • hechting is diepe en blijvende emotionele band die de ene persoon met andere verbindt in tijd en ruimte
  • ontwikkelen van interne werkmodellen van onszelf en belangrijke anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken hechtingsrelaties

A
  • standvastige basis
  • veilige haven
  • inspanningen om dicht bij elkaar te blijven
  • reacties op scheiding en hereniging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

veilige hechting

A

interne werkmodellen van anderen als veilig, behulpzaam en steunend + interne werkmodellen van zelf als waardig om affectie te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onveilige hechting

A

focus op de kracht van anderen om hen te controleren of af te wijzen
sinds 1940 idee dat slechte hechting voorafgaat aan antisociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vormen hechtingsstijlen

A
  • veilige hechting
  • gepreoccupeerde hechting
  • dismissief hechting
  • gedesorganiseerde hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

veilige hechtingstijl

A
  • positieve evaluatie van hechtingservaringen
  • hoge eigenwaarde, beschouw anderen als warm en acceptabel, hoge mate van intimiteit
  • gelinkt aan sensitieve en responsieve opvoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gepreoccupeerd hechtingsstijl/ afwerend/ ambivalent

A
  • bezorgdheid over hechtingservaringen in verleden, onvermogen om een coherente representatie te geven
  • risico op sociale terugtrekking en angst voor afwijzing, gevoelens van onbekwaamheid
  • gelinkt aan inconsistente opvoedingsstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dismissief hechtingsstijl/ vermijdend

A
  • nadruk op prestatie en zelfredzaamheid ten koste van intimiteit
  • deactivering van het hechtingssysteem, zelfbehoud, zelfingenomen, terughoudend om anderen te benaderen voor ondersteuning, antisociaal, casual seks
  • gelinkt aan afwijzende/ interfererende opvoeding (afstandelijk, koud, controlerend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gedesorganiseerde hechtingsstijl

A
  • kind zit in een conflict: bron van veiligheid is ook bron van angst
  • passief-agressief, inconsistente angst voor afwijzing/ op zoek naar intimiteit
  • gelinkt aan kindermishandeling (angstige/ beangstigende zorgverleners)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de Minnesota study (risico en aanpassing vanaf de geboorte tot volwassenheid)

A

Longitudinale studie die de stabiliteit en voorspellende kracht van hechting
bekijkt over een periode van 30 jaar.
- Hechtings(on)veiligheid is relatief stabiel over de tijd heen
- Maar: enige invloed van positieve en traumatische ervaringen
→ Meer flexibiliteit in kinderen en adolescenten dan in volwassenen!
- Onveiligheid in de kindertijd gelinkt aan persoonlijkheidsproblematiek in
de volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gedesorganiseerde hechting en persoonlijkheidsproblematiek

A

Sterk gelinkt aan ernstige persoonlijkheidspathologie, waaronder
borderline
persoonlijkheidsstoornis en antisociale
persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

problemen die gedesorganiseerde hechting en persoonlijkheidsproblematiek ervaren

A
  • reflectie op eigen mentale staat
  • begrip van mentale staat van anderen
  • regulatie van humeur en opwinding in intieme interpersoonlijke relaties
  • onderhouden van zelf en interpersoonlijk functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

John Bowlby

A

onveilige hechting als risicofactor voor misdaad
- Delinquentie heeft een psychologische geruststellende functie
- Daders hebben een veilige basis nodig in therapie
- onbewuste onveilige hechting -> onopgeloste woede en onrust -> delinquentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onveilige hechting als risicofactor voor misdaad

A
  • onveilige hechtingsstijlen sterk over-gepresenteerd in populaties van daders
  • alle types van onveilige hechting vormen een risicofactor voor misdaad
  • type onveilige hechting hangt samen met soort misdaad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hechtingsverschillen tussen kindermisbruikers en een gematchte controle groep

A

Geen verschil in angstige en vermijdende hechting? → kindermisbruik
vervult mogelijk verschillende functies voor verschillende daders
- Vermijdend: seksuele gratificatie, genot van macht
- Angstig: kinderen zijn veilige optie voor intieme relaties, kunnen hen niet afwijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gedesorganiseerde hechting gevolgen

