hoodstuk 2 N-D D Flashcards
(52 cards)
1
Q
het centraal station
A
der hauptbahnhof
2
Q
de dienstregeling
A
der fahrplan
3
Q
de file
A
der stau(s)
4
Q
het loket
A
der schalter
5
Q
de personenauto
A
der pkw(s)
6
Q
de toeslag
A
der zuschlag
7
Q
de veiligheidsgordel
A
der gurt(e)
8
Q
het verkeer
A
der verkehr
9
Q
de zitplaats
A
der sitzplatz(e)
10
Q
de afrit
A
die ausfahrt
11
Q
de benzinepomp
A
die tankstelle(n)
12
Q
de bezienswaardigheid
A
die sehenwürdigkeit (en)
13
Q
de halte
A
die haltestelle(n)
14
Q
de kruising
A
die kreuzung(en)
15
Q
de mededeling , melding
A
die durchsage(n)
16
Q
de omgeving
A
die umgebung
17
Q
de omleiding
A
die umleitung(en)
18
Q
de reis
A
die fahrt
19
Q
de secundaire weg
A
die nebenstrasse(n)
20
Q
het ticket
A
die fahrkarte(n)
21
Q
de verbinding
A
die verbindung(en)
22
Q
de vertraging
A
die verspätung
23
Q
de bagage
A
das gespäck
24
Q
de coupe
A
das abteil
25
het kluisje
das schliessfach (er)
26
het monument
das denkmal(er)
27
het restaurant
das restaurant
28
het spoor
das gleis(e)
29
het vervoermiddel
das verkehrsmittel
30
aanmelden
sich anmelden
31
afhalen
abholen
32
bevestigen
bestätigen
33
de veiligheidsgordel omdoen
anschnallen
34
doorbrengen
verbringen- verbracht
35
haast hebben
es eilig haven
36
laten liggen
liegen lassen - gelassen
37
liggen
liegen - gelegen
38
meenemen
mitnehmen - mitgenommen
39
overstappen
umsteigen - umgestiegen
39
missen
verpassen
40
oversteken
überqueren
41
parkeren
parken
42
plannen
planen
43
remmen
bremsen
44
terugkomen
wiederkommen - wiedergekommen
45
uitstappen
aussteigen - ausgestiegen
46
vliegen
fliegen - geflogen
47
zich haasten
sich beeilen
48
afgesloten
gesperrt
49
in de buurt van
in der nähe von
50
rechtdoor
geradeaus
51
zojuist
gerade
