Woordenschat toets: Hoofdstuk 5: Trimester 2. Flashcards
(296 cards)
1
Q
de houding
A
l’attitude
2
Q
het gezag
A
l’autorité
3
Q
de rust
A
le calme
4
Q
het karakter
A
le caractère
5
Q
de moed
A
le courage
6
Q
de woede
A
la colère
7
Q
de beschrijving
A
la description
8
Q
de vriendelijkheid
A
la gentillesse
9
Q
de gewoonte
A
l’habitude
10
Q
het geduld
A
la patience
11
Q
de persoonlijkheid
A
la personnalité
12
Q
de beleefdheid
A
la politesse
13
Q
de voorzichtigheid
A
la prudence
14
Q
actief
A
actif
15
Q
handig
A
adroit
16
Q
aangenaam
A
agréable
17
Q
agressief
A
agressif
18
Q
leuk, grappig
A
amusant
19
Q
streng
A
autoritaire
20
Q
avontuurlijk
A
aventureux
21
Q
dom
A
bête
22
Q
rustig
A
calme / tranquille
23
Q
grappig
A
comique / drôle / marrant
24
Q
moedig
A
courageux
25
creatief
créatif
26
nieuwsgierig
curieux
27
onaangenaam
désagréable
28
verstrooid
distrait
29
zacht
doux
30
hard
dur
31
energiek
dynamique
32
boos
fâché
33
moe
fatigué
34
vrolijk
gai / joyeux
35
verwend
gâté
36
eerlijk
honnête
37
onbeleefd
impoli
38
verstandig
intelligent
39
interessant
intéressant
40
irritant
irritant
41
jaloers
jaloux
42
vrij
libre
43
macho
macho
44
onhandig
maladroit
45
oneerlijk
malhonnête
46
stout
méchant
47
slecht
mauvais
48
zenuwachtig
nerveux
49
stom
nul
50
optimistisch
optimiste
51
lui
paresseux
52
perfect
parfait
53
geduldig
patient
54
arm
pauvre
55
perfectionistisch
perfectioniste
56
pessimistisch
pessimiste
57
beleefd
poli
58
gehaast
pressé
59
voorzichtig
prudent
60
gesloten
renfermé
61
rijk
riche
62
belachelijk
ridicule
63
braaf / wijs
sage
64
ernstig
sérieux
65
streng
sévère
66
oprecht
sincère
67
sociaal
sociable
68
opgewekt
souriant
69
sportief
sportif
70
gestrest
stressé
71
ijverig / vlijtig
studieux
72
zelfzeker
sûr de soi
73
koppig
têtu
74
verlegen
timide
75
rustig
tranquille
76
hardwerkend
travailleur
77
droevig
triste
78
de leeftijd
l'âge
79
de baby
le bébe
80
de mond
la bouche
81
de arm
le bras
82
de haren
les cheveux
83
de tand
la dent
84
de vinger
le doigt
85
de rug
le dos
86
het kind
l'enfant
87
het meisje
la fille
88
de jongen
le garçon
89
het been
la jambe
90
de neus
le nez
91
de hand
la main
92
het oog
l'oeil
93
het oor
l'oreille
94
de voet
le pied
95
het hoofd
la tête
96
de buik
le ventre
97
de ogen
les yeux
98
verliefd
amoureux
99
mooi
beau
100
blond
blond
101
goed
bon
102
sterk
fort
103
aardig / lief
gentil
104
groot
grand
105
jong
jeune
106
mooi
joli
107
klein
petit
108
sympathiek
sympa
109
oud
vieux
110
de baard
la barbe
111
de schoonheid
la beauté
112
de krul
la boucle
113
de oorbel
la boucle d'oreille
114
het puistje
le bouton
115
de enkel
la cheville
116
het litteken
la cicatrice
117
de wimper
le cil
118
het kapsel
la coiffure
119
het lichaam
le corps
120
de hals
le cou
121
de elleboog
le coude
122
de dij
la cuisse
123
de schouder
l'épaule
124
de bil
la fesse
125
het voorhoofd
le front
126
de knie
le genou
127
het schoonheidsvlekje
le grain de beauté
128
de heup
la hanche
129
de wang
la joue
130
de tong, de taal
la langue
131
de traan
la larme
132
de lens
la lentille
133
de lip
la lèvre
134
de bril
les lunettes
135
de make-up
le maquillage
136
de kin
le menton
137
de snor
la moustache
138
de nagel
l'ongle
139
het flapoor
l'oreille décollée
140
de teen
l'orteil
141
het ooglid
la paupière
142
de huid
la peau
143
het uiterlijk
le physique
144
de pols
le poignet
145
de borstkas
la poitrine
146
de lippenstift
le rouge à lèvres
147
de wenkbrouw
le sourcil
148
het sproetje
