Hoofdstuk 1 - Wat is psychologie? - Les 2 Flashcards

(40 cards)

1
Q

Waaruit ontstaan onderzoeksvragen?

A
  1. Een invalling (toeval)

2. Een theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een voorspelling?

A

Een hypothetische verklaring voor een onderzoeksvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt operationalisering in?

A

Hoe pakken we het onderzoek aan?

- kiezen van variabelen, procedure, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk kenmerk moet de proefgroep bezitten?

A

Deze moet generaliseerbaar zijn. Belangrijk voor de repliceerbaarheid!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 onderzoekstechnieken kunnen we onderscheiden?

A
  1. Beschrijvend onderzoek
  2. Correlatie onderzoek
  3. Experimenteel onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt beschrijvend onderzoek in?

A

We trachten ecologisch valide, betrouwbare, correcte informatie te verzamelen en in verband te brengen met het onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is naturalistisch onderzoek?

A

Systematische observatie van het gedrag in een natuurlijke context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe worden de resultaten van beschrijvend onderzoek omschreven?

A

In percenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de voordelen van beschrijvend onderzoek?

A
  1. context wordt bekeken

2. startpunt voor meer gericht onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de nadelen van beschrijvend onderzoek?

A
  1. moeilijke keuze van de scoringscriteria
  2. complexiteit data
  3. reactieve gedragingen mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke middelen zijn er voor beschrijvend onderzoek? (6)

A
  1. vragenlijsten
  2. interviews
  3. opiniepeilingen
  4. psychologische tests
  5. archiefdata
  6. gevalsstudies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn vragenlijsten?

A

Een reeks van vragen die de deelnemers in hun eigen tempo kunnen invullen, vaak onder toezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de nadelen van vragenlijsten?

A
  1. subjectiviteit

2. sociale wenselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn interviews?

A

Een mondelinge methode waarbij de onderzoeker een reeks vragen stelt, door de bevindingen te registreren kunnen we verder gaan onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de voordelen van interviews?

A

Mogelijkheid om door te vragen

Identificatie van de variabele bij nieuwe onderwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de nadelen van interviews

A
  1. generaliseerbaarheid
  2. perceptie is niet realiteit
  3. sociale wenselijkheid
  4. geen anonimiteit
  5. vergelijkbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn opiniepeilingen

A

Een korte en snelle inventaris van opinies over een onderwerp bij een grote en representatieve steekproef, op basis van de resultaten maakt men een conclusie voor de populatie

18
Q

Wat zijn de nadelen van opiniepeiling

A
  1. sociale wenselijkheid
  2. nonrespons bias
  3. representativiteit
19
Q

Wat zijn psychologische tests?

A

Deze tests zijn ontworpen om de menselijke eigenschappen en vaardigheden om te kunnen zetten in cijfers. Een aantal belangrijkevoorbeelden hiervan zijn de IQ tests

20
Q

Bespreek: archiefdata

A

onderzoeker zal reeds bestaande datasets analyseren

21
Q

Wat zijn de nadelen van case studies?

A

generaliseerbaarheid

22
Q

Wat is het bystander effect?

A

Het uitblijven van het bieden van hulp door omstanders bijeen noodsituatie of misdrijf.

23
Q

Wat is correlationeel onderzoek?

A

Dit soort onderzoek zal ons de mogelijkheid bieden om verbanden tussen variabelen te leggen, dit is nodig om het fenomeen echt te begrijpen

24
Q

Wat is een case study?

A

een intensief en gedetailleerd onderzoek met betrekking tot één persoon/gebeurtenis met het doel om een algemeen geldend principe te bepalen

25
Wat is een variabele
Elk kenmerk dat veranderd en gemeten wordt
26
Welke soorten correlatiecoëfficiënten zijn er?
positief ]0 ; 1] negatief [-1;0[ nulcorrelatie 0
27
Wat zijn effectgroottes?
Een statistische maat voor hoe sterk het effect van een handeling is op een populatie
28
Welke belangrijke opmerking valt er te maken bij een correlatieonderzoek? (belangrijk!)
correlatie betekent niet dat er causaliteit is! | Soms is het zo dat er een verband optreedt tussen 2 variabelen maar dat dit veroorzaakt wordt door een 3de variabele!
29
Wat zijn confounds? (!)
Zaken die constant gehouden worden in het onderzoek bv. aantrekkelijkheid
30
Welke 5 fasen kent het experimenteel onderzoek?
1. Voor het experiment 2. Hypotheseformulering 3. In het experiment gieten (bepalen van de variabelen) 4. Data verzamelen en analyseren 5. Evalueren van de hypothese + terugkoppelen naar theorie
31
Wat zijn de voordelen van experimenteel onderzoek
Causaliteit + controle | Repliceerbaarheid + betrouwbaarheid
32
Wat zijn de nadelen van experimenteel onderzoek
Soms geen manipulatie mogelijk | Invloed van andere variabelen statistisch schatten
33
Wat is een onafhankelijke variabele
variabele die tijdens het onderzoek wordt gemanipuleerd
34
Wat is een afhankelijke variabele?
de variabele die gemeten wordt tijdens het onderzoek
35
Wat is een controlevariabele?
De aspecten van een experiment die een onderzoeker wil constant houden
36
Wat is interne validiteit?
De getrokken conclusies zijn gerechtvaardigd
37
Wat is externe validiteit?
De generaliseerbaarheid
38
Hoe kan de externe validiteit gemeten worden?
Via een veldexperiment (controle brengen in een natuurlijke situatie en daarna proberen ze factoren te variëren om te kijken hoe deze het gedrag beïnvloeden)
39
Wat zeggen de ethische commissies voor mensen?
- Geen lichamelijke/psychische schade - Informed consent - Recht op stoppen (zonder nadeel) - Anonimiteit - Debriefing - Toezicht ethische commissie
40
Wat zeggen de ethische commissies voor dieren
- Geen onnodige pijn - Schone omgeving - In verhouding met kennis