Hfd 3 Flashcards
(26 cards)
In het BW worden 3 soorten arbeidsverhoudingen genoemd:
De opdracht (art. 7:400 BW)
De arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW)
De aanneming van werk (art. 7:750 BW).
Volgens art. 7:610 BW moet er bij een arbeidsovereenkomst sprake zijn van:
(kenmerken)
Arbeid die gedurende een zekere tijd tegen loon in dienst van andere partij wordt verricht.
De arbeid dient persoonlijk verricht te worden.
De aanneming van werk van art. 7:750 BW verschilt wezenlijk van de arbeidsovereenkomst, hoe?
Er is geen sprake van gezagsverhouding
Aanneming van werk =
- Het constant brengen van een werk tegen een te betalen prijs in geld.
- Het werk is van stoffelijke aard
- Er is sprake van eenresultaatsverplichting.
Opdracht =
Er wordt niet op voorhand een bepaald resultaat beoogt.
Werkzaamheden die uit iets anders bestaan dan het tot stand brengen van werk van stoffelijke aard.
Er is slechts sprake van een inspanningsverplichting. (Geen gezag aanwezig)
Vb gemengde overeenkomsten
het samengaan van arbeid en wonen of van arbeid en studie.
Wanneer de arbeidsovereenkomst ook kenmerken van een ander type overeenkomst heeft,dan moeten..
de wettelijke regels van beide typen overeenkomsten worden toegepast.
Wanneer deze niet samengaan, gaan die van de arbeidsovereenkomst voor (art. 7:610 lid 2 BW).
De rechtspositie van het overheidspersoneel is geregeld in:
Ambtenarenwet art. 125
AMvB’s
Verordeningen van provincies, gemeenten, waterschappen
Voor bepaalde groepen van werknemers, gelden bijzondere wettelijke bepalingen:
Op directeuren van vennootschappen, overheidspersoneel.
Flexibele arbeidsverhoudingen:
Uitzendarbeid
thuisarbeid
deeltijdwerk van een geringe omvang
afroepwerk
arbeid vooreen bepaalde tijd.
Versterking positie flexibele arbeiders door:
art. 7:610a
Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst
speciale regeling afroepmedewerkers:
Minimum afroep
art. 7:628a
De werkgever kan een
natuurlijk persoon en een rechtspersoon zijn
Vormeisen arbeidsovereenkomst:
geen
Wel wordt er vaak voor de schriftelijke vorm gekozen, mede omdat bepaalde bedingen(zoals proeftijd) alleen geldig zijn wanneer ze schriftelijk zijn vastgesteld.
collectieve arbeidsovereenkomst is:
Een overeenkomst tussen werkgeversorganisaties en vakbonden, die voornamelijkarbeidsvoorwaarden regelt die bij overeenkomsten in acht gehouden moeten worden
(art. 1 Wet opde collectieve arbeidsovereenkomst (WCAO)).
Ondernemings-cao =
Wanneer de cao gesloten wordt door de directie van een bedrijf met de vakbonden
Bedrijfstak-cao =
Wanneer de cao gesloten is door alle werkgevers binnen een bedrijfstak met de vakbonden
CAO geldt alleen:
- werkgever is lid vd werkgeversorganisatie die de bedrijfstak-cao heeft afgesloten
- werkgever is lid van vakorganisatie die de cao heeft medeondertekend, art. 9 WCAO
Incorporatiebeding =
Wanneer de werknemer geen lid is van een vereniging, dan kan er geen sprake zijn van (zuivere) doorwerking.
Op grond van artikel 14 WCAO dient de gebonden werkgever de werknemer de cao aan te bieden.
De werknemer kan besluiten de cao niet van toepassing te willen zien op de individuele arbeidsovereenkomst. In dat geval is de werknemer niet gebonden aan de de plichten van de cao, maar hij kan er ook geen rechten aan ontlenen.
Wil men weten of een IAO aan een CAO is onderworpen, kan men het beste eerst:
nagaan of werknemer valt onder werkingssfeer van een CAO en:
is de CAO algemeen verbindend verklaard
is de onderneming niet van AVV uitgezonderd
valt claim mbt tijdsverloop binnen de periode van AVV
In de overheidssector, met name bij de ambtenaren, bestaat de cao niet. Wat wel?
collectief overleg
De semi-overheidssector werkt echter veel met cao’s.
Directierecht van de werkgever =
een zelfstandige bron van rechtsregels in het arbeidsleven en bevat voorschriften m.b.t. hetverrichten van de arbeid of heeft de strekking de goede orde in de onderneming te bevorderen (art.7:660 BW).
In arbeidsverhouding spelen 5 elementen een rol:
- Sommige internationale normen
- De Grondwet
- wet of algemene maatregelen van bestuur
- De cao en de iao
- Het gebruik.
Hiërarchie van rechtsbronnen in arbeidsverhouding:
geen duidelijke rangorde
- normen uit een lagere bron van recht boven die uit een hogere rechtsbron gaan, wanneer datgunstiger is voor de werknemer
- er bestaat de mogelijkheid een lagere rechtsbron toe testaan om in ongunstige zin af te wijken van een hogere rechtsbron