Hoofd 5 Flashcards

(224 cards)

1
Q

le sport

A

de sport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

la gym(nastique)

A

het turnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

le basket

A

basketbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

le foot(ball)

A

voetbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

le tennis

A

tennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

le vélo

A

het fietsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

la promenade

A

de wandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

le match

A

de match, de wedstrijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

la balle

A

de bal (klein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

le ballon

A

de bal (groot), de ballon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

le jeu

A

het spel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

faire du sport

A

een sport beoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

faire du basket

A

basketten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

jouer

A

spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

jouer à la balle

A

met de bal spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

jouer au foot

A

voetbal spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

jouer aux cartes

A

met de kaarten spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nager

A

zwemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

danser

A

dansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

se promener

A

wandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

courir

A

lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

surfer

A

surgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gagner

A

winnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

aimer

A

houden van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
s'amuser
zich amuseren
26
l'internet
het internet
27
l'e-mail
de e-mail
28
l'ordinateur
de computer
29
la télé(vision)
de TV
30
le cinéma
de cinema, de bioscoop
31
le film
de film
32
le cd
de cd
33
le dvd
de dvd
34
la radio
de radio
35
surfer sur l'internet
surfen op (het) internet
36
chatter
chatten
37
regarder
kijken
38
écouter
luisteren
39
la musique
de muziek
40
la chanson
het lied
41
le piano
de piano
42
la guitare
de gitaar
43
chanter
zingen
44
faire de la musique
muziek spelen
45
jouer de la guitare
gitaar spelen
46
jouer du piano
piano spelen
47
les vacances
de vakantie
48
le voyage
de reis
49
la valise
de valies
50
la mer
de zee
51
la photo
de foto
52
le hobby
de hobby
53
le loisir
de vrije tijd, de hobby's
54
le passe-temps
de hobby
55
le temps libre
de vrije tijd
56
l'activité
de activiteit
57
la détente
de ontspanning
58
la blague
de grap
59
préférer
verkiezen
60
se détendre
zich ontspannen
61
se relaxer
zich ontspannen
62
se reposer
uitrusten
63
s'ennuyer
zich vervelen
64
sortir (en boîte)
uitgaan (in een discotheek)
65
rendre visite à quelqu'un
iemand bezoeken
66
l'athléthisme
de atletiek
67
le jogging
het joggen
68
la danse
het dansen
69
le ballet
het ballet
70
le cyclisme
het wielrennen, fietsen
71
la natation
het zwemmen
72
le surf
het surfen
73
le badminton
de badminton
74
le volley(ball)
het volleybal
75
l'équitation
het paardrijden
76
la boxe
het boksen
77
le golf
het golfspel
78
le judo
het judo
79
le karaté
het karate
80
les sports d'hiver
de wintersport
81
le ski
het skiën
82
la pêche
het vissen
83
la pétanque
het petanquespel
84
la randonnée
de trektocht
85
le footballeur
de voetballer
86
la footballeuse
de voetbalster
87
l'athlète
de atleet
88
l'athlète
de atlete
89
le coureur
de loper, de wielrenner
90
la coureuse
de loopster, de wielrenster
91
le danseur
de danser
92
la danseuse
de danseres
93
le cycliste
de wielrenner
