Hoofdstuk 1: Temps libre. Flashcards
(65 cards)
1
Q
de vechtsport
A
l’art martial
2
Q
de blog
A
le blog
3
Q
het klussen
A
le bricolage
4
Q
de klusser, de doe-het-zelver
A
le bricoleur / la bricoleuse
5
Q
het hangslot
A
le cadenas
6
Q
de hersenbreker
A
le casse-tête
7
Q
het doel
A
la cause
8
Q
de cinema, de filmkunst, de bioscoop
A
le cinéma
9
Q
de code
A
le code
10
Q
het concert
A
le concert
11
Q
de bedenker, de maker
A
le créateur / la créatrice
12
Q
de creatie
A
la création
13
Q
de voordracht
A
la déclamation
14
Q
de waarzegger
A
le devin
15
Q
het raadseltje
A
la devinette
16
Q
het raadsel, het mysterie
A
l’énigme
17
Q
het engagement
A
l’engagement
18
Q
de ontsnapping, de ontvluchting
A
l’évasion
19
Q
de exposant, de tentoonsteller
A
l’exposant / l’exposante
20
Q
de tentoonstelling
A
l’exposition
21
Q
het spel
A
le jeu
22
Q
de speler / de speelster
A
le joueur / la joueuse
23
Q
het labyrint
A
le labyrinthe
24
Q
de missie
A
la mission
25
het museum
le musée
26
origami
l'origami
27
de schaats
le patin
28
de rolschaats
le patin à roulettes
29
het schaatsen
le patinage
30
de schaatser / de schaatsster
le patineur / la patineuse
31
de ijsbaan, de schaatsbaan
la patinoire
32
de maat, de makker
le pote, la pote
33
de pottenbakkerskunst
la poterie
34
de trektoch
la randonnée
35
de trekker / de trekster
le rendonneur / la rendonneuse
36
de bijeenkomst, de samenkomst
la réunion
37
de serie
la série
38
de verrasing
la surprise
39
tafeltennis
le tennis de table
40
de tekst
le texte
41
het theater
le théâtre
42
leven brengen in, opvrolijken
animer
43
klussen
bricoler
44
bedenken, creëren, maken
créer
45
voordragen
déclamer
46
raden
deviner
47
ruzie maken
se disputer
48
zich opwinden
s'énerver
49
zich engageren
s'engager
50
tentoonstellen
exposer
51
spelen
jouer
52
schaatsen
patiner
53
posten
poster
54
bedanken
remercier
55
lachen
rigoler
56
sms'en
textoter
57
bijeenkomen, samenkomen, zich verenigen
se réunir
58
het met elkaar eens zijn
s'entendre
59
oplossen, een oplossing vinden
résoudre
60
creatief
créatif / creative
61
geëngageerd
engagé / engagée
62
tekstueel
textuel / textuelle
63
theatraal
théâtral / théâtrale
64
iemand aan het lachen maken
faire rire quelqu'un
65
iemand verassen
faire une surprise à quelqu'un