A
  • sterkste link met gewelddadige misdrijven - in de aanwezigheid van mentale ziekte. met name aanwezigheid van realiteit-vervormende symptomen (psychose -> extreem geweld tegen belangrijke anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

affect dysregulatie als mediator tussen hechting en misdaad

A
  • Soort affect dysregulatie verschilt
    met soort onveilige hechting:
  • Deactivatie of vermijding van emoties =
    vermijdende hechting
  • Overactivatie van emotionele reactie =
    angstige hechting
  • Geweld-faciliterende emoties
    (boosheid, paniek) →
    externaliserend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ontwikkelingsmodel - van kindermishandeling naar agressie

A
  • Negatieve ervaringen in de kindertijd (trauma) komen veel voor in gevangenispopulaties
  • Negatieve ervaringen in de kindertijd gelinkt aan gedesorganiseerde hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

behandeling voor daders met persoonlijkheidsstoornis

A
  • richten op mechanismes die persoonlijkheidsstoornis linken aan geweld
    bv offender personality disorder pathway (OPD) -> focus op hechting en mentaliseren voor daders en personeel
20
Q

mogelijke doelen behandeling persoonlijkheidsstoornis

A
  • meer prosociale state of mind
  • verbeteren mentaliseren
  • affect regulatie
21
Q

hechting aan forensische instituten

A
  • hechting aan veilige plaats van zorg (buitenwereld is chaotisch en onveilig)
  • vaak gebrek aan skilss om zelf veilige hechtingsrelaties op te bouwen buiten forensische setting
  • aandacht aan hechtingsrelaties van daders met plaatsen waar zij opgenomen worden
22
Q

hechtingsrelaties met personeel

A
  • hechtingsrelaties tussen gedetineerden en al het personeel dat betrokken is
  • eigenschappen ouder-kind relaties.
    1. ongelijkheden in macht, controle en autonomie
    2. therapeuten die pogingen doen tot heropvoeding
  • extra problematisch wanneer er mishandeling plaatsvindt vanuit hechtingsfiguren in de instelling -> versterkt eerdere negatieve hechtingservaringen
23
Q

hechtings-geïnformeerde beoordeling en behandeling

A
  • uitgebreide beoordeling met focus op ervaringen in vroege kindertijd
  • hechtingsperspectief kan daders helpen met de betekenis van geweld te gebruiken voor henzelf en voor het slachtoffer
  • in behandeling kan hechtingsperspectief ook inzicht geven in narratief van dader en potentiële problemen tijdens behandeling
24
Q

hechting als deel van risicobeoordeling (risicotaxatie)

