Hoofdstuk 10 - Paragraaf 10.1 - 10.7 Flashcards

Blz. 375 t/m 402

1
Q

Wat is een emotie?

A

Een onmiddellijke, specifieke, negatieve of positieve reactie op de omgeving of interne gedachten. Ze ontstaan vaak door een trigger die de huidige taak onderbreekt, en zet aan tot verandering van gedachten en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een ander woord voor emotie is…

A

Affect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een affect heeft 3 componenten, namelijk…

A

Fysiologisch (kloppend hart, zweten) - gedragsmatig (wijd opengaan van mond en ogen) - cognitieve inschatting/interpretatie van de lichamelijke toestand (‘ik zweet, dus ik ben bang’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een gevoel?

A

Een subjectieve ervaring van de emotie (je bang voelen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een stemming/mood?

A

Een diffuse, langdurige emotionele toestand die niet voortkomt uit een identificeerbare trigger, gedrag- of fysiologische reactie. Ze veranderen niet wat er gebeurt, maar kleuren de gedachten en het gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn primaire emoties?

A

Aangeboren, evolutionair adaptieve en universele emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 7 primaire emoties.

A
  1. Woede
  2. Walging
  3. Verdriet
  4. Verbazing
  5. Minachting
  6. Angst
  7. Geluk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een secundaire emotie?

A

Een mengsels van primaire emoties, gevoelens over emotie en waarden of concepten binnen je cultuur. Bijv: schuldgevoel, schaamte, trots, liefde etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het circumplex-model?

A

Een model waarbij emoties worden uitgezet langs twee continuüms: valentie en arousal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoeld met valentie in het circumplex-model?

A

Hoe negatief of positief de emoties zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt bedoeld met arousal in het circumplex-model?

A

Hoe activerend in energie de emoties zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt bedoeld met de term ‘arousal’ in het algemeen?

A

Een fysiologische activering (verhoogde hersenactiviteit) of verhoogde autonome reacties (snelle hartslag, toegenome spierspanning, zweten etc.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geen enkel hersengebied kan op unieke wijze valentie of arousal coderen. Hoe worden deze wel gegenereerd?

A

Via dimensies door de hele hersenen. Zowel de corticale als subcorticale gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is het limbisch systeem voornamelijk verantwoordelijk voor?

A

Emotie, motivatie en genot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk hersengebied is verantwoordelijk voor het geheugen?

A

De hippocampus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk hersengebied is verantwoordelijk voor motivatie?

A

De hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk(e) gedeelte(s) uit het limbisch systeem zorgt voor voornamelijk het begrijpen van emotie?

A

De insula en amygdala.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke regio’s zijn belangrijk voor het opwekken van emoties?

A

De prefrontale cortex.

19
Q

Wat is de taak van de insula?

A

Het ontvangen en integreren van somatosensorische (pijn, tast, temperatuur etc.) signalen uit het hele lichaam. De insula is ook betrokken bij het subjectieve bewustzijn van lichamelijke toestanden (hongergevoel, moeten plassen etc.), en het ervaren van walging.

20
Q

Wat is de taak van de amygdala?

A
  • Het verwerken en genereren van emotionele betekenissen van stimuli.
  • Het aanleren leren van emotie (beschermt tegen gevaar).
  • Het inschatten van sociale stimuli (waarschuwt voor mogelijke gevaren als onbetrouwbaarheid of angstige situaties).
21
Q

Via welke 2 wegen kan informatie de amygdala bereiken?

A
  1. Het snelle pad, waarbij sensorische informatie (behalve geur) snel door de thalamus, rechtstreeks naar de amygdala reist. Hier vind dan prioritaire verwerking plaats.
  2. Het bewustere pad, waarbij sensorische informatie (behalve geur), bewuster en grondiger geëvalueerd kunnen worden. De informatie reist dan via de thalamus naar de visuele cortex of de auditieve cortex, waar de informatie dieper wordt onderzocht voordat deze wordt doorgegeven aan de amygdala.
22
Q

Hoe kan het dat emotionele situaties een grotere kans hebben om lange termijn herinneringen te worden?

A

Emotionele situaties zorgen voor een verhoging in activatie in de amygdala. De amygdala verandert de manier waarop de hippocampus het geheugen samenvoegt, voornamelijk het gedeelte voor beangstigende gebeurtenissen.
Dit zorgt ervoor dat we schadelijke situaties herinneren en mogelijk vermijden.

23
Q

Wat doet een ‘polygraph’?

A

Dit is een leugendetector die verschillende aspecten van arousel registreert (bijv. Ademhaling of de snelheid van het hart).
Het doel is om het emotionele niveau van een persoon te bepalen bij confrontatie van bepaalde informatie.

24
Q

Waar gaat de ‘James-Lange Theory’ van uit?

A

Dat de interpretatie van fysiologische veranderingen (zweten, hartkloppingen etc.), leiden naar het voelen van een emotie.

Stimulus -> Arousal/fysiologische veranderingen -> emotie

25
Q

Wat wordt bedoeld met ‘facial feedback hypothesis’?

