Hfdst 1, deel 2, 3/7

Question 1

Wat houdt decidualisatie in?

Answer 1

Differentiatie van endometriale bindweefselcellen tot deciduacellen, deciduacellen zetten bepaalde chemische stoffen vrij en gaan nieuwe bloedvaten aantrekken
(dit is eigenlijk een soort ontstekingsreactie)

Question 2

Waar gaat decidualisatie mee gepaard?

Answer 2

Met de vorming van nieuwe bloedvaten en instroom van immuuncellen naar uterus

Question 3

Welke vijf functies hebben deciduacellen nog meer (buiten vorming nieuwe bloedvaten)?

Answer 3

1. Controleren de invasie van trofoblastcellen
2. Spelen een rol bij bescherming tegen immuunsysteem van moeder
3. Dragen bij tot voeding van embryo
4. Produceren o.a. prolactine en prostaglandins
5. Betrokken bij embryoselectie

Question 4

Waarvoor dienen prolactine en prostaglandins?

Answer 4

Het behouden van de zwangerschap

Question 5

Op welke manier zijn deciduacellen betrokken bij embryoselectie?

Answer 5

Ze kunnen aanvoelen als de blastocyst niet klopt en het dan afstoten

Question 6

Wat is spontane decidualisatie? + hoe werkt het? + bij wie komt het voor?

Answer 6

Decidualisatie voorafgaand contact met embryo, o.i.v. hormoon progesteron (gele lichaam) en is een recent geëvolueerd verschijnsel bij hogere primaten incl de mens (+ enkele vleermuissoorten en olifantenspitsmuis)

Question 7

Wat is het gevolg van spontane decidualisatie?

Answer 7

Zorgt voor menstruatie

Question 8

Niet alle dieren hebben dezelfde soort invasieve placenta als de mens, welk andere soort placenta komt vaak voor?

Answer 8

Labyrintplacenta, met villi. Bloedvaten moederdier wel aanwezig en contact, bloed stroomt in tegengestelde richting.

Question 9

Op basis waarvan wordt de indeling van het chorio-allantoïsche placenta gemaakt?

Answer 9

Vd vorm en verspreiding van contactplaatsen van foetale membranen met endometrium (contactplaats vd chorionvlokken met moederlijk endometrium)

Question 10

Uit welke vier categorieën bestaat de oude chorion-allantoïsch placenta indeling?

Answer 10

1. Diffuus (varken, paard, walvis)
2. Cotyledonair (herkauwers)
3. Zonair (roofdieren, olifanten)
4. Discoïdaal (insecteneters, knaagdieren, primaten, mens)