A
  • hechting moet overwogen worden wanneer geweld heeft plaatsgevonden in intieme relaties
    bv HCR-20 vraagt kindermishandeling uit
25
empathie
Term wordt breed toegepast op processen waarbij een observeerder informatie gebruikt over de interne staat van een ander individu
26
verschillende perspectieven empathie
- theory of mind (perspectief-nemen; cognitief) - emotionele reactie (emotioneel)
27
onderdelen empathie
- spiegelen van iemands motorische respons/ actie - perspectief-nemen/ theory of mind - emotionele reactie op iemands' emotionele staat
28
relatie pscyhopathische trekken en empathie
- link tussen psychopathische trekken en problemen in emotionele empathie sterker voor jongens dan voor meisjes - geen sekse verschillen voor de link met cognitieve empathie
29
gender verschillen en CUtrekken en empathie
jongens - problemen in cognitieve empathie verdwenen tegen het einde van de kindertijd - problemen in emotionele empathie bleven bestaan meisjes - grotere verschillen in cognitieve empathie tussen oudere meisjes - geen consistente verschillen in emotionele empathie over leeftijden
30
3 perspectieven op neuro-cognitieve architectuur van empathie
- spiegelneuronen - spiegelneuronenanalogie - emotionele reactie
31
spiegelneuronen
Neuronen die geactiveerd worden bij het uitvoeren van een actie worden ook geactiveerd bij het observeren van die actie
32
problemen met spiegelneuronen
- De mate van de gelijkenis in het hersennetwerk is moeilijk in te schatten - Overlap als gevolg van het kijken naar gezichtsstimuli bij beide condities? - Bevinding niet gerepliceerd in een latere studie, welke geen associatie vond in neurale systemen voor passief kijken en imitatie - De meeste studies vonden neurale activiteit (ook) buiten het spiegelneuronensysteem - Probleem met de emotionele congruentiehypothese
33
emotionele congruentiehypothese
altijd in elke situatie hetzelfde voelen als de ander
34
spiegelneuronenanalogie
Vergelijkbaar: hersenregio’s i.p.v. specifieke neuronen zijn hetzelfde. I.p.v. perceptie-gebaseerd, specifiek spiegel-neuronensysteem voor emotionele expressie. specifieke gebieden in hersenen worden geactiveerd
35
problemen spiegelneuronenanalogie
- Verklaart geen empathie wanneer het doelwit niet wordt geobserveerd (bijv. verhalen vertellen) - Verklaart niet de emotionele incongruentie in het Prisoner’s Dilemma - Dus: duidelijk geen automatisch proces → rol van beoordeling (appraisal) →2 mechanismen (de Vignemont & Singer, 2006): 1. Beoordeling moduleert de automatische empathische respons 2. Beoordeling van zowel emotionele signalen als context om emotionele respons te genereren
36
emotionele respons
Empathie is gewoon een vorm van een emotionele reactie. Dezelfde mechanismen om te reageren op een bedreigende stimulus (bijv. tijger) als om te reageren op individu dat bang is bij het zien van die stimulus. Respons gemoduleerd door de causale redenering/bewuste ervaring van de toeschouwer (≠ emotionele ervaring)
37
behavioristische benadering van emoties
emoties zijn staten/toestanden uitgelokt door beloningen en straffen (event-related experiences) emotionele uitdrukkingen zijn - Versterkers/bekrachtigers die de waarschijnlijkheid van toekomstig gedrag moduleren - Angst → aversieve conditionering - Geluk → appetitieve conditionering
38
emotionele stimuli
kunnen niet sociaal zijn en sociaal, maar zijn niet automatisch. Onder invloed van top-down aandachtscontrole
39
empathie voor pijn
Onderzocht door te testen wat mensen begrijpen als ze anderen observeren die pijn ervaren en of ze die gevoelens kunnen delen en spiegelen problemen voor empathie voor pijn gevonden bij mensen met psychopathie
40
herkenning pijn in jongeren
Link herkenning van emoties op gezichten met traits callous-unemotional (gemeten met de inventory of callous-unemotional traits [ICU] en de youth psychopathic traits inventory [YPI]) - herkenning boosheid is beter in jongeren met CU trekken - herkenning pijn is slechter bij jongeren met CU trekken
41
Brislin et al. (2016) psycopathie en pijntolerantie
Pijn tolerantie hoger onder studenten met hogere score op Meanness trek van de Triarchic Psychopathy Measure - Als mensen met psychopathie minder sensitief zijn voor eigen pijn → verminderde ontwikkeling voor empathische pijn anderen - pijn tolerantie gelinkt aan psychopathie alsook antisociaal gedrag
42
modulatie van empathie
- Empathie vereist moeite en dat men daarna extra emoties moet reguleren (koste) - Empathie is meer waarschijnlijk voor bekenden dan voor onbekenden en voor mensen die men aardig vindt
43
empathische respons met psychopatische trekken
Psychopathische daders vertonen een gereduceerde spontane empathische respons wanneer ze een emotioneel impliciete handbeweging bekijken Maar: Verschillen tussen psychopathische en niet psychopathische daders sterk verminderd wanneer participanten expliciet wordt gevraagd om “mee te voelen met de acteurs in de video”
44
empathie als ontwikkelingstaak
* Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van empathie en in het leren toepassen van een empathische respons * Kinderen die aangemoedigd werden door ouders om anderen hun perspectief te nemen vertoonden vaker empathie
45
Mind-mindedness
Mind-mindedness: Mate waarin een verzorger afgestemd is op en interacteert met de behoeftes, gedachtes en gevoelens van het kind → Hypothese: Empathie-gerelateerde skills worden gefaciliteerd door mind gerelateerde opmerkingen
46
ontkoppeling van empathie als emotie regulatie strategie
- Mensen met CU trekken hebben vaak een gebrek aan adequate emotieregulatie. mogelijk gelinkt aan onveilige hechting - Ontkoppeling van empathische respons kan een emotie regulatie strategie zijn om om te gaan met emoties die men niet aankan - Problemen in emotie regulatie skills dragen mogelijk bij aan gebrek aan empathisch reageren