94
la cycliste
de wielrenster
95
le nageur
de zwemmer
96
la negeuse
de zwemster
97
le surfeur
de surfer
98
la surfeuse
de surfster
99
le skieur
de skieër
100
la skieuse
de skiester
101
l'entraîneur
de trainer
102
la coach
de trainster
103
le joueur
de speler
104
la joueuse
de speelster
105
le chamion
de winaar
106
la chamionne
de wannares
107
l'entraînement
de training
108
l'équipe
de ploeg
109
la compétition
de competitie, de wedstrijd
110
le club
de club
111
le stade
het stadion
112
la piscine
het zwembad
113
le bateau
de boot, het varen
114
le sac
de zak, de tas
115
le maillot de bain
het zwampak
116
sportif, sportive
sportief
117
s'entraîner
trainen
118
participer à
deelnemen aan
119
l'émission
de uitzending
120
le reportage
de reportage
121
le journal
de krant
122
le magazine
het tijdschrift
123
l'histoire
het verhaal
124
la bande dessinée
het stripverhaal
125
le bricolage
het knutselen, het klussen
126
les ciseaux
de schaar
127
le jeu de société
het gezelschapsspel
128
le dé
de dobbelsteen
129
les échecs
het schaken
130
le mots croisés
het kruiswoordraadsel
131
le jouet
het speelgoed
132
le jeu vidéo
he videospel
133
le GSM
de gsm
134
le texto
de sms
135
bavarder
babbelen
136
bricoler
knutselen, klussen
137
dessiner
tekenen
138
l'instrument de musique
het muziekinstrument
139
la flûte
de fluit
140
la trompette
de trompet
141
le violon
de viool
142
le guitariste
de gitarist
143
la guitariste
de gitariste
144
le pianiste
de pianist
145
la pianiste
de pianiste
146
le musicien
de muzikant
147
la musicienne
de muzikante
148
le concer
het concert
149
la musique pop
de popmuziek
150
le jazz
de jazz
151
l'opéra
de opera
152
le festival
het festival
153
l'orchestre
het orkest
154
l'artiste
de artiest
155
l'artiste
de artieste
156
le chanteur
de zanger
157
la chanteuse
de zangeres
158
l'auditeur
de luiseraar
159
l'auditrice
de luisteraar
160
le rythme
het ritme
161
le son
het geluid, de klank, de toon
162
le volume
het volume
163
classique
klassiek
164
moderne
modern
165
écouter de la musique
muziek beluisteren
166
le théâtre
het theater, het toneel
167
le dessin
de tekening
168
le dessinateur
de tekenaar
169
la dessinatrice
de tekenares
170
la peinture
het schilderen, de verf
171
le peintre
de schilder
172
la sculpture
het beeldhouwen, het beeldhouwwerk
173
le sculpteur
de beeldhouwer
174
la sculptrice
de beeldhouwster
175
peindre
schilderen
176
l'aventure
het avontuur
177
la tente
de tent
178
le camping
de camping
179
le terrain
het terrein
180
le mouvement de jeunesse
de jeugdbeweging
181
le groupe
de groep
182
le membre
het lid
183
le sac à dos
de rugzag
184
aventureux, aventureuse
avontuurlijk
185
l'agence de voyages
het reisbureau
186
l'office de tourisme
de touristische dienst
187
l'hôtel
het hotel
188
l'auberge de jeunesse
de jeugdherberg
189
la chambre d'hôtes
de gastenkamer
190
la caravane
de caravan
191
la maison de vacances
het vakantiehuis
192
la destination
de bestemming
193
la réservation
de reservatie
194
le séjour
het verblijf
195
l'arrivée
de aankomst
196
le départ
het vertrek
197
le tourisme
het toerisme
198
le touriste
de tourist
199
la touriste
de touriste
200
le tour du monde
de wereldreis
201
le budget
het budget
202
le gillet
het ticket
203
le guide
de gids
204
la guide
de gids
205
la carte postale
de postkaart
206
la côte
de kust
207
la plage
het strand
208
la serviette de bain
de badhanddoek
209
les bagages
de babage
210
les lunettes de soleil
de zonnebril
211
(à) l'étranger
in / naar het buitenland
212
pour 15 jours
voor 2 weken
213
réserver
reserveren
214
annuler
annuleren
215
organiser
organiseren
216
partir
vertrekken
217
visiter
bezoeken
218
bronzer
zonnen, bruin worden
219
se baigner
zwemmen
220
découvrir
ontdekken
221
passer
doorbrengen
222
profiter de
genieten van
223
rêver (de)
dromen van
224