la tache de rousseur
149
de maat / de taille
la taille
150
het gelaat
le visage
151
bejaard
âgé
152
raar
bizarre
153
gekruld
bouclé
154
gebruind
bronzé
155
kaal
chauve
156
kort
court
157
rechter
droit
158
elegant
élégant
159
zwanger
enceinte
160
zwak
faible
161
gekruld
frisé
162
linker
gauche
163
dik
gros
164
lelijk
laid / moche
165
lang
long
166
mager
maigre
167
schattig
mignon
168
halflang
mi-long
169
slank
mince
170
gespierd
musclé
171
naakt
nu
172
ovaal
ovale
173
puntig
pointu
174
steil
raide
175
mollig
rond
176
lenig
souple
177
de kleur
la couleur
178
beige
beige
179
wit
blanc
180
blauw
bleu
181
bruin
brun
182
kastanjebruin
châtain / marron
183
licht
clair
184
donker
foncé
185
grijs
gris
186
geel
jaune
187
kaki
kaki
188
zwart
noir
189
oranje
orange
190
roze
rose
191
rood
rouge
192
effen
uni
193
groen
vert
194
het bos
le bois
195
de centimeter
le centimètre
196
de cirkel
le cercle
197
de afmeting
la dimension
198
de toestand, de staat
l'état
199
de stof
l'étoffe / le tissu
200
de vorm
la forme
201
de hoogte
la hauteur
202
de kilo
le kilo
203
de breedte
la largeur
204
de liter
le litre
205
de lengte
la longueur
206
de stof / materie
la matière
207
het synthetisch materiaal
la matière synthétique
208
het metaal
le métal
209
de meter
le mètre
210
de wijze
le mode
211
de gebruikersaanwijzing
le mode d'emploi
212
het model
le modèle
213
het stuk
le morceau
214
het voorwerp
l'objet
215
het deel
la partie
216
het plastic
le plastique
217
het gewicht
le poids
218
de herstelling
la réparation
219
het glas
le verre
220
scherp
aigu
221
vierkant
carré
222
gebroken
cassé
223
recht
droit
224
dik
épais
225
dun
fin
226
breekbaar
fragile
227
fris
frais
228
breed
large
229
licht
léger
230
zwaar
lourd
231
plat
plat
232
diep
profond
233
oplaadbaar
rechargeable
234
rechthoekig
rectangulaire
235
reflecteren / weerspiegelend
réfléchissant
236
rond
rond
237
geheim
secret
238
eenvoudig
simple
239
stevig
solide
240
leeg
vide
241
de tiener
l'ado(lescent)
242
de volwassene
l'adulte
243
de vrouw
la femme
244
de mensen
les gens
245
de man
l'homme
246
de jongere
le jeune
247
de bejaarde
la personne âgée
248
de gepensioneerde
le retraité
249
vastmaken
attacher
250
veranderen
changer
251
bevatten
contenir
252
(be)dekken
couvrir
253
beschrijven
décrire
254
gebruiken
employer
255
ontladen zijn
être à plat
256
in de mode zijn
être branché
257
geweldig zijn
être canon
258
in (top) vorm zijn
être en (pleine) forme
259
dolgelukkig zijn
être fou de joie
260
geboeid zijn door
être passionné de
261
groeien
grandir
262
dikker worden
grossir
263
op de zenuwen werken
irriter
264
vermageren
maigrir
265
ontbreken
manquer
266
meten
mesurer
267
luid / stil praten
parler heut / bas
268
schilderen
peindre
269
zwaar wegen
peser lourd
270
plooien
plier
271
opladen
recharger
272
herkennen
reconnaître
273
herstellen
réparer
274
herschilderen
repeindre
275
lijken op
ressembler à
276
rood worden
rougir
277
verleiden
sédcuire
278
ruzie maken
se disputer
279
lijken
sembler
280
zich opdringen
se mettre en avant
281
overeenkomen met
s'entendre avec
282
dienen (voor)
servir (à)
283
zich op zijn gemak voelen
se sentir à l'aise
284
zich veilig voelen
se sentir en sécurité
285
gebruiken
se servir de
286
glimlachen
sourire
287
verliefd worden (op)
tomber amoureux (de)
288
verouderen
vieillir
289
leven / wonen
vivre
290
de borst
le sein
291
ros
roux
292
paars
mauve
293
de stof
le tissu
294
hard
dur
295
puntig, spits
pointu
296
verliefd zijn op
être amoureux de
