Hoofdstuk 11 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Belangrijkste onderdelen motorische systeem

A

Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grote hersenen

A

Initiëren van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hersenstam

A

Soort-specifieke bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ruggenmerg

A

Uitvoeren van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belangrijkste motor-ondersteunende gebieden

A

Basale ganglia en cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Basale ganglia

A

Reguleren kracht van beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerebellum

A

Reguleren de timing en accuratesse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 stadia in het uitvoeren van bewegingen

A
  1. Planning in de prefrontale cortex
  2. organisatie in de premotorische cortex
  3. uitvoering in de primaire motorische cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prefrontale cortex

A

Het specificeren van doel en beslissen om beweging uit te gaan voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Premotorische cortex

A

Specificeren en organiseren van complementaire bewegingen (motor sequenties) die nodig zijn om het plan uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primaire motorische cortex

A

M1, vertalen van de motorsequenties in motor opdrachten die verschillende bewegingen produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Motor sequenties

A

Reeks voorgeprogrammeerde bewegingen die uitgevoerd worden als 1 set

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Simpele beweging

A

M1, S1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reeks van bewegingen

A

M1, S1, dorsale premotorische cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Complexe bewegingen

A

M1, S1, dorsale premotorische cortex, prefrontale cortex, temporaal en pariëtaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hiërarchie corticale controle over beweging

A

Prefrontale cortex > premotor cortex > primaire motor cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Parallele corticale controle

A

Plannen en uitvoeren van meerdere onafhankelijke bewegingen tegelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Motorische cortex - organisatie

A

Spatieel gecodeerd, somatotopische organisatie, disproportioneel, discontinu, bevat geen specifieke spierbewegingen maar een repertoire van fundamentele beweginscategorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Motorische cortex - neurale plasticiteit

A

Somatotopische organisatie is flexibel, hierdoor wordt motorisch leren en herstel na schade gefaciliteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Constraint-induced therapy

A

Intensief gebruik van aangedane ledemaat om neurale plasticiteit te stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van motorische cortex naar ruggenmerg (Tractus corticospinalis)

A

Is efferent want gaat om output
Motorische cortex laag V, eindigt in de anterieure hoorn van ruggenmerg. (piramidebaan)
Axonen kruisen gedeeltelijk in de medulla

22
Q

Tractus corticospinalis lateralis

A

Kruist in de medulla, hersenstam. Kruist naar contralaterale zijde, eindigt in laterale zijde van contralaterale anterieure hoorns
Distale musculatuur (ledematen, vingers)

23
Q

Tractus corticospinalis ventralis

A

Kruist niet, blijft aan de ipsilaterale kant
Eindigt in mediale zijde van de ipsilaterale anterieure hoorn.
Proximale musculatuur (romp)

24
Q

Ruggenmerg, vlindervormige structuur

A

Neuronen vormen een vlindervormige structuur van grijze stof in het ruggenmerg

25
Midden ruggenmerg
Kanaal met cerebrospinale vloeistof
26
Anterieure hoorn
Tractus corticospinalis met interneuronen Interneuronen met motorneuronen Motorneuronen met spiervezels
27
Spierbeweging
Spieren zijn georganiseerd in opponente paren (extensor en flexor)
28
Neurotransmitter beweging
Acetylcholine
29
Neuromusculaire synaps of junctie
De efferente verbinding tussen motorneuronen vanuit het ruggenmerg en de spiervezels
30
Basale ganglia
Nucleus caudatus Putamen Globus pallidus Nucleus accumbens Subthalamatische nucleus Substantia nigra
31
Functie basale ganglia
Is als een volumeknop, kracht van de bewegingen wordt hiermee geregeld. Voornamelijk dopamine speelt hier een rol
32
Hypokinesie
Te weinig kracht, gebrek aan beweging, parkinson(substantia nigra)
33
Hyperkinesie
Teveel kracht, excessief bewegen Huntington (nucleus caudatus en putamen)
34
Cerebellum
Timing en accuratesse van bewegingen. Kritisch voor aanleren en uitvoeren motor skills. Somatotopische organisatie. Mediaal -> gezicht en romp Lateraal -> ledematen, handen, voeten en vingers Basis > oogbewegingen en balans
35
Intentie, actie, feedback model
Cerebellum vergelijkt beoogde actie met daadwerkelijk uitgevoerde actie, berekend eventuele discrepantie en informeert de M1 hoe de beweging gecorrigeerd moet worden
36
Het vestibulaire systeem
Nabij de cochlea, lichaamsbalans hanteren, oriëntatie van het hoofd, detecteren vsn veranderingen in hoofdbeweging, omdat endolymphe in beweging wordt gezet door beweging waardoor trilhaartjes gaan buigen en actiepotentialen zullen induceren
37
Otolieten
Detecteren van veranderingen in richting en lineaire versnelling in relatie tot zwaartekracht
38
Somatosensorische systeem
Uniek sensorisch systeem dat door het hele lichaam gedistribueerd is en niet gelokaliseerd is in het hoofd. Onbehaarde en behaarde huid.
39
3 somatosensorische systemen
Nociceptie Hapsis Proprioceptie
40
Nociceptie
Pijn, temperatuur en jeuk
41
Hapsis
Aanraking en tastzin
42
Proprioceptie
Perceptie van lichaamslocatie en beweging
43
Snel adapterende receptoren
Activeren neuronen wanneer stimulatie begint en eindigt
44
Langzaam adapterende receptoren
Activeren neuronen zolang de stimulatie aanwezig is
45
Input somatosensorische systeem
Somatosensorische neuronen gaan van de huis naar de posterieure hoorn van het ruggenmerg
46
Tractus spinothalamicus dorsalis
Hapsis en proprioceptie, van ruggenmerg naar hersenstam via dorsale kolom kruist naar contralaterale zijde in hersenstam via mediale lemniscus naar ventrolaterale thalamus naar S1.
47
Tractus spinothalamicus ventralis
Nociceptie eerst naar anterieure zijde van ruggenmerg kruist vervolgens naar contralaterale anterieure ruggenmerg via mediale lemniscus naar ventrolaterale thalamus naar S1
48
Monosynaptische reflex
Beweging zonder de cortex, projecteert rechtstreeks naar motor neuron in ruggenmerg. Automatische reflec
49
Pain gating theory
Acute pijn kan worden verminderd door de pijnsensatie te overstemmen, stimulatie van peraqueductale grijze massa in het tegmentum kan pijnperceptie onderdrukken.
50
Unilaterale laesies hersenstam, thalamus en cortex
Globale somatosensorische uitvalsverschijnselen aan de contralaterale zijde
51
Unilaterale laesies in de dorsale spinale ganglia
globale somatosensorische uitvalsverschijnselen in een specifiek deel van het lichaam aan ipsilaterale zijde