A

Het idee dat je een emotie kan activeren door je gezicht de emotie na te laten spelen - Silvan Tomkins.

26
Q

Waar gaat de ‘Cannon-Bard Theory’ van uit?

A

Dat informatie over een emotionele stimuli apart naar je brein en lichaam worden verstuurd. Ze worden apart, maar op hetzelfde moment ervaren.

                                                                                                   -> Arousal/fysiologische veranderingen Emotieproducerende stimulus -> subcorticale stucturen
                                                                                                   -> Emotie
27
Q

Waar gaat de ‘Schachter-singer Two-Factory Theory’ van uit?

A

Hetgeen dat de persoon denkt dat de emotie veroorzaakt (de stimulus), bepaalt hoe de persoon de emotie bestempelt.

Stimulus -> arousal/fysiologische veranderingen -> attribution (die beer is eng, ik ben bang) -> emotion label.

28
Q

Wat betekent ‘undifferentiated physiological arousal’?

A

Dat de fysiologische reactie op alle emotionele stimuli hetzelfde is.

29
Q

Wat betekent ‘misattribution of arousal’?

A

Wanneer mensen de bron van de arousal verkeerd identificeren.

30
Q

Wat betekent ‘arousal’?

A

Een fysiologische reactie op en stimulus (bijv. Hartkloppingen, zweten, wegrennen etc.).

31
Q

Op welke 2 manieren kun je beter NIET omgaan met je emoties?

A
  1. Supression: een poging om niet op een emotionele stimulus te reageren en deze te onderdrukken.
  2. Rumination: het herkauwen, het uitwerken en het vast zitten in een cyclus van ongewenste gedachten of gevoelens.
32
Q

Wat wordt er bedoelt met het ‘rebound effect’?

A

Wanneer mensen MEER aan iets denken omdat ze het proberen te onderdrukken.

33
Q

Welke 5 manieren zijn er om je emoties WEL onder controle te houden?

A
  1. Betekenis veranderen: de gebeurtenis in neutrale termen herwaarderen.
  2. Mentale afstand creëeren: een ander perspectief nemen/zelfdistanciëren, tegen jezelf in tweede persoon praten
  3. Humor gebruiken: lachen zorgt voor ontspanning en plezier. Het stimuleert de afgifte van de hormonen dopamine, serotonine en endorfine.
  4. Aandacht verzetten: aandacht richten op een minder emotioneel deel van de stimulus.
  5. Afleiding: iets anders doen of denken dan de stimulus.
34
Q

Waarom zijn emoties van belang?

A
  1. Ze geven informatie over het belang van de stimuli voor persoonlijke doelen.
  2. Ze bereiden ons voor op actie, om de doelen te halen.
  3. Ze leren ons sociale regels, noodzakelijk om in groepen te leven.
35
Q

Waarom zijn gezichtsuitdrukkingen van belang?

A

Om andermans gedrag in te schatten.

36
Q

Welke twee onderdelen in het gezicht zijn cruciaal voor het communiceren van emotie?

A

Ogen en mond.

37
Q

Zijn gezichtsuitdrukkingen universeel? Of worden deze door cultuur bepaald?

A

Sommige basisaspecten van gezichtsuitdrukkingen worden in verschillende culturen gedeeld. Het grootste gedeelte is cultureel bepaald.

38
Q

Zijn basisemoties universeel? Of worden deze door cultuur bepaald?

A

Deze worden universeel herkent, al worden in sommige culturen bepaalde basis emoties onderdrukt.

39
Q

Wat zijn ‘display rules’?

A

Regels die door socialisatie worden geleerd, en die bepalen welke emoties geschikt zijn in bepaalde situaties

40
Q

Wat betekent ‘ideal affect’?

A

Emotionele en affectieve toestanden die mensen willen voelen of die culturen bijzonder waarderen.

41
Q

Waarom zijn sociale emoties belangrijk?

A

Om sociale banden en status binnen een groep te behouden.

Evolutionair gezien werd de overlevingskans vergroot voor degene die in een groep leefden. Degene die werden verdreven hadden zo minder kans om hun genen door te geven.

42
Q

Waar zijn schuldgevoelens nuttig voor?

A

Om interpersoonlijke relaties te beschermen en versterken. Dit gaat via 3 manieren:

  1. Het voorkomt mensen dat mensen dingen doen die een relatie kunnen schaden (vreemdgaan), en moedigen gedrag aan om relaties te versterken (ouders opbellen).
  2. Het toont schuldgevoel, waardoor sociale banden worden bevestigd.
  3. Voor het manipuleren van anderen. Vooral tegen mensen die macht hebben over anderen.

Het is de enige negatieve emotie die wordt beïnvloed door sociale omgeving. De rest via genetica.

43
Q

Waarom is schuldgevoel effectief voor kinderen?

A

Ze ontwikkelen vermogen tot empathie, en ervaren schuldgevoel bij overtredingen.

44
Q

Waar is blozen nuttig voor?

A
  1. Het communiceert het besef van interpersoonlijke fouten.
  2. Het herstelt en onderhoudt sociale banden door deze non-verbale erkenning.
  3. Het toont respect voor de verbondenheid van een sociale groep.